Langs de melkweg
-
Infectieuze
bronchitus
bij
slachtkuikens
(LXXXII)
20
Het vaststellen van de
leeftijd bij rundvee
Gezondheidsdienst
voor Dieren
in Noordi-Brabant
Boxtel.
Tot de meest besmettelijke ziekten bij slachtkuikens
horen pseudo vogelpest en infektieuze bronchitis. De
laatste jaren heeft de bestrijding van pseudo vogelpest
grote belangstelling van pluimveehouders, dierenartsen
en voorlichters getrokken. Verschillende entmethoden
zijn in deze jaren uitgetest. De methode, waarbij de die
ren op een leeftijd van 1 3 dagen en op 4 weken worden
gesprayd met pseudo vogelpest-enstof, heeft ten aanzien
van de preventie een goed resultaat opgeleverd, maar er
blijven klachten van de pluimveehouders omtrent de ent-
reakties. Vooral de laatste maanden zijn hierover in onze
provincie nogal wat klachten.
Er is al veel gesproken over de oorzaken van de ent-
reakties en als zodanig zijn behalve de enting zelf
genoemd: de kwaliteit van de kuikens, bijkomende infek-
ties met bakteriën, de wijze waarop de dieren geënt wor
den, de huisvestingsomstandigheden enz. Veel is ook ge
sproken over het effekt van de weerstand van de moe-
derdieren op de entreaktie bij de kuikens, afkomstig van
de betrokken dieren. In hoeverre deze weerstand van de
moederdieren werkelijk een rol speelt op de entreaktie
is niet bekend. Maar er wordt beslist te weinig gesproken
over infektieuze bronchitis en deze ziekte is wellicht op
dit ogenblik de belangrijkste oorzaak van de klachten
met betrekking tot de entingen. Er is dan dus geen sprake
van een reaktie op de pseudo vogelpest-enting maar een
uitbraak van een andere ziekte, de infektieuze bronchitis.
WAT IS INFEKTIEUZE BRONCHITIS?
|NFEKTIEUZE bronchitis geeft ontstekingen van de
ademhalingswegen. In een koppel kan men gesnot
ter horen. De ernst van deze aandoening varieert noeal
per koppel. In het algemeen kan men niet zeggen, dat de
verschijnselen zich onderscheiden van de andere soorten
ademhalingsstoornissen. Opvallend is wel, dat het koppel
enkele dagen minder eetlust heeft.
Bij kuikens, jonger dan 2 weken, kan sterfte optreden,
die meestal tot enkele procenten beperkt blijft. In tegen
stelling tot N.c.d. ziet men bij infektieuze bronchitis geen
draaihalzen en verlammingen. Er is een ander zeer groot
verscmi mei pseuao vogeipesi en wei net ren, aai mieK-
tieuze bronchitis vaak een chronisch verloop krijgt, door
dat komplikaties met bakteriën en wel vooral de coli-
bakteriën, zo gemakkelijk optreden. Deze komplikaties
doen zich na N.c.d. minder vaak voor. Op het laborato
rium is infektieuze bronchitis moeilijk aan te tonen, dit
in tegenstelling tot pseudo vogelpest, waarvan de diagno
se gemakkelijker is.
Infektieuze bronchitis krijgt in een gebied niet zo ge
makkelijk een epidemisch verloop als tenminste 90 van
de koppels goed geënt is. Als dit minder wordit, slaat de
ziekte onbarmhartig toe en kunnen koppels in hun 2e
levensweek reeds worden aangetast.
Doordat in Nederland de aandacht van de preventieve
entingen de laatste jaren primair gericht was op de pseu
do vogelpest-enting, is de infektieuze bronchitis-enting
nogal eens verwaarloosd.
Dit is de reden, dat het percentage geënte koppels
tegen infektieuze bronchitis aanzienlijk is gedaald; waar
schijnlijk wordt niet meer dan 60 der slachtkuikens
tegen deze ziekte geënt en dit is weer de reden, dat
waarvoor terecht gevreesd werd de infektieuze bron-
chitis-epidemie in Noord-Brabant zijn slag sloeg.
WAT ZILT MEN IN DE PRAKTIJK?
|TEN koppel slachtkuikens wordt geënt tegen N.c.d.
op de le, 2e of 3e dag. Een dag of 5 later ontstaat
de entreaktie, waardoor de kuikens gaan „snotteren".
Meestal ontstaat er enige uitval, die normaal tot minder
dan 1 beperkt blijft, maar die in ernstige gevallen kan
oplopen tot 5 De entreaktie zou normaal binnen
enkele dagen verdwenen zijn, maar nu wordt het koppel
besmet met de infektieuze bronchitis-smetstof. Twee
dagen later ontstaat de ziekte reeds (De inkubatietijd van
2 dagen is dus wel kort.)
De pluimveehouder bemerkt in de 2e levensweek geen
verbetering; integendeel, de ademhalingsstoornissen wor
den geleidelijk ernstiger. De kuikens gaan slechter eten
en er komt meer sterfte. De dieren lijden in dit geval
veelal aan infektieuze bronchitis, maar dit wordt door de
eigenaar niet als zodanig herkend. Als zij 12 14 dagen
oud zijn, zijn zij nog behoorlijk ziek en worden daarom
niet tegen infektieuze bronchitis geënt (dit zou in dit
geval toch te laat zijn).
Normaliter is infektieuze bronchitis na een week ge
nezen, maar in dit geval niet, want er ontstaat een sekun-
daire infektie met colnbakteriën, waardoor het gehele
ziektebeeld weliswaar een milder karakter krijgt. De die
ren eten weer goed, het geluid wordt minder en de sterf
te daalt aanzienlijk. Maar toch genezen ze niet voor
100 Er blijft „gesnotter" hoorbaar en regelmatig wor
de" kuikens ziek en sterven.
De 2e enting tegen pseudo vogelpest op een leeftijd
van 4 weken maakt de zaak ook al niet beter. Het koppel
kan door dit komplex van entingen en ziekten zijn uni
formiteit verliezen. Bij de eindberekening is de voeder-
konversie cirka 0.1 te hoog en de groeisnelheid te laag.
Tot slot treft men op de slachterij veel kuikens aan
met geringe of ernstige ontstekingen aan de ademhalings
organen. Deze kuikens worden door de veterinaire keu
ringsdienst afgekeurd. De totale schade van een derge
lijke gekompliceerde infektieuze bronchitisuitbraak be
draagt minstens 10 ets per kuiken en kan in bepaalde ge
vallen zelfs veel hoger worden.
DE PREVENTIE VAN INFEKTIEUZE BRONCHITIS
Infektieuze bronchitis kan afdoende voorkómen wor
den door preventieve entingen. In het verleden is geble
ken, dat indien alle slachtkuikenhouders en opfokkers
van legdieren en moederdieren hun pluimvee enten op
een leeftijd van cirka 14 dagen met de H.120 entstof en
de laatste kategorieën op een leeftijd van 3 maanden met
de H.52-entstof tegen infektieuze bronchitis opnieuw ge-
ent worden een zodanige immuniteit in een gebied
gewaarborgd wordt, dat de ziekte geen epidemische
vorm kan aannemen.
Het feit, dat dit op dit ogenblik wel gebeurt, kan alleen
verklaard worden doordat in de slachtkuikensektor in
fektieuze bronchitis-entingen op ruime schaal niet zijn
uitgevoerd. Het is dus een harde noodzaak dat iedere
slachtkuikenhouder zijn dieren wel tegen infektieuze
bronchitis ent.
J. H. LANTINGA
Consulentschap voor de akkerbouw
en rundveehouderij Goes
VOOR een doelmatige melkveehouderij is indivi-
duele vee-registratie onmisbaar. Immers de af
stamming, kalfdatum, tochtigheid, dekdatum en naam
van de stier, datum van droogzetten, e.d. moeten o.a.
bekend zijn om te komen tot de meest gunstige in
deling in de jaarcyclus van de dieren. Dit met be
trekking op produktie, groei en gezondheid alsmede
voor foktechnische maatregelen. Bij deze registratie
is de geboortedatum en dus de leeftijd van de die
ren bekend.
Het is voor de veehouder en veehandelaar even
wel waardevol om ook de leeftijd zonder deze ge
gevens te kunnen vaststellen. Het is vrijwel algemeen
bekend dat aan de tanden de leeftijd vrij nauwkeu
rig is vast te stellen. De jongere generatie veehou
ders is hierin echter minder getraind. Het lijkt ons
daarom nuttig deze materie onder de aandacht te
brengen.
Een volwassen gebit van het rund heeft acht tan
den in de onderkaak; de bovenkaak is tandeloos. In
elke kaaktak zitten zes kiezen, in totaal dus 24. Tus
sen de tanden en kiezen in de onderkaak is een
tandeloos gedeelte.
Aanvankelijk heeft het jonge dier melktanden, ook
kleine tanden genoemd. Bij de geboorte zijn meestal
reeds de acht melktanden aanwezig. Op bepaalde
leeftijd vallen de melktanden uit. Hierna ontwikke
len zich de blijvende of brede tanden. De melktan
den onderscheiden zich door hun geringere grootte
en versmalling op de plaats van overgang in het tand
vlees.
JVE tand bestaat uit drie delen, te weten wortel,
hals en kfoon. De wortel zit in het kaakbeen,
de hals wordt omsloten door het tandvlees en de
kroon is het zichtbare deel van de tand. De boven
kant van de kroon, die sluit aan de tandeloze boven
kaak heet wrijfvlakte, de achterkant, waartegen de
tong ligt, heet tongvlakte. Gerekend vanaf het mid
den van de kaak treffen we aan weerszijden achter
eenvolgens aan: de binnentanden, de binnenmidden-
tanden, de buitenmiddentanden en de buitentanden.
De wisseling van de tanden is met enige speling als
volgt:
ll/z jaar: De melk-binnentanden vallen uit.
1jaar: De brede binnentanden zijn volgroeid.
2x/4 jaar: De melk-binnenmiddentanden vallen uit.
2xk jaar: De brede binnenmiddentanden zijn vol
groeid.
2% jaar': De melk-buitenmiddentanden vallen uit.
3 jaar: De brede buitenmiddentanden zijn vol
groeid.
3XA jaar: De melk-buitentanden vallen uit.
3% jaar: De brede buitentanden zijn volgroeid.
De veehandelaren duiden meestal de leeftijd niet
aan in jaren, doch in aantal tanden. Uit het boven
staande schema volgt dan dat het rundvee heeft:
2 brede tanden op een leeftijd van 1% jaar
4 brede tanden op een leeftijd van 2xk jaar
6 brede tanden op een leeftijd van 3 jaar
8 brede tanden op een leeftijd van 3% jaar
vierjarige leeftijd is het dier dus „afgewis
seld". Hierna begint het afslijtingsproces van
de tanden. De wrijfvlakte wordt groter naarmate de
tand meer afslijt. Als gevolg hiervan wordt de tong
vlakte kleiner. Bij normale slijtage is op z-asj'a
leeftijd de wrijfvlakte van de binnentanden onge
veer even groot als de tongvlakte. Op ongeveer ne
genjarige leeftijd is de tongvlakte geheel verdwenen.
De vorm van de wrijfvlakte verandert hierna van
min of meer vierkant naar rondachtig. Bij oude die
ren is er meer ruimte tussen de tanden, vooral bij
het tandvlees.
Aan de horens kan ook de leeftijd van koeien bij
benadering worden geschat. Reeds op een leeftijd van
2 maanden is duidelijk een hoornkern voelbaar.
Deze zit nog enigszins los tot 3 maanden. Het on-
derzittende been groeit uit de hoorn. De eerstge-
vormde vezelige hoorn valt binnen het eerste levens
jaar af, waarbij de gladde punt van de eigenlijke
horen op ongeveer eenjarige leeftijd te voorschijn
komt, de horenschede, die de horenpit omsluit, groeit
geleidelijk vanaf de basis. Elke keer na het kalven,
als de melkgift het hoogst is, ontstaat een vertraag
de hoorngroei, die de zogenaamde ringen (insnoerin
gen) veroorzaken.
IIET aantal keren dat de koe gekalfd heeft is af te
leiden uit het aantal ringen. Wanneer de af
stand tussen twee ringen belangrijk groter is dan
normaal, is dit een aanwijzing, dat een koe een lan
gere periode niet gekalfd heeft. Uit het aantal rin
gen en de afstand hiertussen is de leeftijd bij bena
dering vast te stellen. Bij oude koeien zijn de laatste
ringen meestal onduidelijk.
Op de bedrijven met ligboxen- en loopstallen wor
den als regel de koeien onthoornd. Dit bevordert in
sterke mate de rust in de koppel. Het aantal van
dit type stallen neemt sterk toe, zodat steeds meer
dieren zonder horens zullen worden aangetroffen. Dit
kenmerk is dan niet meer aanwezig. Voornamelijk
bij oudere dieren geven de horens, indien onbescha
digd, wel enig houvast voor het vaststellen van de
leeftijd.