T)EZE dank wordt hier uitgesproken door bestuur en directie van het boekhoud bureau tot de heer Cysouw, voor alle goede diensten die hij van 16 april 1934 tot 2 maart 1973, aan de deelnemers van het boekhoudbu reau, speciaal aan die op Walcheren en een deel van Zuid-Beveland, en aan het bureau zelf heeft bewezen. Wij wensen hem toe, dat hij nog vele jaren .tezamen met zijn vrouw en zijn kin deren in goede gezondheid van zijn pensioen zal mogen genieten. Lardinois over Europees landbouwbeleid De fiscale kanten van de b.v.-vorm 3 J. CYSOUW NA BIJNA 40-JARIGE DIENIST MET PENSIOEN 2 maart a.s. zal de heer J. Cysouw de dienst van het Administratie en Advies bureau van de ZLM, wegens het bereiken van de 65-jarige leeftijd, met pensioen verlaten. Hij is in dienst van het bureau gekomen op 16 april 1934. Toen was het Boekhoudbureau, zoals het tot voor kort heette, een interne af deling van de ZLM met ongeveer 250 deelne mers. Nu zijn er meer dan 10x zoveel. Die groei is te danken aan een groot aantal factoren. Op een aantal daarvan heeft het Boekhoudbureau zelf geen invloed. Dat alles veel ingewikkelder is geworden en er dus vrijwel niemand meer is die zelf een boekhouding en belastingaangifte kan verzorgen zonder deskundige hulp is er daar één van. Andere factoren zijn wel afhan kelijk van de mens die het werk voor het bu reau doet. Groei en ontwikkeling hangen mede af van de persoonlijke inzet voor het werk en de persoonlijke aandacht voor de deelnemer en zijn problemen. Die inzet en die aandacht zijn er bij de heer Cysouw altijd geweest. Hij is de problemen nooit uit de weg gegaan. Dit bete kent meer dan men oppervlakkig zou zeggen. De problemen, waarmee het hoofd van een af deling van het boekhoudbureau geconfronteerd wordt zijn van zakelijke, maar dikwijls ook van persoonlijke aard. QMDAT de zakelijke problemen groten- deels liggen op belastinggebied, dient men ,,bij te blijven", dat wil zeggen, zijn hele leven aan de studie te blijven. De heer Cysouw heeft dat altijd gedaan, hij heeft altijd gezorgd op de hoogte te zijn van wat er op dit gebied te koop is. Zoiets gaat beslist niet vanzelf. De persoonlijke problemen, die men in jarenlange relaties als chef van het boekhoudbureau, van een aantal cliënten die echt in moeilijkheden zitten, voorgelegd krijgt en waarover men een advies vraagt, laten de adviseur zelf ook niet onberoerd. Dat heeft ook de heer Cysouw on dervonden. De inzet leveren die de heer Cysouw gele verd heeft, kan iemand alleen doen als hij zijn werk ziet als een voor hem weggelegde taak, die men met plezier vervult. Als men dan na bijna 40 jaar die taak neerleggen moet, omdat de 65ste verjaardag wordt bereikt, dan kan men met dankbaarheid terugzien, op deze levenspe riode. Graag stellen wij onze deelnemers en alle an deren in de gelegenheid van de heer Cysouw afscheid te nemen op een receptie die op vrij dag 2 maart a.s. om 14 uur zal worden gegeven in „De Brasserie", Lange Delft te Middelburg. „IVJANSHOLT was een man, die een grote Europese naam heeft gekregen en in zekere zin zelfs een wereldnaam. Het is voor mij niet eenvoudig zijn voet sporen te drukken. Toch zal ik zijn beleid niet zonder meer copiëren. Mijn werk is moeilijk, maar tegelijkertijd een uitdaging. Ik zal proberen een zo gezond mogelijke politiek te voeren. Tenslotte... ik weet waar ik over praat, ik heb niet voor niets een politieke ervaring van tien jaar". Aldus minister van landbouw in twee Neder landse kabinetten, ir. Lardinois, nu zetelend op de der tiende etage van het Brusselse Berlaymont gebouw, als Nederlands lid van de Europese Commissie, waar hij de landbouwportefeuille beheert, in een vraaggesprek met het ANP. Hij wilde daarmee duidelijk maken dat hij aan de fundamentele zaken van het Europese landbouwbeleid voorlopig niets wil veranderen en zeker in het eerste jaar van zijn optreden geen grote veranderingen in dit beleid zal aanbrengen, zeker niet zodanig dat men over enige tijd van een „plan Lardinois" kan spreken. Dat neemt niet weg, dat hij bepaalde accenten anders zal leggen en de indruk heeft dat het met de tot negen lid staten uitgebreide EEG waarschijnlijk „beter zal lukken" dan met de oude EEG van zes lidstaten. Op sommige punten echter verschilde ik inderdaad fundamenteel van mening met Mansholt. Achteraf heb ik echter altijd wel geweten, dat Mansholt zo zijn eigen redenen had om bepaalde zaken van zijn beleid te verdedigen op de ma nier zoals hij dat deed". „Men moet niet vergeten,'dat ik in die tijd een Nederlands minister was. Het heeft me wel wat moeite gekost om te schakelen. Zaken die ik in december nog fel aangevallen zou hebben, moet ik nu verdedigen, maar men moet begrijpen, dat ik'nu een heel andere taak heb. Hetzelfde verschijnsel zie ik bij colle ga's. Soames (een van de nieuwe Britse commissarissen) gaat op deze post dwars tegen het Britse standpunt in en Gundelach (de Deense commissaris) zie ik af en toe recht tegenover de Denen staan. Ook Ortoli (de Franse voor zitter van de commissie) zit bepaald niet steeds op de Franse politieke lijn". I QVER de toekomst van het Europese landbouwbeleid heeft Lardinois een zeer uitgesproken mening. „De basisprincipes daarvan, namelijk dat we preferentie geven (weliswaar gelimiteerd) aan onze eigen produktie plus de gemeenschappelijke financiële solidariteit, zullen we nooit opgeven. Die basisprincipes zullen we ook niet opgeven als de Amerikanen ons, tijdens de komende on derhandelingen in het kader van de GATT (de Algemene Overeenkomst Inzake Handel en Tarieven) sterk onder druk gaan zetten. Die geven we ook niet op als de Brit ten (en dat zullen ze zeker proberen) er aan willen tor nen". Lardinois is er wel voorstander van, dat er voor enkele „grote produkten" zoals granen en zuivel en misschien ook oliën en vetten, flexibiliteit getoond wordt in het onderhandelen met de Amerikanen en de anderen. „De Amerikanen hebben hun graanproduktie naar de wereld markt altijd gesubsidiëerd, terwijl wij hier, in de EEG, een variabele heffing toepasten. In de praktijk heeft dat altijd een jaarlijkse overheveling betekend van de Ame rikaanse schatkist naar het Europese Landbouwfonds. Als de Verenigde Staten hun subsidies afschaffen, zouden wij onze heffing met zo'n veertig procent kunnen ver lagen". Lardinois komt er bovendien rond voor uit, dat het onjuist is, dat Europa de Verenigde Staten altijd opge zadeld heeft met de verantwoordelijkheid voor de we reldvoorraad aan granen. „De EEG zal ook een deel van de structurele wereldvoorraadvorming voor granen voor haar rekening moeten nemen en dat betekent meer opslag aan deze kant van de oceaan. We moeten onze systemen met elkaar in verbinding brengen en dat betekent onder meer dat er ook een wereldmarktordening voor zuivel moet komen". QVER de voedselpositie in de wereld is ir. Lardinois niet optimistisch. „Sinds 1953 (de Koreaanse oor log) is de wereldbevolking vijftig procent groter gewor den, maar de voorraad graan is lager dan ooit. We zul len de ontwikkelingslanden in de eerste plaats moeten leren hun eigen voedsel te produceren. Doen we dat niet, dan betekent dat onherroepelijk honger". Er zijn maar weinig landen die een goede manier van voedselproduktie hebben. Ik ken de situatie in Suriname. Het land heeft een geringe bevolking, maar de import van landbouwproduktien stijgt er van jaar tot jaar. Ook de communistische landen hebben het bij de produktie van voedsel laten afweten. In Zuid-Amerika zien we het zelfde. Allende mag wat mij betreft de grote lichtbren ger in zijn land zijn, maar wat we zien is, dat de efficiën te landbouw in* zijn land met de dag meer afbrokkelt. Ook in Cuba hebben we hetzelfde gezien". Lardinois blijkt geen directe voorstander van het over brengen van produkties van ontwikkelde naar onderont wikkelde landen. De Verenigde Staten zijn de grootste rijstproducenten ter wereld. Of je een rijstproduktie, zo als die in Italië bijvoorbeeld, moet stoppen en aan de ontwikkelingslanden moet overlaten, betwijfelt hij. Sui ker vindt commissaris Lardinois een andere zaak. „Wat dat betreft moeten we voorzichtig zijn met onze produk- ,tie. De openkomende markt in Engeland geeft bijvoor beeld een goede kans om ontwikkelingslanden dat pro- dukt hier op onze markt te laten afzetten. Maar ook hier moet voorzichtig gemanoeuvreerd worden. Ik voorzie binnen vier of vijf jaar een suikertekort in de wereld", aldus Lardinois. TN de twee voorafgaande weken hebben wij het ge- 1 had over enkele niet-fiskale vragen die zich rond ting gebeurt in principe volgens dezelfde regels die de besloten vennootschap voordoen. De conclusie van het laatste artikeltje was dat, al zijn er aan de B.V.- vorm voordelen verbonden, wij de nadelen ervan voor de agrarische ondernemer niet moeten onderschatten, afgezien van eventuele fiscale gevolgen. Vandaag wil len wij daarover een en ander opmerken. De B.V. valt evenals de N.V. onder de vennoot schapsbelasting. De winstberekening voor deze belas ting gebeurt in principe volgens dezelfde regels die gelden voor de inkomstenbelasting. Het feit dat wij te maken hebben met een rechtspersoon in plaats van met een natuurlijk persoon, maakt het nodig enkele speciale regels te geven die in verband staam met dit verschil. Zo is b.v. uitdrukkelijk bepaald, dat winst- houdersaandelen toegekend aan bestuurders en ver der personeel ter zake van in de onderneming ver richte arbeid, tantièmes dus, als bedrijfskosten worden beschouwd. TN het algemeen zijn winstuitkeringen niet als be- drijfskosten aan te merken en zonder de eerstge noemd bepalingen zouden deze en enkele andere voor ons doel niet terzake doende winstuitkeringen niet tot de aftrekbare kosten behoren. Niet aftrekbaar zijn winstuitkeringen aan aandeel houders, dividenden, dus, onverschillig of deze in geld of in andere vorm plaatsvinden. Als wij aan een B.V. denken waarvan alle aandelen in één hand zijn, terwijl deze aandeelhouder ook de directeur van de B.V. is, dan is wat deze man als s*ala- directeur van de B.V. is, dan is wat deze man als sala ris krijgt, aftrekbaar voor de vennootschapsbelasting het bedrag dat hij als dividend krijgt, is dat niet. Voor de inkomstenbelasting isi zowel het salaris van de di- recteur als het dividend belast. Geen inkomstenbelas-, ting is verschuldigd voor niet-uitgekeerde winst. Daar echter op lange termijn gezien alle winst in een fami- lie-B.V. wel eens tot uitkering komt, is er ten aanzien van de winst dus sprake van dubbele heffing n.l. eerst vennootschapsbelasting en nu of later nog inkomsten belasting. Op de niet uitgedeelde winst rust dus een fiscale claim, een latente belastingschuld. Het tarief van de vennootschapsbelasting is voor 1973 als volgt: tot f 40.000 winst 45 van 40,000 tot f 50.000 45 plus\ 15 over het bedrag boven f 40.000. van f 50.000 af: 48 Een eenvoudig tarief dus, maar niet goedkoop! ZJET inkomstenbelastingtarief is dat ook niet, al is de opbouw anders. Tot en met 1972 had de B.V.- vorm een pluspunt in vergelijking met de eenmans zaak of firma. Men kan n.l. in de B.V. voor de directeur een pensioenreserve opbouwen. Belastingvrij opbou wen in eigen beheer is> mogelijk. Die voorsprong be staat vanaf 1 januari 1973 niet meer. Van die datum af mag de zelfstandige ondernemer immers ook een fiscale oudendagsreserve opbouwen. De directeur van de B.V. is werknemer. Dat geldt voor de loonbelasting en ook voor de sociale verzeke ringswetten. Hij kan dus kinderbijslag krijgen vanaf het eerste kind. Maar daartegenover staat dat over zijn salaris ook de premie voor de kinderbijslagwet loontrekkenden moet worden betaald, onverschillig of hij recht heeft op kinderbijslag of niet. Die premie komt ten laste van de werkgever, de B.V. Verder valt de directeur onder de Wet Arbeidsonge schiktheid, de Werkloosheidswet en de Ziektewet eventueel de ziekenfondswet. Daaraan kav. hij rech ten ontlenen maar zowel de B.V. als hijzelf moeten premie betalen. piSCALE gevolgen zijn er verbonden aan een even- tuele verkoop van de. aandelen in het geval dat men samen met naaste familie een aanmerkelijk be lang heeft in de B.V. Dat zou bij een „agrarische" B.V. meestal wel zo zijn. Dan is bij vervreemding van de aandelen inkomstenbelasting verschuldigd. Er zijn dus veel factoren waarmee gerekend moet worden als' men een keuze moet maken tussen eenmanszaak (of maat schap) en de B.V. Toch is er in het algemeen wel iets van te zeggen. Als de winsten van een eenmanszaak niet regelmatig boven de f 100.000,liggen, hoef je niet aan de B.V. te gaan zitten rekenen. Dan zit er geen voordeel in. Als ze hoger zijn dan hangt het toch nog van de om standigheden af, of er fiscaal voordeel inzit. De landbouwers komen met hun winsten niet op een hoogte en er zit niet zulk een regelmaat in, dat ze om fiscale redenen hun onderneming in een B.V. moeten omzetten. PAAUWE

Krantenbank Zeeland

Zeeuwsch landbouwblad ... ZLM land- en tuinbouwblad | 1973 | | pagina 3