Financiële resultaten van de
Brabantse jongvee-opfokbedrijven
De maand april op het zuid-westelijk akkerbouwbedrijf
Nu de krachtvoerprijzen zeer hoog zijn dient nog
meer aandacht geschonken te worden aan hoog
waardig ruwvoer. Om ruwvoer met een hoogwaardige
kwaliteit te winnen dient zo vroeg mogelijk gemaaid te
worden voor hooi en voordroogkuil. Voor de voorjaars
beweiding is 20 are per g.v.e. nodig. De rest van het
grasland kan gemaaid worden voor hooi, voordroog- of
maaikneuskuil.
HFT ziet er naar uit dat de snijmaisteelt in Zeeland
weer uit zal breiden. Land dat besmet is met uien-
stengelaaltjes is niet geschikt voor maisteelt. Snijmais
dient om een hoge opbrengst te kunnen halen in het alge
meen vrij zwaar bemest te worden; 200 kg zuivere N,
per ha, 90120 kg zuivere P2O5 en 40200 kg zuivere
kali per ha. De uitslag van het grondonderzoek is daar
voor een goede basis. De fosfaat kan in de vorm van
triplesuper (43 als rijenbemesting gelijk met het zaaien
gegeven worden.
10
SPECIALISATIE IN DE NIEUW GEKOZEN RICHTING
HEEFT ZICHT VOORTGEZET
C.R-A. - Tilburg
F. D. ETTEMA.
In mei 1970 werd door het L.E.I. een groep jongveeopfok-
bedrijven in administratie genomen waaronder zich acht Bra
bantse bedrijven bevonden. Van deze acht bedrijven werden de
resultaten over het boekjaar 1970/1971 bekeken. We zagen toen
dat deze jongveeopfokbedrijven zich nog in een ontwikkelings
fase bevonden. De gemiddelde jongveebezetting in de achter
eenvolgende kwartalen vertoonde een regelmatige groei en was
in het laatste kwartaal van 1970/1971 ruim 35 hoger dan in
het eerste kwartaal van datzelfde boekjaar. De cijfers van
boekjaar 1971/1972 laten zien dat intussen een zekere stabili
satie is ingetreden. De gemiddelde jongveebezetting in de ach
tereenvolgende kwartalen van dit boekjaar is praktisch con
stant. In het laatste kwartaal was slechts 0.9 meer vee aan
wezig dan in het eerste kwartaal. Ook de specialisatie in de
richting van jongveeopfok heeft zich dit jaar verder voortgezet.
Slechts een van de 8 bedrijven heeft nog duidelijk een gemeng
de opzet, waarbij 2/i deel van de bewerkingsomvang in de akker
bouwsector ligt en Zi deel in de jongveeopfok. Op de overige
7 bedrijven bestaat de totale bewerkingsomvang voor 90 uit
jongveeopfok. Daarnaast kwam op bijna alle bedrijven nog enig
ander rundvee meest mestvee voor. Bij de hieronder vol
gende vergelijking van de resultaten van de kalveropfokbedrij-
ven met die van een groep van 22 weidebedrijven uit Zuidelijk
Nederland, zijn de resultaten van de gehele rundveehouderij
in de vergelijking opgenomen.
DE FINANCIËLE RESULTATEN
|N tabel H werden de belangrijkste financiële resultaten van beide groepen van
bedrijven weergegeven.
Tabel II. De financiële resultaten
8 opfokbedrijven 22 weidebedrijven
1.
2.
3.
4.
10.
13.
Opbrengst per grootvee-eenheid
Kosten per G.V.E. aan veevoer, ziektebe
strijding, fokver. dekgeld en rente
1558
599
1818
660
Saldo per G.V.E.
Saldo per ha
Kosten per ha aan meststoffen, zaaizaad
en werk door derden
959
2720
560
1158
2850
429
Saldo per ha
Saldo per bedrijf
Kosten van werktuigen en alg. kosten
2160
45192
9920
2421
54817
12376
Vergoeding voor arbeid grond en gebouwen
Kosten van grond en gebouwen
35272
13498
42441
10139
Arbeidsinkomen
Arbeidskosten
21774
24979
32302
28782
Netto overschot
3205
3520
We zien dat de opfokbedrijven een lager saldo per G.V.E. hebben (regel 3) maar
door de dichtere veebezetting ontstaat een saldo per ha (regel 4) dat maar weinig
meer afwijkt van dat van de weidebedrijven. De kosten van meststoffen en zaaizaad,
maar vooral van werk door derden zijn echter op de opfokbedrijven aanzienlijk hoger
waardoor voor deze bedrijven toch een lager saldo per lia (regel 6) overblijft. Dit ge
voegd bij een iets kleinere oppervlakte geeft een saldo per bedrijf (regel 7) dat voor
de opfokbedrijven bijna 10.000,lager is dan voor de weidebedrijven. De opfokbe
drijven hebben dan lagere werktuigkosten geen investering in melkapparatuur
maar hogere kosten voor grond en gebouwen nieuwe investeringen voor aange
paste stalling van jongvee Het arbeidsinkomen (regel 11) blijkt dan op de opfok
bedrijven ruim 10.000,lager te liggen dan op de weidebedrijven. Door de lagere
arbeidskosten op de opfokbedrijven blijven deze tenslotte nog 6725,— in netto over
schot achter bij de weidebedrijven.
TECHNISCHE GEGEVENS
- |N tabel I zijn voor beide groepen van
vens opgenomen.
Tabel I. Technische gegevens
bedrijven debelangrijkste technische gege-
8 opfokbedrijven 22 weidebedrijven
Oppervlakte grasland en voedergewassen
Aantal stuks jongvee tot 1 jaar
Aantal stuks jongvee ouder dan 1 jaar
Mestvee
Melkkoeien
Grootvee-eenheden
Grootvee-eenheden per ha
gemaaid voor voederwinning
Kg N per ha
Totaal aantal bewerkingseenheden
20.91
82.1
64.3
2.9
0.1
59.3
2.84
99
254
2706
22.65
16.9
20.7
0.4
39.0
55.7
2.46
90
299
3153
We zien dat alhoewel de weidebedrijven gemiddeld 1.75 ha groter zijn, er 3.6 groot
vee-eenheden minder worden gehouden. Op de opfokbedrijven wordt dan ook 0.4
grootvee-eenheden per ha meer gehouden dan op de weidebedrijven terwijl er minder
stikstof werd gestrooid. Ter vergelijking willen we nog even opmerken dat vorig jaar
op de opfokbedrijven de jongveestapel voor 68.4 bestond uit dieren jonger dan 1
jaar tegen dit jaar 56.1 °AEr is dus dit jaar een veel evenwichtiger opbouw van de
jongveestapel.
Op vele bedrijven liggen de gemiddelde jaarprodukties
nog beneden de 4500 kg per koe. Om de winst te ver
hogen is het noodzakelijk dat de gemiddelde jaarproduk-
tie op rond de 5000 kg melk per jaar komt met een hoog
vet- en eiwitgehalte. Door lid te worden van een fok- en
controlevereniging kan men zijn koeien laten kontroleren
op produktie. Aan de hand van de verkregen cijfers i9
te zien welke dieren er goed of slecht zijn. De slecht pro
ducerende dieren kunnen vervangen worden door betere
en van de goede dieren kan men verder fokken met een
juiste stierenkeuze. Het geld dat hieraan besteed wordt
zal ruimschoots vergoed worden in de vorm van een
hogere melkopbrengst.
VOEDERWINNING
Kopziekte voorkomen is beter dan kopziekte genezen.
Op vroege percelen grasland en percelen raaigras voor
zaadwinning kan meestal eindi april al gemaaid worden
voor voordroogkuil. Met een cyclomaaier komt het helaas
nog te vaak voor dat het gras te kort gemaaid wordt.
Hierdoor ontstaan kale plekken waar veel onkruid en
slechte grassen voor in de plaats komen. Door de machine
goed af te stellen kan dit voorkomen worden. Om de
veldperiode zo kort mogelijk te houden dient na het
maaien onmiddellijk het gras goed- geschud te worden
zodat er geen proppen achterblijven. Daarna dient het
gras elke dag 1 of 2 maal geschud te worden. Zodra het
gras tofc 40 ingedroogd is kan het ingekuild worden.
Met een hakselaar of met een opraapwagen kan het voor-
gedroogde gras goed en gemakkelijk ingekuild worden.
De kuil dient zeer goed' aangereden en in één dag klaar
gemaakt te worden.
Op veel bedrijven wordt het produkt in pakjes geperst
ingekuild. De pakjes mogen niet te vast geperst worden
zodat deze goed in elkaar gelegd kunnen worden. In 1972
zijn weer verschillende voordroogkuilen mislukt door een
slechte opstapeling en onvoldoende afdekking van de
kuil. Op de grond moet plastic gelegd worden. De kuilen
mogen niet te groot zijn. Zodra de kuil klaar is dient
direkt afgedekt te worden met plastic van minstens 0,15
mm en 30 cm grond. Zorg dat bij het afdekken het
plastic niet scheurt. Elk gaatje dient om broei te voor
komen onmiddellijk dicht geplakt te worden. Op veel be
drijven worden de kuilen alleen afgedekt met plastic van
0.2 mm. De kuilen dienen dan van boven wat rond te lig
gen om minder risico te lopen. Om het dikke plastic wat
te sparen kan er zwart plastic onder gelegd worden. Bei
de lagen plastic dienen zeer strak gespannen en 20
cm in de grond ingegraven te worden. Om het plastic
strak te blijven houden dienen trivera banden over de
kuil gespannen te worden met aan beide kanten een
zakje grond dat niet op de grond mag rusten. Kontroleer
regelmatig of er geen gaatjes in het plastic komen aan
gezien lucht en water de grootste vijanden zijn voor het
slagen van een goede voordroogkuil.
SNIJMAIS
Op maisland kunnen zonder bezwaar grote hoeveel
heden drijfmest gebracht worden, echter met meer dan
50 ton per ha.
De rijenafstand dient minstens 7580 cm te zijn en de
afstand in de rij 1213 cm. Het verdient aanbeveling het
zaaizaad te laten ontsmetten met Mesurol tegen vogel-
schade en de fritvlieg. Als de grond geschikt is, is de
beste zaaitijd tussen 20 april en 1 mei. Na het zaaien kan
tegen onkruid gespoten worden. Op humusarme grond
2 humus met 2 kg Atrazin per ha
25 humus met 2 y2 kg Atrazin per ha
5 humus met 3 kg Atrazin per ha.