LANDBOUWSCHAP K. N. L. C. Rijksgroepsregeling zelfstandigen VAN HET Belangstelling voor bestuursvergaderingen Ophokken van postduiven in Noord-Brabant 16 BIJ de landbouw leeft reeds lang de wens om via een provinciale verordening tot een werkelijke ophok plicht te komen. De boot is door de provincie tot nog toe steeds afgehouden. Een regeling per gemeente achtte men wenselijker, omdat dan tot een genuanceerder belan genafweging kon worden gekomen dan met een verorde UELE land- en tuinbouwers hebben aanzienlijke schade geleden tijdens de zeer zware storm die kort geleden boven ons land heeft gewoed. Met name in het westen van 't land, waar deze storm orkaan- kracht bereikte, en vooral in de glastuinbouw is de schade aan opstand en gewas zeer groot. Wel zijn de meeste bedrijven tegen glasschade verzekerd, maar dat kan t.a.v. de gewassen niet worden gezegd. En bij onvoldoende verzekering zal menigeen zich afvragen: wat nu? Indien de daartoe geëigende bank instellingen en Borgstellingsfondsen in deze situatie onvoldoende hulp kunnen bieden, dan valt in een aantal gevallen wellicht te denken aan steun van de Rijksgroep Zelfstandigen. Het lijkt in dit verband nuttig eens weer te geven wat in het algemeen de mo gelijkheden zijn die de Rijksgroepsregeling Zelfstan: digen kan bieden. Zonder dat dit verhaal zich daarbij toespitst op de situatie in de glastuinbouw. Wel kan worden opgemerkt dat in overleg met het ministerie van C.R.M. zal worden nagegaan in hoeverre de af wikkeling van eventuele aanvragen kan worden be spoedigd door het treffen van passende maatregelen. WIE KAN HULP KRIJGEN? AP de Rijksgroepsregeling Zelfstandigen kan een y beroep worden gedaan door iedere zelfstandige die in zodanige omstandigheden verkeert of dreigt te geraken dat hij niet over de middelen beschikt om in de noodzakelijke kosten van levensonderhoud te voorzien. Het is in het algemeen erg moeilijk om pre cies aan te geven wanneer die dreigende omstandig heden gaan ontstaan. Je zou kunnen zeggen dat de ondernemer toch minstens de kosten van het bestaan moet kunnen verdienen. En dat is ongeveer gelijk te stellen aan het minimumloon. Aangezien een zelfstan dige daarbij nog een aantal premies zelf moet beta len, die in het geval van een werknemer voor reke ning komen van de werkgever, zal men dit wettelijk minimumloon nog met ongeveer 25 moeten ver hogen. Ook kan de situatie zich voordoen dat de onder nemer kapitaal nodig heeft om er noodzakelijke in vesteringen mee te doen wil hij zijn bedrijf met de vereiste on wikkelingen mee kunnen laten groeien! Zijn de omstandigheden nu zo dat de ondernemer niet in aanmerking komt voor een normale financiering of garatiekrediet van de bank, omdat b.v. het eigen vermogen te gering is of omdat de betrokken onder nemer onmogelijk aan de aflossings- en rentever- plichtingen zal kunnen voldoen, dan kan hij eveneens een beroep doen op de Rijksgroepsregeling Zelfstan digen om bedrijfskapitaal .e verstrekken. Wel zal het duidelijk zijn dat hulp krachtens de Rijksgroepsrege ling Zelfstandigen altijd individuele hulp is. Het hangt van de persoonlijke omstandigheden (o.a. ge zinssamenstelling) af in welke mate hulp kan wor den verleend. BEPERKINGEN EEN zelfstandige komt echter niet in aanmerking k voor hulp via de Rijksgroepsregeling Zelfstandi gen indien: hij i.v.m. zijn gezondheidstoestand 'het bedrijf niet blijvend kan uitoefenen; hij de benodigde bekwaamheid mist; hij door andere instellingen (banken, Borgstel lingsfonds) kan worden geholpen; hij ouder is dan 65 jaar; het bedrijf, ondanks hulpverlening, toch niet ge red kan worden en blijvend onvoldoende resul taat zal opleveren. WELKE HULP KAN MEN KRIJGEN? EEN ondernemer, die het financieel niet meer kan bolwerken, kan bijstand ontvangen krachtens de Rijksgroepsregeling Zelfs andigen, mits aan be paalde voorwaarden is voldaan. Hij kan in aanmer king komen: a. voor een uitkering voor levensonderhoud; b. voor bedrijfskapitaal. De uitkering voor levensonderhoud duurt in het algemeen ten hoogste 26 weken. De wekelijkse uitke ring bedraagt voor een kostwinner ongeveer 1 a IVz maal het besteedbare wettelijke minimumloon. Bin nen de grenzen hangt het af van de hoogte van het normaliter genoten inkomen. Het bedrijfskapitaal kan worden verstrekt in de vorm van: a. een rentedragende geldlening, of b. een renteloze geldlening, of c. een bedrag om niet. De volgorde is beslist niet willekeurig. Eerst zal worden gekeken of een rentedragende geldlening uit komst kan bieden. Is dat niet het geval, dan komt ver volgens een renteloze lening aan de orde. En geeft dat ook nog geen soelaas dan kan eventueel een be drag aan bedrijfskapitaal worden geschonken. (Zie verder pag. 19) |^E bestuursvergaderingen van het Landbouwschap zijn openbaar. Iedereen kan deze bijeenkomsten bij wonen. Ook als u de felste tegenstander van het schap bent, zal u welkom geheten worden. In het verleden wer den er ook besloten bestuursvergaderingen gehouden. Daar is in 1967 een eind aan gekomen, toen de organi saties besloten tot een hechtere samenwerking in het Landbouwschap. Vaste klanten op de publieke tribune zijn de journalis ten van landbouwbladen, dagbladen en persbureaus. Soms ook komen vertegenwoordigers van bepaalde orga nisaties, wanneer het gaat om zaken waar zij belang bij hebben. Het laatste jaar komen bovendien met grote regelmaat groepen jongeren. Het zijn deelnemers aan kadercursussen voor jonge boeren, toekomstige leraren aan land- en tuinbouwscholen, deelnemers aan een our- sus economische vorming toekomstige ondernemers, enz. In het kader van hun studie of vormingswerk wonen zij een Landbouwschapsvergadering bij. Na afloop van de vergadering is er gelegenheid met de bestuursleden te praten. Dat kan dan in een ontspannen sfeer onder het nuttigen van de middagboterham. Zowel de gasten als de bestuursleden en de mensen van het Landbouwschaps secretariaat stellen deze ontmoetingen op hoge prijs. Soms raakt men in een felle discussie verwikkeld, die dan in een speciale middagbijeenkomst kan worden voort gezet. BESTUURSVERGADERING: OPPERVLAKTE WERK, MAAR GEEN SHOW |N gesprekken na afloop yan de bestuursvergadering blijkt nogal eens, dat men de indruk heeft dat be langrijke zaken weinig aandacht krijgen, terwijl bijzaken uitvoerig besproken worden. Zo herinneren wij ons nog de verontwaardiging van een aantal bezoekers over het gemak waarmee het bestuur enkele miljoenen guldens besohikbaar stelde voor de bestrijding van een hardnek kige aardappelziekte. Met een paar inleidende woorden van de voorzitter, stilte van de vergadering en een ha merslag was de zaak geregeld. Men kreeg eohter 'begrip voor deze handelwijze toen later duidelijk werd gemaakt, dat uit een oogpunt van concurrentieoverwegingen ten opzichte van het buitenland het noodzakelijk was niet te veel ruchtbaarheid aan deze affaire te geven. Ook gebeurt het nogal eens, dat aan een Landbouw schapsnota over een voor de landbouw belangrijke zaak in de vergadering weinig aandacht wordt besteed. Dat veroorzaakt dan begrijpelijkerwijze enige verbazing. Die verdwijnt als men hoort dat de betreffende nota al enige maanden „in de molen zit" en zeer diepgaand is bespro ken in de gespecialiseerde groepen van het Landbouw schap, zoals de hoofdafdelingen Akkerbouw, Veehoude rij, of de afdelingen pluimveehouderij, fruitteelt, of de commissies voor belastingaangelegenheden, grondgebruik, onderwijs, om maar enkele te noemen. In deze groepen hebben naast bedrijfsgenoten, deskundigen uit het land bouwbedrijfsleven zitting. Schijn bedriegt, luidt het gezegde. Zo ook de schijn, dat het Landbouwschapsbestuur slechts een formele func tie heeft. Het bestuur bepaalt het beleid en dat is alles behalve een formele zaak. Je zou kunnen zeggen, dat in de bestuursvergaderingen voor de bezoekers het topje van een ijsberg zichtbaar wordt, maar dat deel drijft op hetgeen niet boven de waterspiegel uitsteekt. ALS ÉÉN BLOK OPTREDEN QVER het beleid van het Landbouwschap willen de groepen die de vergadering hebben bijgewoond, graag met de bestuursleden en mensen van het secreta riaat van gedachten wisselen. Op de achtergrond speelt daarbij dan vaak de vraag: Zijn wij als werkers in de land- en tuinbouw eigenlijk geen marionetten van een paar mensen die aan de touwtjes trekken? Vakbonden kunnen een staking uitroepen om hun wen sen kracht bij1 te zetten. Wij moeten maar afwachten wat wij krijgen. Datzelfde geluid hoort men ook als het gaat om milieuhygiëne en planologische aangelegenheden. Overigens zijn dat zaken waar de jongeren zich intensief mee bezig houden, evenals met de problematiek van de bedrijfsovername en die continuïteit van het bedrijf. Het is bepaald niet zo, dat de landbouw volkomen machteloos staat. Machtsmiddelen zoals de vakbonden hanteren heeft de landbouw niet. Alleen door goede ar gumenten kan aan de onderhandelingstafel iets worden bereikt. Daarvoor is een eerste vereiste dat de landbouw één front vormt. Het Landbouwschap probeert op natio naal niveau de leden van de Eerste en Tweede Kamer en de bewindslieden te beïnvloeden. Via het Copa de Europese boerenorganisatie wordt geprobeerd invloed uit te oefenen op de Europese Commissie en het Europees Parlement, wanneer het gaat om de prijzen van land- bouwprodukten. Maar de prijzen zo blijkt uit de gesprekken zijn voor de jongeren niet meer de hoofdschotel. Men hecht meer waarde aan de omstandigheden waaronder men moet werken. En dan gaat het om bedrijfsgenoten, finan ciering, verkaveling, doelmatige gebouwen, belastingfacili teiten, etc. Over deze zaken wordt dan uitvoerig gespro ken. Het zou ons te ver voeren hier verslag te doen van de bijeenkomsten van jonge boeren met bestuursleden en secretariaatsmensen van het Landbouwschap. Wij hebben u iets willen vertellen over zaken rond de bestuursver gaderingen van het Landbouwschap, die in de verslagen van uw krant nauwelijks ter sprake komen. Voorlichting Landbouwschap, B. A. BOKMA. QE schade, die vogels in het voorjaar aan ontkiemen de en opkomende gewassen aanrichten is steeds weer aanzienlijk. Hierin hebben vooral de duiven een be langrijk aandeel. De bestrijding van de schadeveroor zakers geeft ieder jaar aanleiding tot moeilijkheden om dat in het verzamelbegrip „duiven" vogels van diverse pluimage schuil gaan. Met name kan worden gedacht aan houtduiven, verwilderde (post) duiven, postduiven van al dan niet bonafide duivenhouders. Bij de bestrij ding van de schadeveroorzakers spelen de belangen van de bonafide postduivenhouders een doorslaggevende rol en deze belangen lopen niet altijd parallel met de agra rische belangen. De respectering van deze belangen maakt de bestrijding van duivenschade zo moeilijk. Ge lukkig kan worden geconstateerd, dat de belangen van de bonafide postduivenhouder en de agrariër door beide partijen worden onderkend en gerespecteerd. Daardoor ontstaat de mogelijkheid om in gezamenlijk overleg tot afspraken te komen, die beider belangen zoveel mogelijk recht doen wedervaren. Vrijwillige afspraken tussen or ganisatie van postduivenhouders en agrariërs over het ophokken van de duiven gedurende bepaalde periodien hebben in de voorgaande jaren deze wederzijdse good will bezegeld. Aan de goede trouw bij de naleving van de afspraken door de bonafide postduivenhouders en hun bonden wordt niet getwijfeld. Aangenomen mag zelfs worden, dat de goedgevoederde duiven van deze duivenhouders geen schade aan landbouwgewassen veroorzaken en ten on rechte bij de boosdoeners worden ondergebracht. De vrijwillig gemaakte afspraken zijn geen voldoende basis om in de perioden, dat een ophokplicht is afgesproken, alles te bestrijden wat dan nog als duif rondvliegt. Boven dien zijn er geen sancties mogelijk tegen minder bona fide duivenhouders, die het met de gemaakte afspraken niet zo nauw nemen en hun hongerige duiven de kost zelf laten opzoeken. ning, die voor de gehele provincie zou gelden. Het resul taat hiervan is geweest, dat een aantal gemeenten inder daad een verordenende regeling hebben gemaakt, waarin die ophokplicht is vastgelegd. De aanhoudende duiven- schade heeft er dit voorjaar weer toe geleid dat getracht is het aantal gemeenten met een dergelijke verordening te vergroten. Door de gezamenlijke landbouworganisaties zijn verzoeken gestuurd aan de gemeenten waar een op hokplicht niet aanwezig was om een dergelijke voorzie ning te treffen. Bij een aantal gemeenten heeft dit het be oogde gevolg gehad. Soms had dat een vrijwillig overleg tot gevolg (Roosendaal). Daarbij is wederom geconsta teerd dat de medewerking van de bonafide postduiven houders om de schade aan landbouwgewassen te beper ken uitstekend is te noemen. Bij naleving van deze ver ordeningen en afspraken hebben de duivenhouders vol daan aan datgene wat de goede trouw vereist m.b.t. het voorkomen van schade aan andermans eigendommen. Aangenomen mag worden, dat de duiven, die buiten dfe tijden waarin de ophokplicht geldt als verwilderde duiven moeten worden aangemerkt, waarvoor een afschotver gunning kan worden gevraagd bij Faunabeheer (de heer Dootjes, tel. 0160036194). Als er in uw gemeente een verordening bestaat met een ophokplicht, of als er een vrijwillig tussen belanghebbende groepen aangegane af spraak bestaat over het ophokken van duiven kunnen de resterende (verwilderde) duiven des te beter worden be streden.

Krantenbank Zeeland

Zeeuwsch landbouwblad ... ZLM land- en tuinbouwblad | 1973 | | pagina 16