nog steeds de beste luzerne in europa! LANDBOUWSCHAP VAN HET VEE EN VLEES 9 I JONGVEE AFSTOTEN JONGVEE laten opfokken op centrale opfokbedrij- ven is eveneens een goed middel om bij een be delen omdat het een zekere mate van specialisatie be tekent. Dit laatste aspect kan vooral veel betekenis hebben voor bedrijven die naast melkvee een flinke varkens- of pluimveestapel hebben. RÜH Bij minder dan 40 koeien zijn de investeringen meestal niet rendabel te makea perkte oppervlakte grond een grotere melkveestapel aan te houden. Zonder jongvee kunnen op dezelfde oppervlakte grasland ongeveer 30 meer melkkoei en worden geweid Een veehouder met bijv. 25 melk koeien -f- jongvee kan zijn melkveestapel tot 35 a 40 stuks uitbreiden als hij het jongvee op een opfokbe- drijf laat opfokken. Dit geeft arbeidstechnisch voor- VOEDERVOORZIENING AP bedrijven met een dichte veebezetting en een ligboxenstal wordt het melkvee vaak 's nachts op stal gehouden. Hierdoor komt ongeveer de helft tot een derde van de mest direc: op de weide, waar door deze minder bevuild wordt. Dit bevordert een Barenbrug Holland B.V., Postbus 4, Arnhem. Tel. (085) 431051 betere benutting van het gras. Bovendien kan in pe rioden met minder goed weidegras 's nachts op stal gemakkelijker worden bijgevoerd. Op bedrijven waar het melkvee in de zomer 's nachts op stal blijft, blijkt de melkgift regelmatiger te zijn dus minder onder hevig aan schommelingen. Op bedrijven met weinig grasland aan huis is het ook mogelijk grotere hoe veelheden ruwvoer bij te voeren. Dat kan bijv. in de vorm van vers gras, gemaaid op verder afgelegen per celen. Men spreekt dan van gedeeltelijke zomerstal- voedering. Er zijn in dit gebied intussen zeker 12 be drijven waar gedeeltelijk zomerstalvoedering wordt toegepast. Dit zijn overwegend bedrijven met een te geringe oppervlakte grasland aan huis, waarbij dit systeem de mogelijkheid biedt om toch een melkvee stapel van voldoende omvang aan te houden. Ook telen of aankopen van snijmais, eventueel van bedrij ven die de melkveestapel hebben afgestoten, kan een goed hulpmiddel zijn om bij een geringe oppervlakte grasland toch de melkveestapel tot voldoende omvang uit te breiden. Snijmais levert hoge opbrengsten en kan zonder bezwaar worden geteeld op percelen die piet direct tot de huiskavel behoren. De veebezetting op het grasland kan tot zekere grenzen worden ver hoogd, omdat maaien voor hooi of kuil kan worden beperkt. Het ruwvoer in de winter kan voor een aan zienlijk deel uit snijmaiskuil bestaan. Aankoop van snijmais of teelt op grond van derden is vooral aan trekkelijk voor bedrijven met een geringe oppervlak te grond, als daardoor de melkveestapel tot een ren dabele omvang kan worden uitgebreid. MELKVEEHOUDERSBELANG EN SAMENSPEL „Als ik in de loop van de middag thuiskom, dan gebeurt het vaak, dat ik nog vijfentwintig koeien ga melken om de tabakslucht en verhalen van de ver gadering kwijt te raken". Dit zegt de heer A. van Leeuwen (47 jaar), boer in Delfgauw, een plaats on der de rook van Delft. Hij is zeer aktief in het orga nisatiewezen: Hollandse Maatschappij van Land bouw,, KNLC en de veehouderijcommissie daarvan, bestuur Landbouwschap, hoofdafdeling Veehouderij en commissie Melkveehouderij van het Landbouw schap en voorzitter Coöperatieve Melkcen rale (OMC). Daardoor blijft er bijna geen tijd over dage lijks aktief op de boerderij bezig te zijn. Desondanks melkt hij nog heel wat ochtenden mee, voordat hij ter vergadering trekt. Een zoon en medewerker zor gen dat de zaak goed draait. Vooral aan het voorzitter schap van de CMC heeft de heer Van Leeuwen een goede dagtaak gedurende zes dagen van de week. UZEREN GEGEVEN Bijna tien jaar heeft de heer Van Leeuwen nu zit ting in het bestuur van het Landbouwschap. Wij vroe gen hem of het combineren van een commerciële en een beleidsfunctie door één persoon geen problemen oplevert. „In het besiuur van de Hollandse Maat schappij hebben wij hierover gepraat. De vraag was toen of de belangenbehartiging en de functie in de zuivelwereld wel in één persoon zijn te verenigen. Zou er voor de beleidszaken geen andere man naar voren gehaald moeten worden die misschien tegen spel zou kunnen geven? Het bleek echter, dat men de combinatie van functies meer als voordeel dan als nadeel zag. De verbinding tussen de knooppunten in de diverse organisaties kan het best zo kort mogelijk zijn. Welke pet ik ook opzet of welke jas ik ook aan trek, in mijn achterhoofd zit altijd de belangenbehar tiging van de melkveehouder. Het oplossen van zijn problemen beschouw ik als het uitgangspunt voor mijn aktiviteiten. Dit blijft het ijzeren gegeven", al dus de heer Van Leeuwen. Op onze vraag of alle melkveehoudersbelangen dan wel dezelfde zijn, antwoordde hij: „Met mijn coöpe- ratiejas aan kom ik weieens in aanraking met zaken die op het eerste gezicht botsen met beleidszaken. Maar mijn uitgangspunt is, dat wanneer het over melkveehouderijbelangen gaat er niet alleen een con- sumptiemelkvraags'iuk of een kaas vraagstuk ligt. Een beperking in de ene sector betekent het probleem de poneren op de stoep van de ander. Daarom is het een algemeen „melkstromen"probleem. Maar lukt het niet ondanks alle gesprekkeri tot een oplossing te komen, dan is het hemd nader dan de rok, want wij moeten onze leden me. hun commerciële belangen in onze organisatie als eerste verantwoording afleggen". ALGEMEEN BELEID ONMISBAAR De heer Van Leeuwen vindt het van groot belang in het Landbouwschap mee te werken aan het uitstip pelen van het beleid. En wat hem betreft gaat het dan vooral om de hoofdafdeling Veehouderij en de com missie Melkveehouderij. Da. zijn de organen van het Landbouwschap die specialist zijn op hun terrein. Me de gevoed door het secretariaat komen daar de voor stellen vandaan. In het bestuur het hoogste college van het Landbouwschap is dan de behoefte niet meer zo groot om er wat van te zeggen. Het vas stel len van een beleid is een bijzonder belangrijke zaak. Zonder beleid zou je als zuivelindustrie nergens zijn, vindt de heer Van Leeuwen, want dan mis je de bo dem. „Daarom vind ik het belangrijk in het Land bouwschap mee te praten over het beleid. Dan komt de volgende stap en dat is het voepassen van dat be leid in het beleid van de eigen zuivelcoöperatie, waar bij je dan rekening moet houden met de markt en an dere factoren die het bedrijfsbeleid beïnvloeden". ONMOGELIJK NOG OP MEERDERE ZWAARDEN MEESTER TE ZIJN „In de eerste jaren van mijn bestuurslidmaatschap van het Landbouwschap was er nog wel wat moed voor nodig het beleid van het schap te verdedigen", zegt de heer Van Leeuwen. „Niet dat er heldenmoed vereist was, maar de zaak lag gewoon erg gevoelig. Dat is nu ongeveer tien jaar geleden. Vooral moest je zorgen en dat geldt nog altijd voor iedere functie die je vervult in een organisatie het vertrouwen van de ach erban te houden. Zonder achterban ben je niets. Als ik nu naar de ons omringende landen kijk, dan vind ik dat wij met de organisatiestructuur in ons land best vooruit kunnen. Natuurlijk heb ik mijn mening wel over een nauwer samengaan van de drie standsorganisaties, maar wanneer de tijd er nog niet rijp voor is, dan maak ik er geen probleem van. Door de opstelling van alle organisaties in het Landbouw schap kan goed gewerkt worden. De sleu el voor het voeren van een slagvaardig beleid hebben wij in de vorm van het Landbouwschap". Over het vervullen van zijn bestuursfunctie in het Landbouwschap zegt de heer Van Leeuwen: „Als be stuurslid word je geacht mee te denken over het be leid in de meest ruime zin. Maar ik moet heel eerlijk bekennen, dat het weieens wat te veel geëist is je in alle zaken te verdiepen. Het is bijna niet meer moge lijk op meerdere zwaarden meester te zijn, vooral wanneer je bijna een dagtaak in de zuivelwereld hebt. Buiten de studie over de melkveehouderijpro blemen blijft er weinig tijd over om je ook nog te verdiepen in zaken als belastingen, milieu, planologie en dergelijke. Ik val dan graag terug op anderen, lie daa in gespecialiseerd zijn. Zo moet het als het ware een samenspel zijn, waarbij ik dan wel verwacht dat wanneer wij een pleidooi voeren voor de melkvee houderijaangelegenheden, anderen er niet tussen door schoffelen. Dat gebeurt trouwens ook niet". B. A. BOKMA afdeling Pers en Voorlichting Landbouwschap LICHTE STIJGING SLACHTVEEPRUZEN De gemiddelde marktprijs voor slachtvee in Neder land is in de week tot 2 maart iets gestegen, terwijl de gemiddelde E.E.G.-prijs onveranderd bleef. Er is van enige teruggang sprake in de nieuwe partnerlanden van de E.E.G. met dien verstande, dat Denemarken thans weer vrij goed aan de markt is met rundvlees en levende slachtdieren. Opmerkelijk is ook de vrij ruime aanvoer van slachtrunderen uit België, vanwaar ook nog 169 ton rundvlees kwam in de week tot 23 februa ri. Er handhaaft zich een kleine uitvoer van levende (Zie verder pagina 10)

Krantenbank Zeeland

Zeeuwsch landbouwblad ... ZLM land- en tuinbouwblad | 1973 | | pagina 9