Gezonde bodem en bouwplan Studiedag Fed. van verenigingen voor bedrijfsvoorlichting in Zeeland Zaaizaadontsmetting en -behandeling bij zomergewassen 14 GEVOLGEN VAN INTENSIEVE TEELT VAN GEWASSEN EN VAN AALTJESBESTRIJDING door Ir. H. M. NOLLEN Op 2 februari 1973 werd in de „Prins van Orapje" te Goes de jaar lijkse studiedag gehouden met als thema: „Gezonde bodem en bouw plan". Zoals ook al op andere stu diedagen tijdens dit vergadersei zoen is gebleken., bleef de deelname beneden de verwachtingen: circa 2150 personen. De zware mist op die dag heeft velen waarschijnlijk ook afgeschrokken om te komen. De on derwerpen van de drie inleidingen, die op deze dag zijn gehouden, wa ren: IS EEN AANZIENLIJKE UIT BREIDING VAN DE GRAAN- TEELT OP DE ZEEUWSE AK KERBOUWBEDRIJVEN MOGE LIJK?, door ir. J. A. Grooten huis, van het Instituut voor Bo demvruchtbaarheid te Gronin gen. SCHAKELING VAN GEWAS SEN, door O. Hoekstra,, P.A. Ak kerbouw. GEVOLGEN VAN INTENSIEVE TEELT VAN GEWASSEN EN VAN AALTJESBESTRIJDING, door ir. H. M. Nollen. Daar de drie inleidingen ook voor de niet-aanwezigen van belang ge acht kunnen worden volgt hier als eerste het verslag van de inleiding, gehouden door ir. H. M. Nollen van de Plantenziektenkundige Dienst. In de komende nummers volgt een samenvatting van de inleidingen. Alle samengesteld door de mede werkers van het C.A.R. te Goes. A. GEVOLGEN VAN INTENSIEVE TEELT VAN GEWASSEN |\E economische noodzaak om zoveel mogelijk die gewassen te telen die het grootste saldo opleve ren, brengt de boer er toe om de vroegere, vaak strik te vruchtwisselingsregels steeds meer te verlaten. Steeds vaker komt de vraag naar voren of, en op wel ke wijze de teelt van slechts één of enkele gewas sen mogelijk is zonder daarbij op langere termijn ge zien vast te lopen wat betreft de bodemvruchtbaar heid. Van de verschillende aspecten die met teelt ver nauwing samenhangen zullen we de planteparasitaire aaltjes nader bekijken. Bij gewassen op ruim 200 vruchtwisselingsproeven, die door de P.D. werden uitgevoerd, blijken aaltjes in meer dan de helft van alle gevallen mede verant woordelijk te zijn voor het optreden van groeibelem- meringen. Aaltjes komen voor in alle klimaatsgebieden op aarde, van de tropen tot in de poolsneeuw, en dus ook in ons klimaat. Voor het Zuid-Westen van Neder land is het bietecystenaaltje een vanouds bekend aal tje, dat problemen kan geven bij de teelt van bieten en kruisbloemigen (o.a. koolzaad). Door de toename van de bietenteelt neemt het aantal besmette perce len (bedrijven) sterk toe, zoals bijvoorbeeld blijkt uit een door het IRS in 1971 in het Zuid-Westen uit gevoerde controle op ruim 7000 ha bietenpercelen. Ruim 1000 ha 15 vertoonden verschijnselen van bietenmoeheid. De oorzaak is een te nauwe vruchtopvolging, waardoor de aaltjespopulatie aan het eind van een rotatie hoger is dan aan het eind van de vorige rotatie. Zodra de schadedrempel is overschreden treden moeheidsverschijnselen op. Grondsoort, neerslag, tijdstip van zaaien zijn onder andere van invloed op het optreden van schade. Bij een bietenteelt van 1 op 7 a 8 zullen op langere termijn geen problemen met het bietecystenaaltje ontstaan, als tenminste geen andere waardplanten van het aaltje worden geteeld. Wat hierboven is gezegd geldt in principe ook voor verschillende andere aaltjessoorten. Het aardappel- cystenaaltje is voor het Zuid-Westen nog geen pro bleem. Het is echter een potentieel gevaar voor die gebieden waar intensief vatbare aardappelen wor den geteeld. Bij 1 op 3 teelt met een goed uitgevoer-* de grondontsmetting of een 1 op 4 teelt is het risico van besmetting niet groot. Het erwtecystenaaltje kan incidenteel problemen geven, maar gezien de teruggang van deze teelt is een uitbreiding van het erwtecystenaaltje niet te ver wachten. Op lichte gronden kan het graancystenaaltje De schade van aaltjes in bieten is in jaren met droge zomers het grootst. Injecteurs voor het in de grond brengen van het te gebruiken middel zich bij intensieve graan, of grasteelt soms tot een schadelijk niveau vermeerderen. Door de graanteelt af te wisselen met bieten of aardappelen wordt scha de practisch altijd voorkomen. Sinds ongeveer 10 jaar is een nieuwe aaltjessoort in ons land bekend, die voor de graan- en grasteelt op lichte en zware grond van belang is, namelijk het wortelknobbelaaltje, Me- loidogyne naasi. Uit proeven is gebleken dat winter en zomergranen en grassen het aaltje vermeerderen en soms ernstig schade lijden door dit aaltje. Bieten vermeerderen dit aaltje niet, maar kunnen wel scha de ondervinden, zoals in 1972 in de praktijk is geble ken. Uien zijn eveneens gevoelig voor schade door dit aaltje; aardappelen ondervinden echter geen schade en vermeerderen het aaltje niet. Bij Numansdorp werd in 1972 een zware besmetting met dit wortel knobbelaaltje gevonden. Op lichte grond kan een an der wortelknobbelaaltje. Meloidogyne hapla schade doen aan onder andere aardappelen, bieten, uien, erw ten en klaver. Door granen wordt dit aaltje juist sterk onderdrukt. Stengelaaltjes richten blijkens onderzoek door het IRS de laatste jaren in sommige gebieden in toene mende mate schade aan in bieten. Aardappelen, uien, klaver en diverse andere gewassen kunnen door dit aaltje eveneens worden aangetast. Het voorkomen van verschillende fysio's maakt het voorspellen van schade echter moeilijk. Op lichte gronden is tenslotte aantasting van ge wassen mogelijk door diverse geslachten vrij levende wortelaaltjes zoals Trinhodorus (bieten, aardappelen, uien) en Pratylenshus (granen, aardappelen, erwten). Bieten onderdrukken dit aaltje. B. DE BESTRIJDINGSMOGELIJKHEDEN VAN AALTJES TIE bestrijdingsmogelijkheden, die in deze situatie kunnen worden gehanteerd zijn: Plantenziektenkundige Dienst en R.C. voor Plantenziekten Wageningen. De weersomstandigheden zijn in 1972 in het alge meen minder gunstig geweest voor de kwaliteit van het zaaizaad van de zomergranen dan in 1971. Aldus Bericht 1841 - 15/2/73. Dit heeft vooral geresulteerd in een vrij sterke aantasting door kiemschimmels bij de zomertarwe. Overigens is de kwaliteit van het zaad van de zomergranen gemiddeld vrij goed en is vrij wel geen schot aangetroffen, terwijl ook andere ge breken niet of slechts in geringe mate zijn waargeno men. Gelet op de aantasting door kiemschimmels is zaaizaadontsmetting noodzakelijk. Om een goed re sultaat te verkrijgen, is het van belang het juiste mid del te kiezen en de voorschriften betreffende de do sering, het tijdstip en de wijze van toepassing nauw keurig op te volgen. Voor de wijze van ontsmetten en de gevaren die aan het gebruik van ontsmettingsmiddelen zijn verbon den, wordt verwezen naar het bericht Zaaizaadont smetting en -behandeling bij wintergranen" (septem ber 1971 no. 1807); Punt 4 over natontsmetting is ko men te vervallen. Opgemerkt wordt dat m.i.v. 1 januari 1973 het gebruik van kwik bevattende zaaizaadont smettingsmiddelen sterk is beperkt Hieronder is een overzicht gegeven van de midde len die zijn toegelaten voor zaaizaadontsmetting van granen. METHYLKWIKVERBINDING, UITSLUITEND OP ZAAIGRANEN BESTEMD VOOR DE ZAAIZAADTEELT Vloeibaar middel: AAbiton vloeibaar. Kwikvrije middelen, alleen op zaaigranen voor consump tieteelt. Quinolate V-4-X; ter bestrijding van strepenziekte, voor: tarwe, gerst, haver en rogge. AAgerman (maneb quintozeen), voor: tarwe, gerst en rogge. Neo-Voronit (fuberidazol natriumdimethyldithio- carbamaat), voor: tarwe, gerst en rogge. Duphar Dithane M 45 spuitpoeder (mancozeb), voor: tarwe en rogge. Thiram (diverse merken), voor: rogge.

Krantenbank Zeeland

Zeeuwsch landbouwblad ... ZLM land- en tuinbouwblad | 1973 | | pagina 14