Langs de melkweg De Nederlandse melk en zuivelproduktie in 1972 (LXXXV) Rekenen over mestvee in Groningen f 1755,— li Ing. J. H. LANTINGA Consulentschap voor de akkerbouw en rundveehouderij Goes De agrarische produktie is een belangrijke peiler van onze economie. Bij de voortbrengselen van de landbouw in ons land is de melkveehouderij met de zuivelproduktie in omvang de belangrijkste produktietak. Nederland is in de gehele wereld bekend dioor zijn rundvee en zuivel- produkten. Door de jaarlijkse stijging van de totale melk- produktie neemt de betekenis ervan nog toe. De melkveestapel in ons land breidt zich nog steeds uit. Volgens het voorlopig statistisch jaaroverzicht 1972 van het Produktschap voor Zuivel waren er in dat jaar 1.970.000 stuks melk- en kalf koeien. Dit is 80.000 stuks meer dan in 1971. Sinds het begin van deze eeuw is de melkveestapel in omvang ongeveer verdubbeld. Deze groei komt voor de helft voor rekening van de laatste 15 jaar. Het is dan ook te verwachten dat binnen zeer korte tijd het aantal melk en kalfkoeien in ons land de 2 miljoen zal overschrijden. De melkproduktie per koe. De gemiddelde jaarproduk- per koe nam in 1972 ten opzichte van 1971 toe met 96 kg melk tot 4536 kg. Dit is 196 kg meer dan in 1970. Sinds 1962 is er een stijging van 310 kg. Naar het zich laat aanzien zal deze produktie in het lopende jaar nog verder toenemen. Het gemiddelde vetgehalte steeg met 0.04 tot 3.93 Het gemiddeld vetgehalte is hiermede de 3.90 grens overschreden. In 1961 vond dit plaats met de 3.80 grens. De stijging van de laatste 2 jaren doet verwachten dat in 1974 het gemiddeld vetgehalte de 4 zal hebben bereikt. De totale melkproduktie. Door toename van het aantal melkkoeien en stijging van de gemiddelde produktie per koe bereikte de totale melkproduktie de ongekende hoogte van 9.073.000.000 kg melk. Dit is in 1 jaar een toename van 8 Bij voortzetting van deze toename is in 1974 de melkplas dan gestegen tot ver de 10 miljard kg. Van de totale melkproduktie is in 1972 rond 93 aan Zuivelfabrieken geleverd. Zuivelprodukten. De produktie van fabriekskaas nam toe met 5 tot 314 miljoen kg. De baterproduktie steeg van 124 miljoen kg tot 163 miljoen kg, hetgeen een toe name is van 31 De produktie van gecondenseerde melk daalde met 10 miljoen kg of ruim 2 De produktie van boerenkaas bleef gelijk op 6.7 miljoen kg. Hoofdelijk binnenlands gebruik van melk- en zuivel produkten. Het hoofdelijk verbruik van kaas neemt nog toe. In 1972 was dit 9.1 kg tegen 8.7 kg in 1971 en 8.2 kg in 1970. De consumptie van boter neemt in ons land nog verder af en daalde tot de ongekende laagte van 1.9 kg. Het verbruik van gecondenseerde melk, inclusief koffiemelk, daalde met 0.1 kg tot 10.3 kg per hoofd van de bevolking. Het verbruik van consumptiemelk en con- sumptiemelkprodukten nam af met 3.1 kg tot 139.5 kg. Het aantal iwoners in ons land is 13.3 miljoen. Dit is 137.000 meer dan in het voorgaande jaar. Export. De uitvoer omvatte, exclusief naar België en Luxemburg, o.a. de volgende hoeveelheden: 1972 1971 143 141 miljoen kg kaas 85 92 miljoen kg boter 282 316 miljoen kg gecondenseerde melk 52 68 miljoen kg melkpoeder 70 72 miljoen kg diversen De waarde van deze export bedroeg in 1972 rond 1760 miljoen gulden tegen 1690 miljoen in 1971. Aantal Zuivelfabrieken. De concentratie van de zuivel industrie zet zich nog steeds voort. Dit proces is reeds tientallen jaren aan de gang. In 1938 waren er nog bijna 900 zuivelfabrieken met een gemiddelde aanvoer van rond 5 miljoen kg melk per fabriek. Per 31 december 1972 werkten er in ons land nog 220 bedrijven. Dit is 50 min der dan in het jaar daarvoor. De hoeveelheid aangevoerde melk per fabriek is mede hierdoor gestegen tot rond 34 miljoen kg per jaar. Concentratie is een bundeling van krachten. Het verstevigt de nationale concurrentiepositie. Al zes jaar lang bestaat bij de Groninger Mij. een soort gespreksgroep voor de stierenmesterij. Deze 30 tot 40 ge, interesseerden gaan op excursie om op de hoogte te blij ven van de nieuwste ontwikkelingen en men komt zo nu en dan eens bij elkaar om de eigen ervaringen uit te wis selen. Vorige herfst kwam men van een excursie naar Twente terug met twee dingen. In de eerste de vrij goed kope stallen die de boeren daar vaak zelf bouwen en de grote liefde die de stierenmesters daar aan de dag leggen voor de snijmais. Dit was mede de aanleiding om dit voorjaar onder het motto „Rekenen over mestvee" een studiemiddag te be leggen om alles rond de stierenmesterij nog eens uit te diepen. De belangstelling bij de leden was zo groot dat zich ruim 100 mensen aanmeldden, waarbij ook een aan tal deelnemers van onze zusterorganisaties in Friesland, Duitsland en de Veenkoloniën. Gemakshalve werd de groep in tweeën gesplitst om een beter gesprek mogelijk te maken. Van al hetgeen dat daar naar voren kwam is het volgende een summiere samenvatting, die wij aan het „Groninger Landbouwblad" ontlenen. ROOSTERVLOER Op het ogenblik wordt het mestvee in Groningen meestal nog gehouden in een „vak" van de schuur, maar ook een verlaten koeienstal wordt nog wel eens voor stieren gebruikt. Bij eenheden van 30 tot 40 stieren is dit een systeem wat redelijk bevalt en vrij weinig inves teringen vraagt in het gebouw. Als men naar grotere eenheden gaat komt eigenlijk alleen nog de stal met roostervloer in aanmerking. Dat betekent, dat een nieuw gebouw moet worden gezet of dat een roostervloer met mestkelder in een bestaand ge bouw moet worden aangelegd. Er zijn op het ogenblik een aantal akkerbouwbedrijven in Groningen die de sprong van ongeveer 35 stieren naar meer dan 100 ma ken en allemaal hebben zij gekozen voor de roostervloer. Maar bouwen is duur en wordt nog elk jaar duurder. Op het ogenblik kan een complete nieuwe stal voor 100 stieren worden gebouwd voor 70 tot 85 duizend gulden. Maar dan is er nog geen ruimte voor de opfok van de jonge kalveren en de boer moet zelf het grondwerk doen. Voor de boer die zelf kan metselen, timmeren en boven dien ruimschoots tijd kan vrijmaken valt ongeveer de helft van de bouwkosten te verdienen. In Twente bouwt men de stallen voor de meststieren veel zelf, maar niet iedereen heeft daarvoor de tijd en de handigheid. Als de stal wordt geïsoleerd met polystyreenschuim vraagt dit ongeveer 65,per stier extra. De discussie over het voor en tegen van de isolatie eindigde onbeslist, Isolatie heeft misschien in de zomer iets voor, maar in de winter is het niet direct nodig. De dieren kunnen kou: de goed verciragen maar hebben een hekel aan warmte. Vooral broeierige warmte is slecht voor de groei van de dieren. Volledige isolatie van de stal is duur, biedt mis schien wat voordeel, maar roept aan de andere kant ook weer gevaren op. Het blijft zeer de vraag of deze extra kosten moeten worden gemaakt. Wel is het van groot be lang de stieren tegen tocht te beschermen. VOEDING Voor de discussie over de voeding had de heer Klunder o.a. vier rantsoenen opgesteld. De totale voerkosten die bij elk rantsoen horen zijn in de tabel vermeld. Opvallend is, dat het rantsoen met bietenblad en aardappelvezels het laagst uit de bus komt. Dit komt niet door de hoge krachtvoerprijzen, maar gewoon omdat bietenblad en aardappelvezels voor stieren een goed voer is en niet duur. Voor de bedrijven met niet te veel stieren is dit aan te bevelen, maar bij 100 stieren wordt het moeilijk uit te voeren. Hoeveelheden van 320 ton aardappelvezels en 400 ton bietenblad inkuilen is niet eenvoudig. Hetzelfde geldt voor het rantsoen met alleen bieten blad. De aardappelvezels zijn daar vervangen door kracht, voer en daardoor valt dit rantsoen iets duurder uit. De beide rantsoenen met snijmais ontlopen elkaar weinig. Bij de grotere aantallen stieren komt men vrijwel auto matisch terecht bij het rantsoen zonder weide. Het wei den van 100 kalveren is immers een heel spectakel en bovendien niet eens voordeliger. Weiden vraagt echter wel wat minder werk. RENTABILITEIT In de tabel is aangegeven welk rendement er bij de verschillende rantsoenen kan worden gehaald. Dit zijn uiteraard alleen voorbeeldberekeningen, maar ze geven wel een duidelijke aanwijzing. RENTABILITEIT MESTSTIEREN Kosten in guldens per stier Ingekuild bietenloof Ingekuild bietenloof Ingekuilde mais Ingekuilde mais Eigen ingekuilde -1- weide weide zonder weide bedrijf aardappelvezels weide (systeem A) (systeem B) (systeem C) (systeem D) Aankoop kalf 400,— 400,— 400,— 400,— Voeding 814,— 861,— 887,— 879,— Veearts 25,— 25,— 25,- 25,— Afeveringskosten 35,— 35,— 35,— 35,— Sterfterisico 45,- 45,— 45,— 45,— Algemene kosten 20,— 20,— 20,— 30,— Rentekosten 75,— 75,— 75,— 75,— Werktuigkosten 40,— 40,— 40,— 40,— Stalling 120,— 120,— 120,— 120,— Totaal kosten 1574,- 1621,- 1647,— 1649,— Stel opbrengst 270 kg x 6,50 1755,- 1755,— 1755,— Arbeidsinkomen per dier: 180,— 135,- 110,- no, VOEDERKOSTEN MESTSTIEREN A. BIETENBLAD EN AARDAPPELVEZELS 40 kg kunstmelkpoeder a 1,50 60,— 120 kg babykalverbrok k 0,51 61,— 240 kg eiwitrijke kalverbrok k f 0,45 S3 108,- 597 kg A- en B-brok k f 0,46 275.- 3200 kg aardappel vezels a 21,75/ton 70,— 4000 kg bietenblad k f 15/ton 60,— hooi- en weidekosten 180,— Totaal per stier 814,- B. BIETENBLAD 40 kg kunstmelkpoeder k f 1,50 f 60,- 120 kg babykalverbrok k 0,51 61,— 240 kg eiwitrijke kalverbrok k f 0,45 108,— 816 kg mestbrok a f 0,43 V2 355,— 6445 kg bietenloof k 15/ton 97,- hooi- en weidekosten 180,— Totaal per stier ƒ861,- C. SNIJMAIS MET WEIDE 40 kg kunstmelkpoeder a 1,50 60,- 120 kg babykalverbrok k f 0,51 61.— 240 kg eiwitrijke kalverbrok k 0,45 108,— 565 kg eiwitrijk krachtvoer k f 0,46 260,— 5129 kg ingekuilde mais (k f 0,37/kg Z.W.) 280,- hooi. en weidekosten „118,- Totaal per stier 887,- D. SNIJMAIS ZONDER WEIDE 40 kg kunstmelkpoeder k 1,50 60,- 120 kg babykalverbrok k 0,51 61,— 216 kg eiwitrijke kalverbrok a 0,45 97 565 B-brok en eiwitrijke brok k f 0,46 260,- 6200 kg ingekuilde mais (k f 0,37/kg Z.W.) „343,— 430 kg hooi 0,40/kg Z.W.) 58, Totaal per stier 879,- Dit rendement wordt door vele factoren beïnvloed, maar de prijs van het vlees en het krachtvoer spelen wel de belangrijkste rol. Als de prijs van het krachtvoer met 5,per 100 kg verandert, stijgt of daalt het arbeids inkomen bij het rantsoen met alleen bietenblad met f 58,en bij het rantsoen met snijmais en weide met 45,Bij de beide andere rantsoenen verandert het arbeidsinkomen met f 50, De invloed van de vleesprijs is nogal wat sterker. Door een kleine verandering van de vleesprijs met 0,50 per kg stijgt of daalt het arbeidsinkomen per stier met 135,Dit betekent dat door een daling van de vlees prijs met 0,50 het gehele arbeidsinkomen weg is als er verder niets verandert. Dit maakt ook velen huiverig om in de stierenmesterij te gaan investeren, want als de nieuwe stal er staat is er eigenlijk de eerste jaren geen terug meer mogelijk. Aan de andere kant verdubbelt uiteraard het arbeidsinkomen als de vleesprijs met 0,50 omhoog gaat en dat is aantrekkelijk. Bij de stallingskos- ten is uitgegaan van een nieuwe stal, zodat voor een akkerbouwer die 40 stieren in zijn strovak houdt het ar beidsinkomen zo'n 100,—per stier hoger kan zijn. (Zie verder pag. 17)

Krantenbank Zeeland

Zeeuwsch landbouwblad ... ZLM land- en tuinbouwblad | 1973 | | pagina 11