De maisteelt in Zeeland oogstjaar 1972 12 Ing. M. MURRE Bedrijfstakdeskundige Akkerbouw C.A.R. - Goes Op vele percelen werd de grond ini 1972 voor het zaaien van mals te diep losgemaakt Hierdoor viel het zaad, ondanks het gebruik van precisiezaaimachines, te diep. De opkomst was op die percelen onregelmatig en te dun. ALGEMEEN ^LVORENS nader in te gaan op de minder gunstjige resultaten van de korrelmais „oogstjaar 1972" een enkel woord over de uitbreiding, etc. in dat jaar. Zowel de oppervlakte als het aantal telers nam belangrijk toe. In tabel I wordt dit weerge geven. Tabel I Oppervlakte korrelmais in kernverband, aantal maiskernen/telers, totale oppervlakte Zeeland en in Nederland )aar Omschrijving 1969 1970 1971 1972 Oppervlakte/ha (kernen) 42 328 871 1393 Maiskernen 1 5 12 17 Telers (leden) 18 117 257 375 Oppervlakte buiten kernverband 31 116 319 Totale oppervlakte Zeeland 42 359 987 1712 Totale oppervlakte Nederland 94 981 2282 3835 Aandeel van het totale Nederlandse areaal in ïn Zeeland 45 37 43 45 QE oppervlakte mais in kernverband nam met 522 ha of 60 toe. De totale uit breiding in Zeeland bedroeg 724 ha. Een forse toename, toch nam de korrelmais in 1972 nog slechts 1,6 van het totale akkerbouwareaai in beslag. Een klein gewas dus, in oppervlakte te vergelijken met het gewas luzerne. Het aantal kernen nam ten opzichte van vorig jaar met 5 toe en het aantal leden met 118. De belangrijkste pro uktiegebieden waren gelijk aan voorgaande jaren. In de maisverslagen 1970 en 1971 en in Landbouwaktualiteiten 1970 is uitvoerig aandacht besteed aan het „waarom" korrelmais in het bouwplan: mais in het bouwplan verruimt de vruchtwisseling. vruchtwisseling technisch bezien biedt mais dan ook voor de bedrijven met een te eenzijdige graanteelt gunstige perspektieven. of de korrelmais al dan niet in het bouwplan opgenomen respektievelijk gehand haafd zal blijven, zal voor het merendeel van de bedrijven van het financieel resul taat afhangen. ZAAIBED/ZAAITIJD QE grond was over het algemeen gemakkelijk te bewerken en dientengevolge in een aantal gevallen te diep los gemaakt. Dit had tot gevolg dat op dergelijke percelen veelal te diep is gezaaid. Dit geldt overigens niet alleen voor de mais, „veel bietenzaad is door te diep losmaken te diep gezaaid". In verband met opkomst, ontwikkeling en afrijping zijn we nagegaan in welke week gezaaid is. In de volgende tabel wordt de oppervlakte die in de periodie april-mei gezaaid is, per week in procenten van het totaal weergegeven. Tabel 2: Zaaiperiode (week) in van de oppervlakte. Gebied april mei oppervlakte ha 10/15 17/22 24/29 1/6 na 8 mei Schouwen-Duiveland Zuid-Beveland Oost Zeeuws-Vlaanderen West Zeeuws-Vlaanderen 1.1 0.3 28.2 29.2 8.3 10.7 51.2 63.5 67.8 43.2 19.5 6.3 22.7 46.1 1.0 0.9 263 280 867 163 Totaal/gemiddeld 0.4 15.7 61.7 21.5 0.7 1573 (Tot zover enkele regels uit de Landbouwaktualiteiten 1970) In 1971 zijn alle percelen voor 30 april gezaaid; te weten 5 tussen 5 en 9 april, 85 tussen 13 en 24 april en de rest voor 29 april. Het oogstjaar 1970 startte Das op 20 april met de zaai. Slechts 26 werd voor 29 april gezaaid. De rest of 74 is in de periode van 115 mei gezaaid. OPKOMST/STAND DICHTHEID |JE opkomst verliep over het algemeen traag. De tijd tussen zaaien en opkomst was gemiddeld ruim drie weken. Dit was ten opzichte van voorgaande jaren 812 dagen langer. Een en ander is waarschijnlijk een gevolg van: enerzijds te diepe zaai kopakkers gaven een vluggere opkomst te zien en anderzijds van de betrek kelijke lage grondtemperatuur. Een begin van de latere misère? In hoeverre heeft nu deze vertraagde opkomst invloed gehad op het plantgetal? Exact is dit niet vastgesteld kunnen worden. De algemene indruk was een hoog „plantgetal" per ha. Dit wordt bevestigd door de tellingen op 74 percelen, zie tabel III Op een aanzienlijk deel van de percelen stonden de plantjes direkt na opkomst er wat „armetierig" bij. Ook de eerste ontwikkeling liet op de percelen te wensen over. Ook voor de percelen met een regelmatige opkomst en een goede stand was het te koud voor een goede groei. Begin september verwachtten velen nog een matig goede opbrengst Deze drie punten waren voor 1972 onverkort van kracht en gelden ook voor 1973 en volgende jaren. BESCHOUWING OVER HET OOGSTJAAR 1972 |N vorige verslagen is onder meer uitvoerig ingegaan op de teelttechnische aspek- ten. In dit verslag zullen we ons beperken tot die zaken die mogelijk op een of andere wijze de uiteindelijke matige tot slechte opbrengsten hebben beïnvloed. Tabel III: Planten per ha. percelen aantal planten per ha Omschrijving 60000 60.000— 65.000— 70.000— 75.000— 80.000— 65.000 70.000 75.000 80.000 85.000 1 15 14 11 De conclusie kan zijn: de vertraagde opkomst zal het plantgetal per ha nauwelijks beïnvloed hebben, wat nog niet wil zeggen, dat die planten niet zwak waren.

Krantenbank Zeeland

Zeeuwsch landbouwblad ... ZLM land- en tuinbouwblad | 1973 | | pagina 12