Vraagtekens
voor land- en
tuinbouw
bij de
rabobank
Zuivelindustrie
aan het
loonfront
T)E nieuwe rabo organisatie begint geleidelijk
aan naar buiten gezicht te krijgen. Gesteund
door reklame en voorlichting nemen vele Nederlan
ders stedelingen en plattelanders kennis van
de fusie tussen „Utrecht" en „Eindhoven". De aan
gesloten banken voorheen raiffeisenbanken en
boerenleenbanken heten nu rabobanken. Inmiddels
zijn ook de eerste fusies tussen plaatselijke raiffei-
sen- en boerenleenbanken tot stand gekomen en het
ligt in de lijn van de verwachting, dat er nog velen
zullen volgen.
De plaatselijke fusies zijn voor de gemeenschap
een bewijs temeer, dat er nu werkelijk wat verandert.
In vele gevallen zullen deze fusies de kostenstijgin
gen wat beter beheersbaar maken en het gehele
dienstenpakket gunstig beïnvloeden. Eventuele plaat
selijke tegenstellingen worden ingedamd en het be
leid kan gericht worden op een nog bredere en in
tensievere dienstverlening aan de gemeenschap,
waarin de rabobank werkt.
DE COÖPERATIE BLIJFT
®IJ de fusie is bewust voor de coöperatieve on
dernemingen gekozen. Zowel de centrale rabobank
als de aangesloten banken kennen als ondernemings
vorm de coöperatieve vereniging. De aangesloten
banken zijn zelfstandige ondernemingen, die zich
vrijwillig beperkingen opleggen door hun lidmaat
schap van de centrale, die duidelijk als top-coöpera-
tie fungeert. De spelregels worden in overleg vast
gesteld, waarbij geven en nemen zoals altijd bij sa
menwerking onvermijdelijk is. Nu is de ene top-co-
operatie niet gelijk aan de andere. Om een voor
beeld te geven: Cebeco-Handelsraad is niet te ver
gelijken met de rabo-centrale. Dat hangt onder meer
samen met de aard van het bedrijf.
Een bankbedrijf heeft een andere struktuur dan een
handels- en produktiebedrijf en moet daardoor ook an
dere spelregels opstellen. Wij hebben nogal eens
bezorgdheid horen uiten over de lijn, die de rabo-
centrale zal gaan volgen. Het Utrechtse klimaat was
anders dan het Eindhovense en meerdere bestuur
ders van vooral plaatselijke raiffeisenbanken waren
of zijn bevreesd voor een aantasting van de plaatse
lijke autonomie. Wij menen, dat die vrees niet hele
maal gegrond behoeft te zijn ,als er maar voortdu
rend op gelet wordt waar de beslissingen genomen
behoren te worden namelijk centraal of plaatselijk.
Door een goede kommunikatie-opbouw tussen de
aangesloten banken en centrale kan regelmatig ge
toetst worden of de plaatselijke autonomie voldoen
de tot haar recht komt. Autonomie blijft een groot
goed om de ledenvergadering van de plaatselijke
rabobank, het bestuur en de raad van toezicht goed
in de plaatselijke gemeenschap te laten worstelen en
een op die gemeenschap afgestemd en aangepast be
leid te voeren. Waakzaamheid blijft geboden om de
organisatie springlevend te houden.
POSITIE VAN LAND- EN TUINBOUW
TQE rabo organisatie is al naar gelang de maat
staven de grootste of behoort tot de groot
ste bankorganisaties van Nederland. Door de ontwik
kelingen wordt het aandeel van land- en tuinbouw
daarin kleiner. Dit vinden we weerspiegeld in het
'l
aandeel van de spaartegoeden en in de bestuurssa
menstelling van vele rabobanken. Maar ook in de
kredietverlening, die zich mede sterk is gaan richten
op andere midden- en kleinbedrijven en op het plaat
selijke woningbezit.
Toch is het aandeel van land- en tuinbouw nog al
tijd van grote betekenis en zeker als we de financie
ring van coöperaties er bij betrekken. Ten aanzien
van deze ontwikkelingen bespeuren we in kringen
van land- en tuinbouw ongerustheid. De banken vin
den hun oorsprong op het platteland en met name
in land- en tuinbouw is men baig, dat de appel te
ver van de stam gaat vallen. De lijn boerenleenbank-
raiffeisenbank-rabobank moge dan noodzakelijk zijn,
maar daarmee behoeft de afkomst nog niet ver
loochend te worden. Wij willen hierbij enkele kantte
keningen plaatsen.
In de eerst plaats is de rabo organisatie de enige
instelling in Nederland, die gespecialiseerd is op de
kredietverlening aan land- en tuinbouw. Het is mede
aan de plaatselijke rabobanken om de land- en tuin
bouw goed aan hun trekken te laten komen.
Daarnaast houdt de centrale zich zeer in het bijzon
der bezig met de financiering van de grote landbouw
coöperaties. Die coöperaties hebben ons inziens mo
gelijkheden om hun belangen te bepleiten, indien dit
wenselijk mocht zijn. Wij willen daarmee zeggen, dat
én land- en tuinbouw (eventueel met behulp van hun
standsorganisaties) én de coöperaties kanalen heb
ben om via overleg niet-gewenste ontwikkelingen op
hoog niveau te bespreken. Ook hier geldt waakzaam
zijn. We kunnen de rabo organisatie accepteren als
de belangen van land en tuinbouw en coöperatie on
verlet blijven. Onze indruk is, dat besturen en direk-
ties van de rabo centrale en aangesloten banken die
belangen wel degelijk blijvend zien zitten. Toch is het
goed van tijd tot tijd vraagtekens te plaatsen om de
discussie over de positie van land- en tuinbouw bin
nen de geïntegreerde rabo-organisatie gaande te hou
den.
Drs. J. DIJKGRAAF,
L.C.C. - Goes.
Een journaal" van de span
ningen aan het loonfront van
de zuivelindustrie, door de
Kon. Ned. Zuivelbond F.N.Z.
Door de ontwikkelingen in de afgelopen week is
aan de zuivelindustrie een belangrijke rol aan het
loonfront toebedeeld. Er is een gespannen situatie
ontstaan. Voor het eerst in de geschiedenis is er
sprake van een zuivelstaking op grote schaal.
De dreiging van een werkstaking in de zuivelin
dustrie op grond van algemene arbeidsvoorwaarden
is nog nooit voorgekomen. Hopelijk kan die dreiging
bezworen worden, want de zuivelindustrie is wel één
van de meest kwetsbare bedrijfstakken. Bovendien
worden in feite door het staken van het personeel
van de fabriek de veehouders-leden het zwaarst ge
troffen. Er zijn circa 26.000 mensen in de Nederland
se zuivelindustrie werkzaam en ongeveer vier keer
zoveel boeren voor wie het „melkgeid" de allerbe
langrijkste bron van het gezinsinkomen vormt. De
verhouding van 1 op 4 is niet in alle gebieden ge
lijk, want dat is afhankelijk van het verwerkingspa
troon. Een poedertoren vraagt per miljoen kg ver
werkte melk nu eenmaal minder arbeid dan een melk
inrichting.
AAN HET LOONFRONT
•In verschillende andere en wat werkgelegenheid
betreft belangrijker bedrijfstakken hebben zich reeds
langdurig conflicten over de CAO voorgedaan. „Geen
procenten maar centen" is de slogan. Ondertussen
was men ook in de zuivel aan het onderhandelen ge
slagen over de nieuwe zuivel-CAO, die officieel 1
april zou moeten ingaan. Op ongeveer dezelfde tijd
stippen als in andere jaren werden door de z.g. Kern
commissie, die optreedt namens de werkgevers in de
gehele zuivelindustrie, de besprekingen gevoerd. Na
dat enkele keren overleg had plaatsgevonden, liepen
op 28 maart de besprekingen vast. Sindsdien zit de
zuivel op de eerste rij wat men het loonfront pleegt
te noemen. Voorheen was het zo, dat men veelal in
de zuivel de ontwikkeling van de salariëring en an
dere arbeidsvoorwaarden elders als uitgangspunt
volgde. De veehouders-leden van de coöperatieve
zuivelindustrie hebben daar steeds in principe begrip
voor gehad. De meer of minder hoog geschoolde
medewerkers in de zuivelondernemingen verdienen
een beloning en andere arbeidsvoorwaarden, die im
mers gelijk behoren te lopen met vergelijkbare groe
pen elders. Daar is nooit verschil van mening over
geweest. Tussen de werknemers- en werkgeversver
tegenwoordigers is, naar onze indruk, nauwelijks
sprake meer van een verschil van inzicht in de mate
riële punten betreffende de nieuwe CAO. Door de
Kerncommissie die de onderhandelingen voert na
mens de werkgevers, werd een salarisverhoging aan
geboden van 2,95 en voor de laagstbetaalden
functiegroep I 1 extra en ui'breiding met één
functiejaar. Verder, zoals reeds vorig jaar was afge
sproken, verhoging van de vakantietoeslag met 0,4
tot 7,6 met een minimum van 1.000,in 1973 bij
de nu geldende toeslag van 7,2 en 1.150,bij 7,6
uit te betalen in 1974 plus uitbreiding van de va
kantie met één dag tot 20 dagen per jaar. Bovendien
werd aangeboden een minimum-compensatie in het
schaalsalaris van ƒ2,40 per week per procent prijs
stijging en volgend jaar april overheveling van een
deel van de premie, namelijk 5 naar het basissa
laris. Onze indruk is dat de nog overgebleven ma
teriële verschillen wellicht slechts tienden van pro
centen betekenen en wat dat betreft dus bepaald niet
zo groot zijn dat daar een arbeidsconflict uil behoeft
voort te komen.
Het gaat vooral om twee, wat men kan noemen
principiële, punten. De eerste is de eis dat de totale
loonsom van alle werknemers voortaan de basis moet
zijn voor de verbetering van salaris- en arbeidsvoor
waarden in de CAO en de tweede is de maximering
van de compensatie voor prijsstijgingen, in de vorm
van een maximum-foedrag per procent prijsstijging
boven een bepaald salarisniveau.
De AVB-IWV, en daarvan de vakgroep Zuivel,
noemde als grens voor deze maximering ƒ26.000,
in zijn advertentie in de Leeuwarder Courant van 2
april. Daarin werd opgeroepen tot een vergadering
op 4 april in de Harmonie te Leeuwarden van ver
tegenwoordigers van de afdelingen die betrokken
kunnen of zullen worden bij de zuivelstaking in 1973.
HOOG TEMPO
Vanaf het moment dat bleek dat op 28 maart de
besprekingen vastgelopen waren, heeft zich de ont
wikkeling verder in een hoog tempo voltrokken. Zo
als gezegd kreeg de Leeuwarder Courant op 1 april
van de AVB-NW-Vakgroep Zuivel een bijzonder uit
voerige en tactisch geredigeerde advertentie aange
boden, die op 2 april werd geplaatst als oproep voor
de vergadering in de Leeuwarder Harmonie op 4
april. Dat was de eerste van soortgelijke vergaderin
gen die ook in enkele andere gewesten zijn gehou
den en waarvoor zeer grote belangstelling was. Op
3 april vergaderden ook de besturen van de FNZ en
van de WZM, ieder afzonderlijk, over de gehele ar
beidssituatie. Daarna vond tussen deze twee organi
saties gezamenlijk overleg plaats en op 4 april werd
een gezamenlijk persbericht gepubliceerd, waarin be
treurd werd dat de onderhandelingen niet tot resul
taat hebben geleid. Dit temeer, zo werd betoogd, om
dat op vele punten aan de wensen van de vakbonden
ruim tegemoet was gekomen. Geconstateerd werd
verder dat de geschilpunten voor beide partijen voor
al van principiële aard zijn en dat, niettegenstaande
de onderhandelingen op dat moment niet tot resul
taat hadden geleid, men alsnog bereid was te trach
ten in onderling overleg tot een gemeenschappelijk
standpunt te komen. FNZ en WZM deden in deze
verklaring een beroep op de vakbonden om alsnog
het overleg te heropenen.
Zoals gezegd vergaderde als eerste in een serie de
AVB-iNIW-vakgroep Zuivel in de zuivelhoofdstad
Leeuwarden op de avond van dezelfde dag waarin de
FNZ en WZM de verklaring publiceerden, zoals
hierboven is aangehaald. Daar in Leeuwarden en ook
elders schaarden de aanwezige leden zich in grote
meerderheid achter het beleid van hun bestuurders.
Er was een z.g. „directeurentafel" gereserveerd voor
allen die een inkomen uit arbeid in de zuivelindus
trie van 25.000,en hoger op jaarbasis genieten.
Achter die tafel hadden in Leeuwarden een achttien
tal personen plaatsgenomen. Blijkens het verslag in
de Leeuwarder Courant vroeg één van hen, namelijk
de heer Bos, voorzitter van de vereniging van zuivel-
directeuren in Friesland, het woord. Deze zei te ho
pen dat geen misbruik gemaakt zou worden van de
kwestbare positie van de boeren. Hjj stelde da bij de
onderhandelingen aan de positie van de laagstbetaal
den wel degelijk aandacht was besteed en dat de
verschilpunten zo klein waren dat men daarvoor niet
behoefde te gaan staken. Matiging van de hogere in
komens vond hij een goede zaak. Voorzitter S. van
der Ploeg noemde niettemin de directies stijfhoofdig
en zei, volgens de Leeuwarder Courant, dat de hoogst-
betaalden zich vrijwel niet willen matigen. De heer
Bos zei desgevraagd later nog: „Ons salaris is zelfs
lang niet gestegen met het bedrag waarover men
spreekt in het centraal akkoord. Vorig jaar is er niets
bijgekolnen en dit keer is er nauwelijks sprake van
een verhoging". De heer F. van der Meer, districts
bestuurder, zei daarop dat men in zijn kring alleen
wil spreken over een landelijke CAO en dat men zich
niet kan laten leiden door wat de Friese directeuren
onderling hebben afgesproken.
STAKINGSPLAN
Vrijwel unaniem werd in Leeuwarden besloten dat
de afdelingen van de AVB-NW-vakgroep Zuivel
voor dinsdag 10 april bijeen zouden komen. Daar zal
dan schriftelijk over al of niet staken in de afdelin
gen worden gestemd. Vervolgens zullen ultimatums
worden gesteld en wanneer die niet worden ingewil
ligd, zal twaalf uur na het verstreken van het in het
ultimatum genoemde uur tot werkstaking worden
overgegaan. De werkstaking zal ongeveer 's morgens
half tien aanvangen, omdat dan de meeste melk bin
nen is en de meeste mensen aan het werk zijn. De
melk zal de fabriek niet meer mogen verlaten. De
stakers zullen 180,per week ontvangen uit de
stakingskas plus kinderbijslag voor het eerste en
tweede kind.
Over de verklaring van de FNZ en WZM eerder
op de dag was in de ochtendbladen van 5 april te
lezen, dat de vakbonden ervan kennis hadden geno
men, terwijl in de Volkskrant er nog bij stond dat de
vakbonden het misleidend en bezijden de waarheid
noemden en er zeer boos over waren. In het blad
„Samenwerking" van 5 april, uitgegeven door de
(Zie verder volgende pagina.)