Wat staat ons te wachten
met de gemeentelijke
onroerend goedbelasting f
8
"KJAAST de jaarlijks stijgende lastenverzwaring
door steeds hogere loon-, inkomsten- en ver
mogensbelasting, BTW, accijnzen enz. enz. en ver
der stijgende sociale lasten komt nu ook de gemeen
telijke onroerend goed belasting, waarvan de indruk
is dat ook deze belasting hogere lasten voor de agra
riër met zich mee zal brengen. Hoewel in Zeeland,
naar uit het verslag van de vergadering van de Ge
westelijke Raad van het Landbouwschap blijkt, het
bestuur van de Ver. van Ned. Gemeenten inzake de
uitwerking van deze nieuwe belasting nog een af
wachtende houding aanneemt en op het rapport van
een landelijke werkgroep wacht, zijn elders in ons
land reeds door verschillende gemeentebesturen ver
ordeningen onroerend goedbelasting aanvaard. Al
hoewel dus geheel nog niet zeker is hoe e.e.a. in
Zeeland en Brabant gerealiseerd zal gaan worden is
enige informatie hierover gewenst. De gemeenteraad
beslist uiteindelijk op de voorstellen van B. en W.l
AANVULLENDE INKOMSTEN
|N het algemeen is het doel van deze gemeentelijke
belasting op onroerend goed een vergroting van
de financiële zelfstandigheid van de gemeente. Daar
echter de hoofdbron van de inkomsten van de gemeenten
de uitkeringen uit het Gemeentefonds blijven draagt de
onroerendgoedbelasting een aanvullend karakter. Wan
neer onroerendgoedbelasting wordt ingevoerd vervallen
de grond-, de personele-, de straat- en de assurantiebe'.as-
ting. Wel blijven gehandhaafd gemeentelijke belasting
mogelijkheden als baatbouwterrein-, toeristen-, verma
kelijkheids-, hondenbelasting enz. Invoering van de on
roerendgoedbelasting moet voor 1 januari 1979 plaats
vinden. Daar de betreffende heffingsverordening de ad
ministratieve molen moet doorlopen betekent dit dat bijv.
verordeningen in 1973 vastgesteld, voor 1 januari 1974
naar Den Haag moeten zijn ingezonden om op 1 januari
1975 in werking te kunnen treden!
HEFFINGEN
De heffing wordt gelegd op degenen die binnen de ge
meente gelegen onroerendgoed feitelijk gebruiken, al dan
niet krachtens een zakelijk of persoonlijk recht. Land- en
tuinbouwgrond vallen buiten deze heffing, terwijl ook
kassen zijn vrijgesteld. In feite zou het erf, zijnde be
drijfsmatig geëxploiteerde landbouwgrond, ook onder de
vrijstelling behoren te vallen. Echter hebben een aantal
gemeenten een andere gedragslijn gevolgd, zij het dat
met een zekere correctiefaktor rekening is gehouden.
De heffing kent twee grondslagen n.l.
hetzij de waarde van het onroerend goed in het eco
nomisch verkeer
hetzij de oppervlakte na toepassing van correctiefak-
toren voor aard, ligging, kwaliteit en soort gebruik.
De belastingplicht wordt beoordeeld naar de omstan
digheden bij het begin van het belastingjaar. Er zijn geen
voorzieningen getroffen voor het ontstaan noch voor het
teniet gaan van de belastingplicht in de loop van een
belastingjaar. De Rijksbelastingdienst zal de aanslagen
en de inning daarvan verzorgen onder verrekening van
de kosten aan de betreffende gemeente.
Betreffende de totale opbrengst van de onroerendgoed
belasting is bepaald dat deze niet uit mag gaan boven de:
a. 12 van de algemene uitkering uit het Gemeente
fonds nadat deze verminderd is met 80 van het be
drag der jaarlijkse kosten van sociale zorg voor per
soonlijk gerechtigde gebruikers (huurders, pachters.
b, 15 als hiervoor vastgesteld t.a.v. de eigenaren en
andere zakelijk gerechtigden (erfpacht).
De tarieven betreffende eigenaren en gebruikers ver
houden zich dus 15 12. Een eigenaar (erfpachter) die
tevens gebruiker is zal derhalve de som van beide heffin
gen hebben op te brengen!
Daar de algemene uitkering uit het Gemeentefonds
door de voortdurende stijging van salarissen, sociale las
ten enz. steeds toeneemt, verschuift ook het plafond van
de heffing naar boven met alle gevolgen van dien. Nie
mand kan de hoogte van dit plafond voorspellen!
ENKELE VOORBEELDEN
yOALS wij reeds schreven heeft een aantal gemeen
ten de onroerendgoedbelasting reeds ingevoerd, de
desbetreffende verordeningen door de regering goedge
keurd en e.e.a. in werking getreden. Ter oriëntatie enkele
gegevens die het Landbouwschap hierover verzamelde.
In Friesland namen bijv. de gemeenten Smallingerland,
Weststellingwerf, Leeuwarden, Heerenveen, Achtkarspe-
len en als grondslag voor de heffing de oppervlakte aan.
Vele gemeenten beschikken reeds in hun administratie
over deze gegevens. Tevens wordt deze grondslag objec
tief geacht omdat waardebepaling in het economisch ver
keer veelal een discutabele zaak zal zijn die aanleiding
kan geven tot vele geschillen.
De tarieven in genoemde Friese gemeenten, welke dus
als grondslag oppervlakte aanhouden, belopen per 10 m2:
3,resp. 3,75 v. gebruiker resp. eig. Weststellingwerf
2,70 resp. f 3,40 v. gebruiker resp. eig. Heerenveen
3,resp. f 5,v. gebruiker resp. eig. Smallingerland
f 2,70 resp. 3,40 v. gebruiker resp. eig. Achtkarspelen
Een berekening op basis van de verordening Smallin
gerland van een boerderij, gebouwd na 1966 en buiten
de bebouwde kom gelegen geeft het volgende:
Heffingsgrondslag
woning 148 x 1,2 x 0,8 x 1,3 x 1,0
bedrijf
14-8 x 1,5 x 0,8 x 1,3 x 0,7
184 m2
674 m2
Heffing eigenaar
Heffing gebruiker
85 x 3,80
85 x 2,70
858 m2
(afgerond* 850 m2)
323,—
229,—
552,—
Voor de pachter betekent e.e.a. een toeneming van las
ten van ca. 200, daar hij thans alleen personele belas
ting 32,betaalt. De eigenaar betaalt geen grond
en eventuele straatbelasting meer van het land (bij 25 ha
bijv. f 375,en hem resteert dus enig voordeel.
De eigenaar/gebruiker van land en opstallen zal iets
voordeel of iets nadeel hebben, al naar gelang de hoe
veelheid grond die hij in eigendom heeft. Voor de eige
naar/gebruiker van de opstallen, die geen land in eigen
dom bezit, is sprake van een verzwaring van lasten van
ca. 350,
HEFFING NAAR WAARDE
Geeft de vaststelling van oppervlakte in het algemeen
weinig problemen, anders ligt dit met de waardebepaling.
Deze kan op verschillende manieren geschieden. Indivi
duele taxatie is één van de mogelijkheden. Een andere
kan zijn via kapitalisatie van de huurwaarde met de fak-
tor tussen de 10 en 20 gelegen. Dit laatste doen bijv. de
gemeenten Haarlem en Dronten (voor huizen, niet de
boerderijen). Het tarief bij dit systeem, dient op een vast
bedrag per 3.000,te worden vastgesteld. Door Dron
ten op 2,20 per 3.000,van gebruikers en van 8,95
van zakelijke gerechtigden. Bij een waarde van
ƒ210.000,van die opstallen betekent dit een heffing
voor de gebruiker van 154,en voor de eigenaar van
626,50 samen 780,50.
De gemeente Opsterland heeft echter het waardetarief
voor gebruikers op 13,20 en voor zakelijk gerechtigden
op 10,60 per 3.000,vastgesteld en ligt dus aanmer
kelijk hoger!
Oppervlakte bedrijfsgedeelte:
schuur 283 m2
hooizolder 283 m2
deel 52 m2
Erf: onbelast.
618 m2
Correctie faktoren voor:
aard
ligging
kwaliteit
soort gebruik
Oppervlakte woning:
grond
tussenstuk
le etage
vliering
bedrijf
1.5
0.8
1.3
0.7
naar gelang de omstandigheden zal de voorkeur
uitgaan voor de heffingsgrondslag naar opper
vlakte dan wel naar waarde. In beide gevallen kunnen
bijzonder onredelijke situaties ontstaan. Dit kan het ge
val zijn bij veel te hoge taxaties, van de waarde. Maar
ook als bijv. in verbandi met bedrijfsmodernisering door
de bouw van een moderne ligboxenstal en de oude stal
niet meer gebruikt wordt en niet wordt afgebroken. Bij
heffing naar oppervlakte zou in dat geval betaald moe
ten worden over m2 die niet meer benut worden. Wel kan
dan de correctiefaktor gebruikt worden om de zaak enigs-
52 m2 zins recht te trekken.
22 m2 Het voorgaande geeft vanzelfsprekend geen volledig
52 m2 beeld van al datgene dat bij deze niet eenvoudige onroe-
22 m2 rendgoedbelasting om de hoek komt kijken. De Raads-
leden die t.z.t. de ontwerpverordening moeten beoorde-
148 m2 len zullen een en ander kritisch moeten beoordelen on
der afweging van verschillende uiteenlopende belangen.
Overigens staat het de gemeenteraad vrij onder goedkeu
woning ring van de kroon, het aantal vrijstellingen boven die
1.2 welke art. 273 van de Gemeentewet reeds biedt, vrijelijk
0.8 uit te breiden.
1.3
1.0 BI.
r\E artikeltjes in deze rubriek worden meestal ge-
schreven naar aanleiding van gepubliceerde
rechtspraak, van nieuw tot stand gekomen wetten en
verder van de vragen en de problemen die we in de
praktijk tegenkomen. Het gebeurt ook dat anderen
ervaringen hebben die in een gesprek naar voren ko
men en die wij dan via deze rubriek doorgeven. Naar
wij hopen ten nutte van onze lezers!
Zo werd enige tijd geleden van notariële zijde onze
aandacht gevestigd op een probleem dat zich helaas
in onze tijd meer voordoet dun vroeger. Het ging er
over dat het maken van een testament door veel men
sen steeds wordt uitgesteld, dat er ook tussen vrouw
en man zelden over gepraat wordt en dat,'als dat dan
eens gebeurt, het resultaat is dat men zegt dat er toch
eens werk van gemaakt moet worden, maar dat het
daarbij blijft.
Nu wordt onze wereld steeds onveiliger en het komt
helaas voor dat als slachtoffers van het verkeer, meer
dere gezinsleden tegelijk overlijden. Als dat een man
en een vrouw zijn die minderjarige kinderen nalaten,
dan rijzen er vele problemen. Allereerst in het men
selijke vlak, maar ook in het zakelijke. Eén van de
dingen die dan nogal eens moeilijkheden opleverden
is wie als voogd over de ouderloze minderjarigen moet
optreden. De kantonrechter benoemt die voogd op
verzoek van bloed- of aanverwanten van de minder
jarige of van de raad voor de kinderbescherming of
ambtshalve.
TN de familie is er echter nogal eens verschil van
mening over de vraag wie voogd moet zijn. Nu
blijkt het erg weinig bekend te zijn dat ouders de
mogelijkheid hebben om bij testament of in ieder
geval bij notariële akte te bepalen wie na hun over
lijden de voogdij over hun piinderjarige kinderen zal
uitoefenen. Daardoor wordt van deze mogelijkheid
dan ook vrijwel geen gebruik gemaakt. De notarissen
kennen de wet natuurlijk wel, maar voor dezen en ook
voor andere adviseurs, is het uitermate moeilijk over
deze zo sterk in de persoonlijke sfeer liggende kwestie
te gaan spreken. Te praten over uitsluitend zakelijke
aangelegenheden is dikwijls al minder gemakkelijk,
maar dit punt raakt wel erg tere kanten van het
menselijk leven en samenleven. Het initiatief tot het
gesprek zal dan ook dikwijls moeten uitgaan van de
ouders zelf en daarom is voorlichting op dit punt
wel nodig. Het gaat vooral jonge mensen aan, die als
er kinderen zijn er toch goed aan doen hierover te
denken en te spreken. Dat geldt naast dit persoon
lijke punt natuurlijk ook de regeling van de zake
lijke belangen.
TV U moeten wij hier geen misverstand krijgen.
Het gaat hierboven over een regeling van het
geval dat beide ouders zijn overleden. Als één der
ouders overlijdt, is de andere ouder automatisch, van
rechtswege, voogd over de minderjarige kinderen.
Voor dat geval behoeft dus geen regeling te worden
getroffen.
Wel moet, dat geldt ook in andere gevallen, naast
de voogd ook een toeziend voogd worden benoemd.
Dat kan echter niet door de ouder gebeuren. De be
noeming daarvan moet geschieden door de kanton
rechter (behalve in geval van echtscheiding, dan doet
de rechtbank dat).
Het is wel mogelijk in een testament, waarbij ouders
een voogd benoemen, aan de kantonrechter te ver
zoeken een bepaald persoon als toeziend voogd te be
noemen.
f~\VER de taak van de toeziende voogd bestaat
ook nogal eens misverstand. Het werk van de
toeziende voogd bestaat volgens de wet hieruit, dat
hij de belangen van de minderjarige waarneemt, wan
neer deze met die van de voogd in strijd zijn. Dat is
o.a. het geval bij boedelscheiding tussen de ouder
voogd en de minderjarigen. Hun belangen moet de
toeziende voogd dan behartigen. Als die belangen wor
den geschaad is hij verantwoordelijk.
De toeziende voogd moet er ook zorg voor dragen
dat de voogd een boedelbeschrijving opmaakt van de
nalatenschap waartoe de minderjarige gerechtigd is.
Verder moet de toeziende voogd er zorg voor dragen
dat een andere voogd wordt benoemd als diegene die
de voogdij uitoefende, dit door „blijvende of tijdelijke
ontstentenis", zoals de wet zegt, niet meer kan doen.
Het is niet de taak van de toeziende voogd zich te
bemoeien met de opvoeding van de minderjarigen door
de langstlevende ouder. Dat willen sommigen wel
eens, maar om op de ouderlijke stoel te gaan zitten
behoort niet tot hun plichten, laat staan hun rechten.
De meeste toeziende voogden weten dat trouwens
wel en zijn daar al blij mee. Je moet er niet naar
verlangen te moeten opvoeden. Vroeger niet en te
genwoordig ook niet.
PA AU WE.