nog steeds de beste
luzerne in europa!
Grondbewerking
in het voorjaar
De bestrijding van voorjaarsinsecten in suikerbieten
J. C. M. ROMME
C.A.R. BARENDRECHT
in Bedrijfsvoorlichting Z.H.
T-IOE en wanneer we de grond dit voorjaar gaan
bewerken is van een aantal factoren afhanke
lijk. Als de voornaamste kunnen genoemd worden:
Het geleverde werk tijdens het ploegen en de wijze
waarop de grond de winter is doorgekomen. In alle
gevallen echter geldt dat gewacht moet worden tot
de grond geschikt is om te bewerken. Te vroeg be
ginnen heeft al vaak veel teleurstellingen gegeven.
De belangrijkste werkzaamheden zijn het maken van
een zo goed mogelijk poot- en zaaibed voor respec
tievelijk aardappelen en suikerbieten.
VOOR AARDAPPELEN
TWE groei van aardappelen stelt hoge eisen aan de
toestand van de grond. Vooral voor dit gewas
geldt dat te vroeg beginnen veel narigheden kan ge
ven door niet vlot kunnen oogsten, lage opbrengsten
en matige sortering. Naast de te bewerken toplaag is
vooral ook de toestand van de ondergrond bepalend
voor het tijdstip van beginnen. De ondergrond mag
bij de grondbewerking niet versmeerd of samenge
perst worden, omdat de aardappel die van nature
veel vocht vraagt, hierover vrij moet kunnen be
schikken. De bewerkingsdiepte hangt af van de dikte
van de droge toplaag. Een volgende eis is dat we
moeten streven naar zo weinig mogelijk bewerkingen
om het aantal sporen te beperken. Tijdens het strooien
van de kunstmest kunnen diepe sporen ontstaan die
moeilijk in één bewerking weg te krijgen zijn. Erva
ringen in het verleden hebben bewezen dat het zeer
goed mogelijk is om vroeg in het voorjaar over be
vroren grond de kunstmest te strooien.
WELK WERKTUIG?
VOOR het verkrijgen van een goed pootbed kan
een keuze warden gemaakt uit diverse werktui
gen. De keuze is afhankelijk van de grondsoort op
uw bedrijf. Op de wat lichtere gronden zijn goede
resultaten te bereiken met de bekende triltandcul-
tivator, voorzien van verkruimelrollen of met de
kromtandeg. In de meeste gevallen kan in één be
werking een goed pootbed worden verkregen. He',
streven naar een te intensieve verkruimeling is niet
gewenst. De combinatiewerktuigen met een goed
werkende depteregeling verdienen de voorkeur. Een
voorbeeld hiervan is 'het Rau-Kombi-systeem.
Voor de zwaardere gronden is men vaak aangewe
zen op de aangedreven eggen. Een eis die we hier
aan moeten stellen is dat ze voorzien zijn van een
gemakkelijk en snel te regelen diepteafstelling. Ook
voor deze groep werktuigen geldt dat een te inten
sieve verkruimeling moet worden voorkomen. Dit is
te bereiken door een zo goed mogelijke verhouding
te zoeken tussen toerental en rijsnelheid.
HET POTEN IN NIET BEWERKT LAND
toond dat een extensieve grondbewerking (hoge
rijsnelheid en weinig toeren) met een aangedreven
eg, opbrengstverhogend werkt ten opzichte van een
intensieve bewerking (lage rijsnelheid en veel toe
ren). Bovendien werd gedurende de oogst meer grond
op het veld achtergela'en. De laatste jaren zijn er
diverse bedrijven toe overgegaan om rechtstreeks in
de ploegsneden te poten. Om de gevolgen en de mo
gelijkheden van deze methode te onderzoeken werd
in de genoemde proef ook een object poten in de
ploegsneden opgenomen. Het resultaat gaf een iets
lagere opbrengst in vergelijking met het object ex
tensieve grondbewerking en een iets hogere opbrengst
ten opzichte van intensieve grondbewerking. Voor
wat betreft de hoeveelheid achtergebleven grond was
het resultaat respectievelijk meer en minder.
De conclusie kan als volgt worden samengeva':
Rechtstreeks poten in de ploegsneden zonder deze te
bewerken is mogelijk mits:
de grond goed geploegd is;
de grond goed verweerd is;
het kunstmeststrooien vroeg voor of na het poten
wordt uitgevoerd;
de diepgang van de pootelementen goed wordt
ingesteld;
er op zware grond (boven 35 afslibbaar) 10
meer knollen dan normaal gepoot worden, omdat
sommige pootmachines meer slib vertonen dan in
bewerkte grond en vanwege het feit dat er min
der stengels gevormd worden in onbewerkte
grond.
Omwille van de bestuurbaarheid van de trekker
verdient overdwars over de ploegsneden poten de
voorkeur als de perceelafmetingen dit toela'.en. Bo
vendien verkrijgt men een regelmatiger dieptelig
ging van de knollen. Om alle losse grond te kunnen
benutten kan tijdens het poten de losse grond voor de
trekkerwielen worden weggeschoven.
VOOR SUIKERBIETEN
ÏIET resultaat van een drie-jarige proef, gelegen DIETEN zaaien op eindafstand is goed mogelijk.
op de proef boerderij te Westmaas heeft aange- Op diverse bedrijven is haast geen andere mo-
Barenbrug Holland B.V., Postbus 4, Arnhem. Tel. (085) 431051
gelijkheid meer aanwezig in verband met het aantal
aanwezige arbeidskrachten. Dit houdt in dat aan de
toestand van het zaaibed zeer hoge eisen moeten
worden gesteld om een zo goed mogelijke opkomst
van het zaad te krijgen.
Ook bij goed ploegwerk blijft het noodzakelijk om
over de vorst een voorbewerking met een vaste tand-
cultivator uit te voeren. Deze voorbewerking moet
bij voorkeur in de zaairichting gebeuren om vervol
gens in het voorjaar in één bewerking een voldoende
vlak zaaibed te krijgen. De voorjaarsgrondbewerking
moet beperkt blijven tot een oppervlakkige verkrui
meling van de bovenste toplaag. Bij een te diepe
bewerking komt de opkomst in gevaar als gevolg
van een slechte aansluiting van zaad en vaste grond.
Moet omwille van een goede egalisatie de grond die
per worden bewerkt dan eigenlijk wenselijk is, dan
verdient het aanbeveling om deze aan te drukken
met een Cambridge-rol Hiermee wordt voorkomen
dat het zaad te diep wegzakt en dat de grond uit
droogt. Het is goed mogelijk om deze Cambridge-rol
bijvoorbeeld achter de rotorkopeg te hangen om op
deze manier in één bewerking een zaaibed te krijgen.
WELK WERKTUIG?
DROEVEN op de proefboerderij te Westmaas heb-
ben herhaaldelijk laten zien dat de tandensleep
met de Cambridge-rol een uitstekende combinatie
vormen om bietenland klaar te maken. De conclusie
uit de ervaringen in de praktijk is eensluidend op
vele gronden is ook het gebruik van de onkruideg
een goede methode.
De aangedreven eggen zijn in eerste instantie be
stemd voor de moeilijk te bewerken zware gronden
en op gronden waarop iets moet worden goed gemaakt
als gevolg van minder goed ploegwerk.
Vooral bij deze werktuigen is een goede diepterege
ling onmisbaar voor een goed resultaat, omdat bijna
altijd te diep wordt gewerkt. Ook het wegwerken van
sporen kan achterwege blijven door de kunstmest
over de vorst uit te rijden.
Een algemeen punt voor de voorjaarsgrondbewer
king is: maak gebruik van trekkers voorzien van
dubbellucht of kooiwielen om een vergroting van het
draagvlak e verkrijgen. Indien de keuze is geval
len op dubbellucht dan dient met een lage banden
spanning te worden gereden.
Bestrijding van voorjaarsinsec
ten in suikerbieten is een belang
rijke aangelegenheid. In de mees
te gevallen zal met een zaadbehan
deling; kunnen worden volstaan. Op
een aantal percelen zullen daar
naast extra bestrijdingsmaatregelen
getroffen moeten worden.
Een zaaivoorbehandeling met 1 1
lindaan per ha werkt zowel tegen
o^otekevertjes als tegen spring-
staarten. Temik granulaat werkt te
gen springstaarten niet of nauwe
lijks beter dan een zaadbehande-
R.L.C. - Planteziektèn te Wageningen
I.L.R. - te Bergen op Zoom
ling met lindaan (14 gr per pak
zaaizaad). Voor bietekevertjes lijkt
het ter aanvulling op de zaadbe
handeling nog het meest aantrek
kelijk.
De nevenwerking van Temik op
bietecystenaaltjes is bij een dose
ring van 6 kg/ha waarschijnlijk te
verwaarlozen.
Tegen andere insecten zoals biete-
vlieg, bladluizen e.d. kan zonodig
na, opkomst een bespuiting worden
uitgevoerd.
gIJ de moderne suikerbietenteelt, waarbij van
weinig zaaizaad wordt uitgegaan, moet aan de
bescherming van het kiemende zaad en het jonge
bieteplantje veel aandacht worden besteed. In ver
schillende gevallen zal het zelfs nodig zijn voor of bij
het zaaien reeds maatregelen te nemen. Deze vroeg
tijdige behandeling is nodig, omdat op het moment
dat wegval wordt geconstateerd, geen bestrijding
meer mogelijk is. Om geen onnodige bestrijding uit
te voeren is het zaak zich af te vragen welke insec
ten op het betreffende perceel verwacht kunnen wor
den en welke bestrijdingsmaatregelen het meest ge-
eigend zijn.
Het leek ons goed dit onderwerp aan de orde te
stellen nu verschillende bietetelers, naar de mening
van velen, overhaast een beslissing hebben genomen
om bij het zaaien een aparte behandeling met Temik
granulaat uit te voeren. De indruk is gewekt dat met
dit middel alle kwalen in bieten, inclusief het biete-
cystenaaltje, kunnen worden bestreden. Hoewel Te
mik ongetwijfeld goede eigenschappen heeft zal in
veel gevallen een andere werkwijze goedkoper en
beter kunnen zijn.
MET WELKE INSECTENVRAAT MOET REKENING
WORDEN GEHOUDEN
;AP zand- en dalgrond zijn het vrijwel uitsluitend
ritnaalden en emelten, die voor of kort na op
komst schade veroorzaken. Emelten komen vooi^.
wanneer de bieten geteeld worden op gescheurd gras
land of kunstweide. Een zaadbehandeling met lindaan
is gewenst. Zonodig worden na opkomst van de bie
ten nog emeltenkorrels uitgestrooid.
In voorkomende gevallen kan in de toekomst het
beste in de herfst enkele dagen voor het scheuren
van het grasland met parathion worden gespoten.
De zaadbehandeling met lindaan is ook toereikend
voor ritnaalden, die eveneens na het scheuren van
grasland verwacht kunnen worden. Het eerste jaar
na scheuren voeden de ritnaalden zich nog hoofdza
kelijk met wortelresten van de nog niet verteerde
zode. In de twee daarop volgende jaren is de kans op
schade in bieten veel groter. Naast een zaadbehan
deling zal dan een grondbehandeling met lindaan
(Zie verder pag. 15)
7