Proeven met ruimere rijen-
afstanden in aardappelen
5
ENKELE RESULTATEN
VAN STIKSTOFONDERZOEK
OP PRAKTIJKPERCELEN IN FEBRUARI 1973
J. ALBLAS, C.A.R. - Barendrecht
KODDE, C.A.R. - Goes
T^E stikstofbemesting op bouwlandgewassen is
een aanvulling op de hoeveelheid die de grond
zelf kan leveren. De voorraad in de grond wisselt van
jaar tot jaar vrij sterk, vooral onder invloed van de
neerslag in de afgelopen winter. Daarnaast zijn er
verschillen van perceel tot perceel. Deze perceels-
verschillen worden naast de faktor grondsoort voor
al beïnvloed door de voorvrucht en de aan deze
voorvrucht gegeven N-bemesting.
In het afgelopen voorjaar zijn een aantal praktijk
percelen bemonsterd op het gehalte aan beschik
bare stikstof in de doorwortelbare zone. Van de mon
sters uit Zeeland en de Zuid-Hollandse Eilanden zijn
de uitslagen inmiddels binnen. Dit zijn in totaal ruim
50 percelen met voor 1973 het gewas wintertarwe en
als voorvruchten de gewassen suikerbieten en con
sumptieaardappelen.
De stikstofvoorraad in het profiel is na aardappe
len dus duidelijk wat hoger dan na suikerbieten. Bo
vendien zijn na aardappelen de verschillen groter.
Gemiddeld was het gehalte na aardappelen in Zee
land 4Q kg/ha hoger dan na bieten. Op de Zuid-Hol
landse Eilanden was dit 53 kg.
In het Zuidwestelijk Kleigebied is met deze me
thode van onderzoek in het verleden nog zeer wei
nig ervaring opgedaan. Op deze uitslagen zijn daar
om slechts globale adviezen mogelijk.
Bij een normale stand van het tarwegewas en een
gehalte in het profiel van 70 kg N is na voorvrucht
bieten een advies gegeven van 70 kg N per ha als
basisgift en een 2e gift van 45 kg. Na aardappelen
en een gehalte van b.v. 110 kg N in het profiel was
het advies 50 kg als basisbemesting en 30 kg als
2e gift.
Onderstaande tabel geeft een samenvatting van de
uitslagen
gehalte in kg N per ha
Gebied en voorvrucht
2
0)
~o
"O
E
QJ
O)
<0
O)
O
O
-C
"O
'<D
Q.
CO
ZEELAND
voorvrucht suikerbieten 69 52 83 31
voorvrucht cons.aardappelen 109 65 143 78
ZUID-HOLLANDSE EILANDEN
voorvrucht suikerbieten 70 26 104 76
voorvrucht cons.aardappelen 123 42 208 166
Barenbrug Holland B.V., Postbus 4, Arnhem. Tel. (085) 431051
Om de kans op fouten zo klein mogelijk te houden
geven wij de voorkeur aan het systeem van gedeel
de bemesting. Vooral om de weerstand van het ge
was tegen bladziekten e.d. te verhogen is de basis
bemesting met opzet iets aan de krappe kant gehou
den. De gift, die in de loop van de maand mei in
groeistadium 7 8 wordt gegeven, kan naar gelang
de omstandigheden van dat moment eventueel nog
wat verhoogd of verlaagd worden.
K. KOOY
J. C. M. ROMME
Proefstation Akkerbouw
C.A.R. - Barendrecht
in „Bedrijfsvoorlichting Z.-H."
HET aantal arbeidskrachten in de landbouw neemt
ieder jaar met een bepaald percentage af. Een ont
wikkeling die momenteel niet meer is tegen te houden.
Dit houdt in dat met minder mensen het werk op het
bedrijf moet worden verricht. Een oplossing hiervoor is
het zoeken naar mogelijkheden om bepaalde werkzaam
heden te combineren met andere bedrijven of het inscha
kelen van de loonwerkbedrijven. Vooral deze laatste
groep beschikt vaak over goede werktuigen met grote
capaciteit. Hiervoor is het moderne loonbedrijf niet weg
te denken.
In het voorgaande zijn een tweetal categorieën van
bedrijven genoemd. Voor beide geldt echter dat er iets
moet gebeuren om te komen tot een vergroting van de
arbeidsproduktiviteit per man. Allereerst zal deze gezocht
moeten worden in verhoging van de capaciteit van be
staande machines en werktuigen.
Gelukkig en dit mag misschien erg progressief klinken,
is er een ontwikkeling gaande in de richting van trek
kers van meer dan 100 pk vermogen, wagens van meer
dan 10 ton inhoud en zelfrijdende oogstmachines voor
aardappelen en bieten. Een feit is dat dit komen gaat!
Diverse bedrijven vragen er nu reeds om.
Eén van de problemen die zich bij iedere ontwikkeling
voordoet, is dat het moeilijk is om de huidige normalisa
tie bij landbouwwerktuigen en de te verbouwen gewas
sen te handhaven.
Het ligt ons nog vers in het geheugen dat het zo veel
moeite heeft gekost om te komen tot een normalisatie
van 12,5 cm. Maar moeilijkheden zijn er om overwonnen
te worden. Hoe ver gaan de bedrijven buiten de landbouw
niet door met hun ontwikkelingen teneinde te komen tot
produktiviteitsverhoging?
Iedere ontwikkeling vraagt door een versnelde tech
nische afschrijving extra investeringen. Het is raadzaam
om bij aanschaf van nieuwe werktuigen reeds rekening
te houden met de hier besproken toekomstmogelijkheden.
DE TREKKERS
yjANDAAG aan de dag worden we geconfronteerd
met trekkers met steeds meer vermogen. Hiermee
kunnen we per tijdseenheid meer presteren. De belang
stelling voor deze trekkers neemt toe, doordat men er
sneller mee kan rijden en bovendien kunnen bredere
machines worden ingezet. Ook het combineren van werk
zaamheden waarmee bespaard kan worden op man- en
trekkracht, wordt als voordeel aangemerkt. Het probleem
dat zich hierbij voordoet is dat meer pk's gepaard gaande
met een groter gewicht een aanpassing vragen van de
banden. Grotere en bredere banden zijn noodzakelijk om
de beschikbare trekkracht te benutten en onnodige in-
sporing te voorkomen. Om volledig profijt te kunnen
hebben van de grotere trekkers dient de spoorbreedte
hiervoor te worden aangepast. Dit betekent dat een
spoorbreedte van 1,50 m moet veranderen in minstens
1,80 m.
DE WAGENS
QE wagens want het landbouwbedrijf is nu een
maal ook een transportbedrijf vragen als gevolg
van de steeds groter wordende oogstmachines, die per
tijdseenheid meer produkt oogsten, een grotere inhoud.
Dit kan gevonden worden in uitbreiding van de breedte,
de lengte en de hoogte.
De breedte is aan wettelijke bepalingen gebonden.
De lengte aan praktische, constructieve en technische
eisen. De hoogte wordt bepaald door de stabiliteit. Ver
groting van het wagenvolume vraagt ook direct een aan
passing van banden en spoorbreedte. Direct komen we
al voor het feit te staan dat de rijenafstanden voor de
diverse gewassen moeten worden aangepast.
Dit is geen zaak die binnen 1 h 2 jaar gerealiseerd moet
worden. Hiervoor zijn het aantal vraagtekens nog veel
te groot.
RESULTATEN VAN HET ONDERZOEK
yyANNEER een aantal bedrijven deze fase van ont
wikkeling hebben bereikt, dan dienen de ant
woorden op die vragen bekend te zijn. Dit is de reden
dat op de proefboerderij te Westmaas en andere proef-
boerderijen nagegaan wordt wat de consequenties zijn
van ruimere rij enaf standen in aardappelen en bieten. Ver
geleken zijn in bieten de volgende afstanden 40 - 50 en
60 of 70 cm en in aardappelen 75 - 90 en 105 cm. Hierna
worden de resultaten van proeven met aardappelen ver
meld.
Nagegaan werd: het aantal benodigde planten per ha,
de kg-opbrengst en de kwaliteit van het gewas.
DE OPZET VAN HET ONDERZOEK
|JE proeven zijn qua grootte van de veldjes zo opge
zet dat er volledig machinaal gewerkt kan worden.
Ze zijn nu gedurende twee jaar op zes akkerbouw-proef-
boerderijen uitgevoerd. De objekten zijn: 75 - 90 en 105
cm rijenafstand waarbij op twee tijdstippen geoogst
wordt, voor pootgoed. en als consumptiegewas. Het plan-
tenaantal wordt voor dit doel en per rijenafstand aange
past. Met de gebruikelijke pootmachines is dit vrijwel
altijd mogelijk.
Voor het aanaarden van de grote ruggen zijn speciale
aanaarders gemaakt die in staat zijn een rug te bouwen
met dezelfde vërhoudingen als de rug van 75 cm rijen
afstand. Bij het maken (aanaarden) van de grote ruggen
moet dieper gewerkt worden om losse grond te verkrij
gen dan bij 75 cm rijenafstand.
Er zijn metingen uitgevoerd naar vochtigheid en tem
peratuur omdat verwacht wordt dat deze omstandig
heden in de grotere ruggen anders zijn.
Ook zijn de vormen van de ruggen op papier vastge
legd.
Enkele proeven zijn met aangepaste machines gerooid.
De indruk bestaat dat de rooibaarheid niet achteruit gaat
bij vergroting van de rijenafstand mits de zeefcapaciteit
toereikend is.
DE RESULTATEN NA TWEE PROEFJAREN
Omdat de aardappelteelt sterk afhankelijk is van de
weersomstandigheden, zijn twee onderzoekjaren nauwe
lijks voldoende om iets te zeggen over de resultaten.
Daarom moet deze mededeling gezien worden als een
„tussentijds en zeer voorlopig verslag" van de bevindin
gen.
Er zijn veel waarnemingen gedaan, waarbij de totale
kg-opbrengst per ha de meeste aandacht heeft gekregen,
hoewel percentage uitval door groeischeuren, doorwas,
groene knollen en ondermaat sterk bepalend zijn voor
de hoeveelheid afleverbaar produkt en het financieel eind
resultaat.
Over de laatste bepalingen is nog niet veel te zeggen
omdat de afgelopen twee jaren gunstig waren ten aanzien
van deze gebreken.
In het samenvattend overzicht worden de totaalop
brengsten in verhoudingsgetallen uitgedrukt waarbij de
opbrengst van de teelt in 79 cm ruggen op 100 gesteld is.
De cijfers geven een aanwijzing dat de totaalopbrengst
daalt naarmate de rijenafstand groter wordt dan 75 cm.
De indruk bestaat echter dat een belangrijk gedeelte
van de opbrengstderving door rijenafstandvergroting
weer gecompenseerd wordt door een hoger percentage
afleverbaar produkt. Voor dit onderdeel moet nog het
nodige onderzoek gebeuren voordat conclusies getrokken
kunnen worden.
SAMENVATTING
Het poten, verzorgen en rooien van aardappelen op
grotere rijenafstand dan gebruikelijk is, hoeft technisch
geen moeilijkheden op te leveren.
Opdat het kg-opbrengstgegeven mogelijk niet alleen
belangrijk zal zijn bij een beslissing om wel of niet over
te gaan naar een ruimere rijenafstand, zal de aandacht
ook gevestigd blijven op onderdelen, zoals bewerkings
capaciteit, rooibaarheid en afleverbaarprodukt.
Opbrengsten in verhoudingsgetallen in twee oogstjaren
oogstjaar 1971 oogstjaar 1972
75 cm
90 cm
105 cm
75 cm
90 cm
105 cm
Westmaas 35.000 pl/ha
ino
87
86
100
99
106
Westmaas 45.000
100
100
85
100
96
93
5 andere 40.000
100
94
95
100
97
96
proefboerderijen gemiddeld
100
94
89
100
97
98
Vroege rooiing en pootgoedteelt:
Westmaas 35.000 pl/ha
-V
100
98
94
Westmaas 45.000
100
100
94
3 andere 60.000
100
94
94
100
ioo
97
proefboerderijen gemiddeld
100
94
94
100
99
95