Ontwikkelingen bij de teelt van spruiten RASSENKEUZE Consulentschap voor do Tuinbouw „Goes", F. VADER. Zoals bij veel groentegewassen wordt ook bij de teelt van spruiten gezocht naar arbeidsbesparende methoden. Ar beid is n.l. één van de belangrijkste factoren bij deze teelt De laatste jaren zijn hiermee aanzienlijke vorderingen ge maakt Enkele van deze veranderingen worden in dit artikel nader bekeken. Hoewei het ernaar uitziet dat het een teelt blijft die veel manuren vraagt zijn er m^t de plukmachine mogelijkheden om de arbeidsbehoefte met 45 te ver minderen. Om dit mogelijk te maken hebben de verbeterde teeltmethoden en de komst van de hybride rassen veel bij gedragen. ZAAIEN De tot nu toe meest toegepaste methode is zaaien op het plantenbed in de tweede helft van maart en uitplanten op het produktieveld van eind mei tot begin juni. Bij het uitplanten wordit dan gebruik gemaakt van een plantmachine. Als men de beschik king heeft over zo'n plantmachine en over voldoende personeel, is deze methode goed bruikbaar. De laatste jaren is eohter gebleken dat het ook goed mogelijk is om ter plaatse te zaaien. Als men dit goed uitvoert, is de verdere groei van het gewas gelijk aan die wanneer wordt uitgeplant. Als men ter plaatse wil zaaien, kan men het beste gebruik maken van een precisie- zaaimachine. Het spruitenzaad is van zichzelf goed verzaaibaar, want het is rond en glad. Om een goed resultaat te krijgen is het echter wel gewenst om het van te voren te fractioneren, d.w.z. de grootste en de kleinste korrels uitzeven. Het is het beste om dit zelf te doen, omdat de zaadhandel voor gefractioneerd zaad een dubbele prijs berekent. Over de juiste zaaitijd bij ter plaatse zaaien zijn de meningen nog wat verschillend. Het is waarschijnlijk het beste om begin april te zaaien. De afgelopen jaren is op ver schillende percelen gebleken dat dit een goed resultaat gaf. Als de omstandigheden, zoals grondligging en het weer, goed zijn, kan volstaan worden met het zaaien van één op drie, d,w.z. de zaai,afstand moet een derde deel zijn Voor de éénmalige pluk van spruiten moet men een nauwe plantafstand aanhouden. van de beoogde plantafstand. Als, de plantafstand b.v. 35 cm moet worden, moet men zaaien op 12 cm afstand. Bij dit zaaien van één op drie is het verbruik van het zaad even groot als bij het zaaien op het plantenbed. Hierbij zaait men 1 gram per m2. Hiervan kan men gemiddeld 10 planten verwachten. Het 1000-korrelgewicht van sprui tenzaad is 3 k 3,5 gram, dus in 1 gram zaad zitten 300 zaadjes. Om bij ter plaatse zaaien 100 planten over te houden moet men dus 300 korrels verzaaien ofwel 1 gram zaad. Het blijkt dat op het zaaibed vele zaadjes óf niet opkomen, öf dat vanwege de dikke stand vele plantjes niet goed uitgroeien. Als er meer dan 100 planten per m2 uitgroeien, heeft men te veel planten, die men ook niet kan gebruiken. Een voordeel van ter plaatse zaaien is dat men het planten, met al zijn organisatie- moeilijkhedien, kan omzeilen. Men moet het gewas wel dunnen, maar dit kan over een lange periode worden uitgesmeerd. Een ander voordeel is dat men geen last heeft van te nat weer of te droog weer bij het planten. Moeilijkheden bij het ter plaatse zaaien zijn nog de bestrijding van de koolvlieg en de onkruidbestrijding. Als men gewend is om na het planten aan te gieten tegen de koolvlieg, kan men dit ook doen na het dunnen. De eerste koolvlieg komt n.l. pas na half mei. Als men gewendi was om bijv. de dompelmethode toe te passen, zal men nu een andere methode moeten zoeken. Goede resultaten zijn bereikt door met een granulaatstrooier bij het zaaien een rijen- behandeling toe te passen met granulaat van Birlane of Phytosol, 2 gram per strek kende meter. Zaadbehandeling met Phytosol is mogelijk, maar geeft een onvoldoende resultaat. Ook een rijenbespuiting tijdens of na het zaaien met een koolvliegbestrij- dingsmiddel is waarschijnlijk mogelijk. De rijenafstand is bij spuiten vrij groot (65 tot 75 cm). Men kan met schoffelen dius een groot gedeelte van da grond onkruidvrij hou den. Ohemisohe onkruidbestrijding is mogelijk met Ramrod of Butisan vlak na het zaaien en met Semeron als de planten 5 k 6 echte bladeren hebben. Bij het ter plaatse zaaien zijn de kosten voor het zaad even hoog als bij het zaaien op het plantenbed. Duurder zijn echter de koolvliegbestrijding en de chemische onkruidbestrijding. Tegen over de kosten voor het zaaien, kanmen da kosten voor de plantmachine stellen. Het ligt aan de plaatselijke omstandigheden welke methode men zal kiezen. 0E laatste paar jaar is er een grote verandering gekomen in het rassenassortiment met de komst van de hybride rassen. Hiervan komen er elk jaar weer nieuwe op de markt, waarbij naast minder goed ook verschillende zeer goede rassen zijn. Zowel voor vroeg, maddenvroeg als laat zijn er nu zeer geschikte hybride rassen be schikbaar. In de Rassenlijst staan er nu 11. In het afgelopen jaar zijn deze op een proeveld op Walcheren beproefd. De ene helft had een plantafstand van 66 x 60 cm (25.000 planten/ha) en is driemaal geplukt; de ahdere helft had een plantafstand van 66 x 40 cm (37.500 planten/ha) en is eenmaal geplukt. De resultaten van deze proef zijn in onderstaande tabel vermeld. Eenmalige pluk Meermalige pluk Gebruiks- waardecijfer Pluk- Opbrengst Pluk- Opbrengst Rassen datum kg/ha A+D datum kg/ha A+D Eenm. Meerm. Peer Gynt 14/11 22.100 86 3/10 21.000 71 8 7 23/11 8/2 Topscore 14/11 24.700 84 99 23.500 70 8 7Vt Parsifal 14/11 24.100 61 99 21.400 61 7 7 Topgrade 14/11 20.700 83 23/11 19,700 85 IVi 7 8/2 Stiekema 14/11 23.400 60 3/10 23.700 61 8 7 23/11 o/o Perfect line 23/11 20.700 96 O/Z >9 26.000 60 8 7 Lancelot 30/11 20.700 75 99 22.900 57 8 8 Nr 68070 30/11 21.700 81 24.400 47 8 8 DF 747 30/11 19.600 77 23/11 Q /O 24.800 56 7 6V2 King Arthur 31/1 24.700 73 8/2 99 24.300 59 8 8 Prince Askoldi 31/1 22.600 85 99 21.400 69 8 Fasolt 31/1 18.100 92 99 15.900 80 8 7Vi Groenenboom 31/1 18.900 85 99 16.800 76 7»/2 7 RESULTATEN PROEF MET HYBRIDE RASSEN |N deze tabel zijn de rassen aangegeven naar de volgorde van vroegheid zoals die in de Rassenlijst L aangegeven. Peer Gynt is vroeg, Fasolt is een laat ras. Ter vergelijking zijn ook twee veel gebruikte selecties opgenomen, n.l. Stiekema en Groenenboom. Bij de beoordeling van deze gegevens moeten we vooral letten op op brengst, sorteringsverhoudingen en kwaliteit. De opbrengst is gegeven in kg per ha. Dit zijn uiteraard resultaten van een proef veld. Van een geheel perceel zal men dit door verliezen aan sporen, kopakkers e.d. niet kunnen behalen. In dit geval zijn echter die onderlinge verhoudingen belangrijk. We zien dat de meeste rassen in staat zijn om meer dan 20 ton per ha te leveren. Alleen het zeer late ras Fasolt blijft hier duidelijk onder, evenals de selectie Groenen boom. Het is een bekend feit dat een laat ras ook minder opbrengst geeft. Het is daarom opmerkelijk dat de andere late rassen King Arthur en Prince Askold toch in staat zijn om topopbrengsten te geven. Ook uit de praktijk zijn van deze rassen hoge opbreng sten bekend. Een tweede belangrijk gegeven is de sorteringsverhouding. Spruiten worden gesor teerd in de klassen D (kleiner dan 20 mm), A (2030 mm), B (3040 mm) en C (groter dan 40 mm). De kleinste maten D en A zijn meestal het duurst, zeker op de veilingen in Zeeland. Het is daarom van belang een groot percentage A- en D-spruiten te hebben. We zien hierin grote verschillen. Bij de meermalige pluk kan men een fijnere sortering krijgen door meer keren te plukken, maar dit vergt weer meer tijd. van grote betekenis is ook de kwaliteit van het produkt. In de tabel is dit uitgedrukt in het gebruikswaardecijfer. Bij het geven van dit cijfer wordt gelet op de kleur, de vastheid, het uiterlijk, die vorm en de gevoeligheid voor smet (rot). Het is opvallend dat bij de meeste rassen de kwaliteit bij de eenmalige pluk beter was dan bij de meer malige pluk. Dit komt waarschijnlijk omdat door de dichtere stand de planten langer werden, waardoor de spruiten meer vrij van elkaar zaten en zodoende minder smet hadden. We zien dus dat er nu goede hybride rassen zijn die even goed of beter zijn dan de bestaande selecties, Vooral in de latere rassen zijn er nu duidelijk betere moge lijkheden. MACHINALE PLUK [JEEDS enkele jaren is er een spruitenplukmachine in de handel. Hierbij moeten de stammen worden afgehakt en stuk voor stuk in het apparaat worden gesto ken. Door ronddraaiende mesjes worden de spruiten dan van de stam gesneden. In de eerste tijd vond deze plukmethode nog weinig ingang De reden hiervan was dat de bestaande teeltmethoden hiervoor niet geschikt waren. Bovendien moesten er geschikte arbeidsmethoden worden ontwikkeld. Hiermee is de laatste jaren grote voor uitgang geboekt, zodat het machinaal plukken van spruiten nu sterk wordt uitgebreid. Bij de teelt zijn verbeteringen ontstaan bij de rassen, n.l. de hybride rasseir, ook bij de teeltmethoden, zoals aangepaste plantafstand en het toppen, d.w.z. het verwijderen van het groeipunt. Uit de in het voorgaande besproken proef blijkt bij een eenmalige pluk de opbrengst even hoog kan zijn als bij meermalige pluk, mits het aantal planten van 25.000 per ha opgevoerd wordt tot 35.000 h 40.000 per ha. Het toppen wordt uitgevoerd om de plant te dwingen op te houden met lengtegroei en over te gaan op de spruitvorming. Dat heeft alleen zin voor vroege rassen die vóór december worden geplukt. Het voordeel van hybride rassen bij eenmalige pluk is dat het gewas gelijk matiger groeit en daardoor uniformer afrijpt. Bij de arbeidsmethoden is dei optwikkeling gegaan van de stationaire machine in de schuur naar de verschillende methoden van plukken op het veld. Het voordeel daarvan •is dat het transport van de stammen naar de schuur vervalt. Eerst was hiervoor de zgn. pluktrailer beschikbaar, maar deze was te duur 14.000,en bovendien waren hierbij drie mensen nodig, die niet altijd beschikbaar zijn. Er is gezocht naar een tussenvorm. Deze is o.a. gevonden in de zgn. beugelmachine, die in de hefinrich- ting van de trekker hangt en door middel van een hydromotor wordt aangedreven met oliedruk van de trekker. De eenvoudigste uitvoering hiervan kost 4500,Deze machine is ook te leveren met een toevoerband. De capaciteit van de plukmachines wordt uitgedrukt in het aantal stammen dat men per uur door de machine kan draai en. Dit varieert met de gebruikte methode en de stand van het gewas. Een goede pres tatie is 500 stammen per uur voor de beugelplukker met een bezetting van twee man. Dit 3s dus 250 stammen per uur per man. Bij een aantal stammen van 37.500 per ha is dit 150 manuren per ha of 10 dagen. Bij een opbrengst van 15 ton per ha komt ddt neer op 100 kg per man per uur. Men moet echter meer arbeid rekenen voor het sorteren van machinaal geplukte spruiten dan voor spruiten die met de hand zijn geplukt. Afhankelijk van de kwaliteit van het produkt moet men voor het sorteren van 15 ton spruiten 120 manuren rekenen. De totale-arbeidsbehoefte wordt dan 150 4- 120 270 manuren per ha. Voor het plukken met de hand wordt gerekend op een arbeidsbehoefte van 500 manuren per ha.

Krantenbank Zeeland

Zeeuwsch landbouwblad ... ZLM land- en tuinbouwblad | 1973 | | pagina 11