Agrarische bebouwing in bestemmingsplannen De rentabiliteit van kampeerbedrijven 0 De landbouw in Noord-Brabant in een bedrijfstak, die nog steeds volop in ontwikkeling is. Die ontwikkeling vraagt telkens opnieuw aanpassing van de bedrijfsvoering. Dat de Bra bantse boer in dit opzicht slagvaardig is, blijkt o.a. uit de bouw van een groot aantal moderne rundveestallen, waarmee Noord-Brabant koploper is in den lande. Bij deze bedrijfsaanpassing en mo dernisering kunnen beperkingen van planologische aard vaak een extra hindernis vormen naast de financiële zorgen, die toch al met het realiseren van deze plannen gepaard gaan. gaan. Dat betekent dat een stuk romantiek van het plat teland is verdwenen en steeds meer verdwijnt. Aktie- groepen voor behoud van natuur en landschap zullen bij hun, op zich lofwaardig, streven er rekening mee moeten houdien, dat dit streven vaak raakt aan de bestaansmoge lijkheden van de landbouw in de betreffende gebieden. Met een variatie op een bekende slagzin zou men kun nen stellen: „Laat niet als dank voor prettig recreëren, de maker van het landschap met zijn bedrijf creperen". Met het opleggen van beperkende bepalingen kan men gemakkelijk zijn doel voorbij schieten. Men introduceert daarmee onzekerheid inzake de toekomstige bedrijfsvoe ring en belemmert verbetering van de inkomensverrui ming. Als gevolg daarvan dreigt verwaarlozing van het bedrijf wat tevens achteruitgang van het landschap be tekent. Het zijn deze overwegingen die de Gewestelijke Raad voor Noord-Brabant van het Landbouwschap ruim een jaar geleden er toe hebben gebracht om een brochure uit te geven onder de titel: „Armslag voor de Brabantse boer". Dit keurig verzorgde boekje werd o.a. aan alle leden van gemeenteraden toegezonden, teneinde hen te informeren over het standpunt van de landbouw t.a.v. de ruimtelijke ordening in deze provincie. GROND ALS BELANGRIJKSTE PRODUKTIEFAKTOR RICHTLIJNEN VAN GEDEPUTEERDE STATEN Voor akkerbouw, veehouderij en tuinbouw is de grond zonder meer de belangrijkste produktiefaktor. Het aan zicht van het overgrote deel van de zgn. buitengebieden is dan ook van oudsher door de boer bepaald. Bij het vaststellen van streekplannen en bestemmingsplannen speelt de landbouw daarom een zeer grote rol. In feite immers beheert de boer een belangrijk deel van het land schap. De recreatie-zoekende stedeling ervaart en waar deert het landschap als een rustgevend element temidden van de steeds verder uitgroeiende stedelijke bebouwin gen. Landbouw en landschap beïnvloeden elkaar, wat be tekent, dat het landschap meegroeit met de agrarische bedrijven en de schaalvergroting, die in deze gebieden plaats vindt. Bij het beleid van de ruimtelijke ordening zal men daarom, met name in de agrarische gebieden, volledig armslag moeten laten voor bedrijfseconomische ontwik kelingen van de landbouwbedrijven. De moderne boer moet ook in zijn bedrijfsvoering met zijn tijd mee kunnen MET voldoening mag worden geconstateerd, dat de uitgangspunten van de georganiseerde landbouw ook terug te vinden zijn in de nota die thans door Gede puteerde Staten aan de gemeentebesturen is verzonden, dienend voor de regeling van met name de agrarische bebouwing in bestemmingsplannen van gebieden met een agrarische funktie. Motief voor het uitbrengen van deze nota is het bevorderen van meer uniformiteit in het be leid ter zake. Vrijwel alle agrarische gebieden zijn tot nu toe opge nomen in uitbreidingsplannen in hoofdzaak, tot stand zijn gekomen op basis van de woningwet 1901 en die nog van kracht zijn. De inwerkingtreding van de nieuwe wetgeving, de ont wikkeling van de planologische inzichten en de ontwik keling van de landbouw maken een heroriëntatie nood zakelijk. Vandaar de nieuwe uitgangspunten voor de ge meentebesturen, aan de voorbereiding waarvan ook het Landbouwschap heeft meegewerkt. BOUWEN IN AGRARISCH GEBIED IET-AGRARISCHE bebouwing dient zoveel mogelijk uit het agrarisch gebied te worden geweerd. In de praktijk is diaarmee in de ene gemeente meer dan in de andere vrijveel de hand gelicht. Onder het voor wendsel van het stichten van een agrarisch bedrijf zijn vrij wat burgerwoningen tot stand gekomen! Niet alleen is dit uit landschappelijk oogpunt ongewenst, ook andere bezwaren doen zich hierbij voor. (Zie verder pag. 8) QVER hetgeen in het camping-bungalowverhuur- bedrijf zo jaarlijks verdient wordt doen veler lei speculaties de ronde. Vele zien een camping of de verhuur van zomerwoningen als een „goudmijn tje" anderen menen dat er geen droog brood in te verdienen valt. Over het algemeen bestaat echter toch wel de indruk dat de enorme investeringen die de moderne opzet van een dergelijk bedrijf vraagt, nauwelijks meer op te brengen zijn en dat de ren tabiliteit in vele gevallen te wensen overlaat. Ook het inkomen wordt vaak slecht tot middelmatig ge noemd. Teneinde een verantwoord inzicht te krijgen in de rentabiliteitsstructuur in de camping- en bungalow- verhuurbedrijfsector heeft, in opdracht en met sub sidie van Economische Zaken, het Economisch In stituut voor het midden- en kleinbedrijf een onder zoek daarnaar ingesteld en is op basis van de be drijfsresultaten 1970 onlangs het rapport daarover verschenen. IN 1971 bedroeg het aantal kampeer- en aanver- wante bedrijven 4700. Hiervan hadden circa 1500 bedrijven een oppervlakte van 1 ha of meer. Het aantal slaapplaatsen werd in 1971 geraamd op 850.000. Hiervan heeft 72 betrekking op staanplaatsen voor tenten en caravans; 15 op bungalows; 13 op de overige verblijfsaccommodatie zoals kamphuizen, jeugdherbergen en conferentie-oorden. Het aantal overnachtingen werd, met inbegrip van die van de vaste kampeerders, geschat op 38 min. De totale om zet van de kampeerbedrijven bedroeg naar raming ƒ100 min. Het onderzoek heeft zich in verband met de om vang en de gedifferetieerde samenstelling van de bedrijfstak beperkt tot de groep van bedrijven met een minimumoppervlakte van 1,5 'ha, waarvan de ondernemers hun inkomen in hoofdzaak uit het kam- peerbedrijf verkrijgen. NEGATIEF RESULTAAT pi het rapport zijn de gegevens verwerkt van 111 ondernemingen, te weten: 46 campings, 47 ge mengde bedrijven (mengvormen van camping en bungalowbedrijf) en 18 'bungalowbedrijven. Genoem de bedrijfsgroepen vormen de drie belangrijkste cate gorieën bij de kampeerbedrijven. Uit het onderzoek is gebleken, dat een groot aantal ondernemingen in deze drie categorieën geen hoge bezettingsgraad heeft. De gunstig, veelal aan de kust gelegen bedrijven hebben een betere bezetting, die voornamelijk bereikt wordt in het hoogseizoen. De bedrijfsresultaten van de campings voor tenten en caravans, berekend op basis van de historische kostprijs, zijn gemiddeld positief. Bij de gemengde bedrijven en meer nog bij de bungalowbedrijven is dit economisch, resultaat echter negatief. Berekend op basis van de vervangingswaarde blijken de drie onderzochte categorieën van kampeerbedrijven in hun totaliteit een negatief economisch resultaat te hebben. Gezien deze positie wordt in het rapport betwijfeld of de ondernemers te zijner tijd in s'aat zullen zijn de nodige vervangingsinvesteringen te doen. Bij alle bedrijfstypen drukken de kapitaalslasten (pacht, rente en afschrijving) en de loonkosten (be taalde lonen, sociale lasten en gewaardeerde lonen) sterk op de exploitatierekening. (Hierdoor komen met name de kleine ondernemingen moeilijk tot een po sitief economisch resultaat. CAMPINGS DU de campings bereiken de kustbedrijven, de be- drijven met een omzet van meer dan 120.000 en de bedrijven die een oppevlakte van 4 tot 8 ha hebben, zowel op basis van de historische kostprijs als op basis van de vervangingswaarde gemiddeld een posi tief economisch resultaat. Bij de ondernemingen met een opbrengst van minder dan ƒ120.000 en/of een oppervlakte van minder dan 4 ha, is het economisch resultaat gemiddeld negatief. Het betreft hier gemid deld,, zodat binnen deze groep van bedrijven gun stige afwijkingen aangetroffen worden. Van de totale opbrengst is gemiddeld 30 afkom stig van bijkomende activiteiten. Hiervan is de ex ploitatie van een kantine en/of een kampwinkel het belangrijkst. De loonkosten vormen gemiddeld 37 van de omzet en vormen daarmede de belangrijkste kostenfactor. De nadruk moet dan ook worden ge legd op een optimaal gebruik van de factor arbeid en op de doorvoering van een zo groot mogelijke be drijfsefficiency. GEMENGDE BEDRIJVEN TIJE positie van de gemengde bedrijven wordt voor- namelijk bepaald door de gerichtheid van het bedrijf. Naarmate de onderneming meer op een cam ping dan op een bungalowbedrijf is gericht, zijn de resultaten gunstiger, onder meer door de in dat geval relatief lagere kapitaalslasten. Bij deze groep berei ken de kleinere bedrijven met een opbrengst van minder dan 100.000 en/of een oppervlakte beneden de 7 ha in het algemeen geen positief economisch resultaat. De grotere bedrijven bereiken gemiddeld een betere rentabiliteit. Ook zij zullen echter vooral indien het bungalowbedrijf overheerst moeilijk tot vervangingsinvesteringen kunnen komen. BUNGALOWBEDRIJVEN IN verband met het beperkte aantal in het onder- zoek betrokken bungalowbedrijven dienen de over. deze bedrijven verkregen gegevens met enige voorzichtigheid te worden gébruikt. Het gemiddelde economische resultaat van de 18 onderzochte bedrijven is negatief. De kapitaalslasten bedragen bijna de helft van de opbrengst. Het is met name deze wat duurdere vorm van verblijfsaccomo- datie die krachtige concurrentie ondervindt, zowel van de zijde van de snel in aantal toenemende sta caravans, als anderzijds van de aanbiedingen van reisbureau's voor relatief goedkope vakanties in bet buitenland. DE ALGEMENE AANBEVELINGEN r algemene aanbevelingen van het rapport rich ten zich op het nastreven van een betere on derlinge bedrijfsvergelijking en op de verbetering van het niveau der bedrijfsadministratie, met name door invoering van een uniform administratieschema. Voorts is het van belang, dat de vakantiespreiding wordt verbeterd, ten einde hierdoor de bezettings graad van de kampeerbedrijven te verhogen. Dit geldt te meer, omdat de kampeerbedrijven voor het merendeel door Nederlandse vakantiegangers worden bezocht. Tn dit verband dienen ook de kampeerbedrij ven zelf de seizoenverlengingen te bevorderen met behulp o.m. van speciale arrangementen, door goed kopere vaste plaatsen in het voor- en naseizoen en door het treffen van slecht-weer-voorzieningen. Voor belangstellenden is het rap port tegen betaling verkrijgbaar bij het Economisch Instituut voor het Midden- en Kleinbedrijf, Neuhuys- kade 94, 's-Gravenhage.

Krantenbank Zeeland

Zeeuwsch landbouwblad ... ZLM land- en tuinbouwblad | 1973 | | pagina 6