Een landbouwer
omstreeks 1800
Kabelbaantorens
voor drie
Oosterschelde-sluitgaten
Het gebruik van
hefschroefvliegtuigen bij
het sluiten van
stroomgeulen
DIENSTPLICHT EN
PLAATSVERVANGERSCHAP
TATIE in het begin va nde 19e eeuw zoons
had, die voor de militaire dienst in
aanmerking kwamen, kon gebruik maken van
de mogelijkheid een remplagant te stellen.
Voor zijn zoon Gerard deed Matthijs Rottier
dat en zo lezen we in een stuk dat Hanna
Eerelijk, huisvrouw van Hendrik Priem, vol
gens contract van 22 januari 1822 ontvangt
ƒ37,10 per drie maanden, welke betaling
doorliep tot januari 1825. Genoemde Hendrik
Priem nam als militair de plaats in van Ge
rard Rottier.
Voor een andere zoon herhaalde zich dat
in 1838, toen Rottier reeds lang uit Rilland
was vertrokken. Toen zorgde G. H. Kakebee-
ke te Goes voor een vervanger, waarvoor
was te betalen bij overlegging van een bewijs
van dienstneming 200,
gedurende vijf jaar 60,per jaar 300,
overige kosten ,,112,
totaal ƒ612,
Zo kon men dus, als men over voldoende
contanten beschikte zijn zoons uit de dienst
houden. Wel waren dergelijke jongelui inge
deeld bij de plaatselijke zgn. Mobiele Schut
terij en Jacob Rottier (zoon van Matthijs)
werd op 10 december 1834 door de burge
meester van Nisse (waar het gezin toen
woonde) opgeroepen om als dienstplichtig
schutter van de 1e Ban ter inlijving en inde
ling op te komen. Hij moest zich op 15 decem
ber om acht uur voormiddag melden aan het
Sloe (veer naar Walcheren). Nadat hij de
krijgsartikelen had getekend en de dienstkle
ding had ontvangen, kon hij met onbepaald
verlof naar zijn gemeente terugkeren.
VERTREK NAAR NISSE
»N 1822 vertrok Matthijs Rottier met zijn
gezin uit de Reigerbergsche polder.
Hij had er toen drie zevenjarige pachtperio-
den doorgebracht en vestigde zich nu als
pachter op de hofstede ..Torenzigt" in de
Nisse-Stellepoider.
In verband met vestiging op deze hofstede
kocht hij in 1823 veel boerengerief, w.o. ton
nen, teelen, emmers, manden, griepen, een
windmolen, hout, 1 rund, 2 varkens, verder
kippen, 4 paarden, 1 wagen, ploegen, eggen,
enz. in totaal voor een bedrag van
ƒ1288.15.4. (Een koe kostte ƒ94,10, 1 varken
16,en een paard 150,tot ca. 200,
Rottier betaalde het verschuldigde bedrag
aan notaris Lenshoek.
Tot zijn dood woonde Matthijs Rottier op
.Torenzigt". Hij was kennelijk een man van
gezag, heigeen kan blijken uit zijn benoeming
tot raadslid der gemeente Nisse in juni 1833
en tot kerkmeester aldaar in aug. 1836. Deze
laatste benoeming (door de ambachtsheer
van Nisse) geschiedde ter opvolging van Adr.
van Liere (wegens diens vertrek naar elders).
DE MEEKRAPTEELT
|N de nagelaten papieren van Rottier
vinden we tal van gegevens over de
levering van meekrapwortels aan de mee-
stoof. Vóór 1822 was dat aan die te Krabben-
dijke, later aan de meestoof ,,De Hoop" te
Ellewoutsdijk (tussen 1822 en 1845). Het be
trof zowel te betalen onkosten wegens de be
werking van het product als uiteraard de op
brengsten van de verwerkte meekrapwortels.
In 1828 bedroeg die opbrengst ƒ901,20 voor
4 vaten zgn. „onberoofde". In volgende jaren
waren die opbrengsten van ongeveer dezelf
de omvang. De verbouw van de meekrap
was toen nog overal in zwang.
Nog in 1840 woonde Matthijs Rottier op
de hofstede onder Nisse, doch op 15-5-1843
overleed hij. De weduwe M. Rottier heeft
daarna kennelijk een woning op het dorp
Nisse. Uit enkele rekeningen blijkt dat de
timmerman Smallegange daaraan reparaties
heeft verricht in 1846 en 1847.
Over die zelfde jaren wordt dan door haar
het zgn. patentrecht en wel voor het feit, dat
zij winkelierster en broodverkoopster is ge
worden. Van de vier eerder genoemde zoons
van Matthijs is er geen, die zijn vader als
pachter op de hoeve „Torenzigt" opvolgde.
Van de oudste Geerard geboren in
1801, is bekend dat hij o.a. landmeter was
sedert 1823 en vermoedelijk ook school
meester.
Wij beëindigen hiermede de reeks van
feiten uit het leven van deze 19e eeuwse
landbouwer. Van de drie achtereenvolgende
boerderijen, waar Rottier gewoond en ge
werkt heeft, zijn enkele foto's bijgevoegd.
W. E. P. VAN YSSELDIJK.
Nisse, maart 1973.
te stalen buis, waarvan de afmeting in de kabelrich
ting gelijk is aan de diameter van de funderingspaal
van de betreffende toren en waarvan de afmeting
loodrecht op de kabelrichting gelijk is aan 2,50 m. De
laatste afmeting kan niet groter worden gekozen in
verband met het goed kunnen passeren van de gon
dels;
c. het verloopstuk, gelegen tussen de ronde funde-
ririgsbuis en de platte pyloonbuis en dat eveneens in
staal wordt uitgevoerd.
Het plaatsen van de torens vindt plaats met behulp
van het in figuur 3 weergegeven kraaneiland. De
volgorde van werken is dat de funderingspaal door
de kraan in verticale stand wordt gebracht en in een
aan het eiland bevestigd verstelbaar heiframe ge
plaatst. Me: dit heiframe is het mogelijk de paal met
grote nauwkeurigheid op de juiste plaats te houden.
Meetmethoden met toepassing van laserstralen zijn
voorhanden. Hierna wordt de paal door heien op
diepte gebracht.
Indien het op een gegeven moment niet meer mo
gelijk is de paal verder te heien, omdat zich een prop
onder de paal heeft gevormd of omdat de wrijving
langs de paal te groot is geworden, wordt er tijdelijk
binnen de paal gecutterd waarbij er zorg voor wordt
gedragen dat de grondslag rondom de paal en bij de
paalpunt niet wordt verstoord. Na het heien van de
funderingspaal wordt deze op N.A.P. 4.00 ni afge
brand. Het verloopstuk en de pyloon, die aan land als
één geheel zijn geprefabriceerd, worden nu met de
kraan op de funderingspaal geplaatst en met tijde
lijke bevestigingen vastgezet. Nadat is gebleken dat
de pyloon de juiste s and heeft, wordt de naad tussen
funderingspaal en verloopstuk afgelast. Door de toren
ter plaatse van de verbindingsas een kleine hellings-
hoek te geven is het mogelijk om de top van de toren
op de juiste plaats te krijgen. Na de bevestiging van
de pyloon wordt met behulp van de kraan de pyloon-
kop op de toren geplaatst en in de juiste stand ge
steld en vervolgens met voorspanstaven op de pyloon
gespannen. Ook deze verbindingsconstructie is zoda
nig dat kleine plaatsafwijkingen kunnen worden ge
corrigeerd.
De torens worden aan twee zijden voorzien van een
fenderconstructie om de scheepsstoot loodrecht op de
kabelrichting te beperken en zodoende de toelaatbare
verplaatsingen van de pyloonkop niet te overschrij
den. Er is uitgegaan dat de scheepsstoot tussen N.A.P.
—2,00 m en N.A.P. +2,00 m aangrijpt. De fendercon
structie bestaat uit een Azobéhou en schot dat ge
legen is tussen N.A.P. +7,50 m en N.A.P. 2,00 m en
dat aan de bovenzijde scharnierend en op N.A.P.
+'5,00 m verend is verbonden aan een verticale stalen
buis, die op zijn beurt met behulp van een horizon
tale buis aan de toren is bevestigd. De verende op
legging tussen houten scho: en verticale buis bestaat
uit een rubber fenderblok. Óm de fenderconstructie
te beschermen tegen vallende betonblokken is op de
verticale buis een rubber fenderblok geplaatst.
Het maximaal optredende moment, uitgaande van
de gestelde randvoorwaarden, bed raag', bij de langste
torens ongeveer 13.000 t.m.
De totale kosten bedragen 17,5 miljoen gulden.
ANALYSE VAN EEN EXPERIMENT
LANDBOUWTELLING MEI 1973
Ontleend aan artikel in „Land Water"
door Ir T. G. v. d. Meer
stil moeten hangen voordat de last afgeworpen kan wor
den. Er is enig inzicht in deze vliegtijd te krijgen door
het circuit tijdens de proef, waarin alleen voor het laden
gestopt werd, te beschouwen als de helft van het in dit
geval optredende circuit, waar tweemaal gestopt moet
worden.
Bedrijfscoëfficiënt: Het bedrijf zal zo moeten worden
opgezet dat door voldoende reservehelikopters in gereed,
heid te hebben, een uitvallende helikopter onmiddellijk
kan worden vervangen door een andere. Uitgezonderd
het wisse'en zal storing hierdoor geen vertraging opleve
ren. Weersomstandigheden zoals storm en mist zijn ge
let op de frequentie van voorkomen in sluitingsmaanden
10
als april en mei van geen grote invloed en met reserve-
tijd op te vangen.
Beschikbare vlieguren: Een eventuele sluitingsoperatie
die meestal in de maanden april/mei valt, kan in begin
april op 14 en begin mei reeds op 16 lichturen rekenen.
Het aantal vlieguren kan zodoende op 15 uren per dag
gesteld worden, waar dan nog enige reserve inzit i.v.m.
schemering. Stellen we dat het aantal werkd-agen van een
dergelijke kostbare operatie zeker zes imag zijn, dan kan
per week op minimaal 90 vlieguren worden gerekend.
Nachtvliegen is mogelijk maar vergt veel extra voorzie
ningen.
Onderlinge beïnvloeding: Bij gebruik van een of twee
helikopters in het sluitgat zal door het werken vanaf
twee oevers, geen onderlinge beïnvloeding optreden. Pas
wanneer twee of meer helikopters in hetzelfde circuit
vliegen, zal afhankelijk van de circuitlengte, onderlinge
•beïnvloeding op kunnen treden.
^OORDAT de proef redelijk inzicht gaf in de capaci-
teitsbepalende factoren, kon ook de capaciteit van
een helikopterbedrijf nader worden bepaald.
Het genrddelde aantal vluchten per uur bij vliegend
storten voor één helikopter in de Roompot, Schaar van
Roggenplaat en Hammen is dan resp. 43, 53 en 49. De
bijbehorende weekcapaciteiten zijn dan resp. 29.000 ton;
36.000 ton en 33.000 ton.
Voor het vervangen van een defecte kabelbaan komt
dit voor de respectievelijke sluitgaten neer op 27; 31 en
29,5 gemiddeld aantal vluchten per uur. De respectieve
lijke weekprodukties kunnen dan 18.500 ton; 21.000 ton
en 20.000 ton worden.
Het waterloopkundig onderzoek heeft uitgewezen dat
een bepaalde snelheid van sluiten nodig was, om de ont
grondingen aan de rand van de bodembescherming binnen
aannemelijke grenzen te houden. Dit komt globaal over
een met een benodigde weekproduktie in de Roompot,
Schaar van Roggenplaat en Hammen van resp. 90.000
ton; 40.000 ton en 67.000 ton.
Aangezien er wel van enige veiligheid sprake was, bij
(het aannemen van verschillende onbekenden, zouden zon
der aanwezigheid van een kabelbaan, de sluitgaten met
resp. drie, één en twee operationele helikopters gesloten
kunnen worden. Het aantal reservehelikopters wordt aan
de band van de proef voorlopig aangenomen op 50
Aangezien een groot gedeelte van de reparaties gepro
grammeerd is (de zgn. „25-uren beurten") is met een
kansberekening voor het aantal malen dat een willekeu
rige reparatie kan optreden, nog wel een lager percentage
aannemelijk te maken. In dit geval moeten dan drie
reservehelikopters worden aangetrokken.
Bij het bepalen van het aantal helikopters om een
defecte kabelbaan te vervangen, moet gerekend worden
met de grootste i.e. die in de Roompot. Hier zullen 5
operationele helikopters ingezet moeten worden. Waar
schijnlijk zijn 2 reservehelikopters voldoende, waardoor
7 helikopters „stand-by" gehouden moeten worden om
effectief te kunnen ingrijpen. De mogelijkheid van twee
storende kabelbanen wordt dan niet in aanmerking ge
nomen.
De onderlinge beïnvloeding zal in de Roompot wel een
rol spelen, maar door het instellen van meerdere circuits,
die vanaf verschillende depots moeten vliegen, is dit voor
■een groot deel te voorkomen. Wanneer de kabel(s) nog
aanwezig zijn, zijn in principe meerdere circuits mogelijk,
omdat er dan geen oplijnen boven de as van de sluitkade
nodig is.
Gesteld kan worden dat de proef goed is verlopen en
met de hieruit gedestilleerde gegevens een goede benade.
ring van de te verwachten capaciteit mogelijk is.