Rassenber-chten IVRO - Waoeninren Brouwgerst 1973 en de meeldauwbestrjjdmg Commentaar op Rundvleesproduktie op een akkerbouwbedrijf van 24 ha Het Instituut voor Rassenonderzoek van Landbouwge wassen te Wageningen geeft in Rassenberichten No. 467, 468, 469, 470 en 471 bijzonderheden over de rassenkeuze 1973 voor resp. zomertarwe, zomergerst, haver, erwten en korrelmais. De belangrijkste gegevens daaruit zijn reeds in ons rassennununer verwerkt. Echter worden noch in deze rassenberichten noch in de Rassenlijst de gegevens over de rassen in beproeving gegeven. Dit ter wijl velen ook in deze gegevens geïnteresseerd zijn. On derstaand geven wij enkele van deze gegevens (in ver houdingsgetallen). ZOMERGERST Zaadopbrengsten, gemiddelden van 1963 t/m 1972 in ver houdingsgetallen Rasnaam 100 kg/are Rassen in beproeving M.G.H. 6271-7 LBW 6104-1 CIV 354 Cebeco 7161 Kraai L 282 Zuidw. Centrale Noodr. Rivier- Löss Zand Dal zeeklei zeeklei zeeklei klei grond grond 50,1 50,0 49,2 47,0 46,3 45,1 45,9 107 5 105 3 103 4 112 4 111 4 105 2 114 2 105 2 i 110 4 110 4 113 2 106 3 i 104 3 LWB 6104-1 kweker N.V. Landbouwbureau Wiersum, Groningen. Heeft een iets trage beginontwikkeling, vormt later een breedbladig en vrij bladrijk gewas. Werd niet door meeldauw aangetast. Het stro is vrij kort, matig stevig maar tamelijk veerkrachtig. Heeft zeer goede op brengsten gegeven en heeft bij het onderzoek op brouw- kwaliteit een goede indruk gemaakt. ZOMERTARWE Zaadopbrengsten, gemiddelden van 1963 t/m 1972 in verhoudingsgetallen Rasnaam 100 kg/are Zuidw. zeeklei 48,0 Centrale zeeklei 48,2 Noord, zeeklei 48,9 Rivier- klei 44,5 Löss 42,8 Rassen in beproeving Sirius C-I.V. 258 (Bastion) Cebeco 1018 (Sicco) Cebeco 7061 (Melchior) Kolibri HAVER Zaadopbrengsten, gemiddelden van 1963 t/m 1972 in verhoudingsgetallen Zand grond 42,4 Rasnaam 100 kg/are Rassen in beproeving MGH 135-67 Cebeco 7013 MG 767-69 LBW 6201-4 Dal grond 45,8 107 4 109 5 101 4 106 2 106 3 106 4 113 3 115 2 97 4 89 3 112 3 112 4 109 3 109 3 104 3 112 3 109 4 108 2 105 3 104 3 103 3 110 2 i 105 4 100 4 Zeeklei Rivier- Löss Goede Normale Droge Dal klei zandgr. zandgr. zandgr. grond 57,0 48,3 48,8 52,4 45,8 36,9 51,8 102 3 102 3 104 3 96 3 99 2 98 2 96 3 101 2 97 2 H 102 2 97 2 CIV 258 (Bastion) (Kweker: N.V. Kweekbedrijf C.I.V., Ottersum). In de eerste ontwikkeling een donkergroen, breedbladig gewas. Later is het gewas vrij fijn met een goed halmgetal maar een wat fijne aar. Het stro is kort, tameijlk stevig en goed veerkrachtig. Rijpt vroeg tot zeer vroeg. Werd vrij weinig door meeldauw aangetast, maar vrij sterk door bruine roest en blad- en afrijpingsziekten. Gaf wanneer deze ziekten niet te sterk optraden zeer goede opbrengsten. De korrel is vrij weinig gevoelig voor schot. Cebeco 1018 (Sicco) (Kweker: Cebeco-Handelsraad, Rotterdam). Heeft een iets trage beginontwikkeling; is later een lichtgroen, tamelijk bladrijk, dicht gewas. Het stro heeft een gemiddelde lengte, is fijn, vrij slap, maar zeer soepel. Zeer goed halmgetal. Rijpte tamelijk vroeg en gezond af. Heeft wat opbrengst betreft een zeer goede indruk gemaakt. De korrel was weinig gevoelig voor schot. Cebeco 7061 (Melchior) (Kweker: Cebeco-Handelsraad, Rotterdam). Vertoont in de meeste eigenschappen veel overeenkomst met Kaspar, maar werd niet door bruine roest aangetast. Het gewas blijft even korter en rijpte, waarschijnlijk door de betere gezondheid, iets later. Gaf op de kleiproefvelden hogere opbrengsten dan Kaspar, maar leek op zand- en dalgrond geen verbetering van dit ras. BASF Nederland N.V. te Arnhem schrijft ons naar aanleiding van het gestelde in het artikel Brouwgerst 1973" in ons> Rassennummer van 12 januari j.l., betreffende de meel dauwbestrijding: Daarin werd aan geraden een meeldauwbestrijding toe te passen hetzij door een behan deling van het zaad met Mïlstem, hetzij door een bespuiting van het gewas met Calixin. Opgemerkt werd dat deze laatste methode een regelmatig waarnemen van het ge was vergt en kennis van het ziekte beeld toepassing van Mïlstem is een voudig en vergt geen nadere oplet tendheid tijdens de groei. COMMENTAAR BASF N.V. IIET is bekend, dat graangewassen -t- en ook brouwgerst over het algemeen een laag sal- do opleveren voor de boer en dat meeldauw in ons koele, winderig kustgebied zeker geen algemeen voor komend verschijnsel is in zomergerst. Alhoewel er in het recente verleden enkele war me zomers geweest zijn, die in combinatie met meel dauw tot extra blad verdorring hebben geleid en mede daardoor in een aantal gevallen tot aanzienlijke op brengstverlagingen, mag hier zeker niet gegenerali seerd worden. Blijkens de ervaringen van de afge lopen jaren kan meeldauw van enige betekenis in het Zuid-Westelijk Zeekleigebied vooral optreden in de eerste helft van juni, zodat het extra controleren van de percelen vooral in deze tijd dient te geschieden. Het lijkt ons een miskenning van de kwaliteiten van de akkerbouwer, die in dit gebied doorgaans als een goede ondernemer bekend staat, wanneer hem in het algemeen geadviseerd wordt om voorshands de kos ten van meeldauwbestrijding ten bedrage van ca. ƒ50,per 100 kg zaaizaad te betalen, terwijl niet met redelijke zekerheid mag worden aangenomen dat de kosten ook inderdaad worden terugverdiend. OPUITEN tegen meeldauw met Calixin is niet al- leen goedkoper maar behoeft bovendien alleen maar plaats te vinden, wanneer inderdaad meeldauw optreedt. Bovendien is dan altijd nog de kans op een extra opbrengstverhoging aanwezig als gevolg van de gunstige medewerking van Calixin tegen andere graanziekten. Uit Nederland zijn meerdere gevallen be kend waarin bespuitingen met Calixin tot wiskundig betrouwbare meeropbrengsten hebben geleid, welke niet aan het optreden van meeldauw kunnen worden toegeschreven. Verder vragen wij ons af nu het gebruik van organisch kwik als direct schimmeldodend zaaizaadontsmettingsmiddel niet langer is toegestaan of wel stilzwijgend mag worden verondersteld, dat de huidige middelen die voor de normale zaaizaadont smetting worden gebruikt als protectans en 't middel voor zaaizaadontsmetting tegen meeldauw elkaar niet beïnvloeden. Vermoedelijk is op dit punt nog maar weinig ervaring opgedaan. Bovendien moet gesteld worden, dat bij toepassingen met een langdurige werking de kans op het optreden van resistentie beslist niet denkbeeldig is. Zo kennen wij het probleem van meeldauwresistentie in kom kommers als gevolg van enkele overeenkomstige om standigheden. Wanneer bij gerst regelmatig van ras ge wisseld wordt en we bovendien steeds met andere meeldauwphysio's te maken hebben, lijkt het resis tentiegevaar vooralsnog niet bijzonder groot. Waar evenwel het teeltadvies op één ras gezet wordt en we bovendien te maken hebben met een teelt, waarin een bepaald ras soms zeer lang kan do mineren (zoals indertijd het ras Balder), lijkt ons een gewasbespuiting, waarbij de kans op het optre den van resistentie aanzienlijk kleiner lijkt, zulks mede gezien de overige argumenten, zeker zo ver- Inhakend op het artikel in het ZLM-blad van 26 januari j.l. betreffende rundvleesproduktie op het ak kerbouwbedrijf, wil ik graag enige opmerkingen ma ken. De opstelling van de cijfers is zeer onvolledig en daardoor misleidend; anderzijds worden bepaalde elementen zeer geflatteerd tevoorschijn getoverd en als vaststaand aangenomen. Graag wil ik deze mening met cijfers waarmaken. De berekening van bedrijf 2 kan aan duidelijkheid winnen als een splitsing wordt gemaakt in akker bouw en stierenmesterij Voor het akkerbouw&edeelte geldt dan de volgende opstelling: 6 ha aardappelen, saldo per gewas 17.280, 6 ha suikerbieten x 13.860, 6 ha suikerbietenkoppenN 3.420, 12 ha snijmais 19.200, Arbeidsinkomen Sierenmesterij: 110 stieren; investering gebouwen investering machines Per stier resp. 1000,en f 200,- antwoord als het alternatieve advies. Onder reserve kan genoemde 280 kg echter wel aangenomen worden. Aldus: Opbrengst 280 kg a ƒ5,50 1540 Aankoop kalf 450 Saldo Z.W. snijmais 760 x ƒ0,35 266 Z.W. bietenkoppen 108 x 0,35 38 Kunstmelk 50 Krachtvoer „410 Hooi 30 Strooisel 12 Veearts 24 Water/electriciteit 10 Afleveringskosten 50 Berekende rente kalf voer 80 Gebouwkosten 15 van 1000 150 Werktuigkosten 25 van 200 50 Risico (sterfte voortijdig verkoop) of verzekering 60 1090 1230 Subsaldo 140 By: besparing groenbemesting ƒ1310 11 12 Saldo bedrijf 53.760, Af: niet toegerekende kosten als bij be- drijf 1 30.440,— 23.320,— 110.000 22.000,— Er is in het bedoelde artikel aangenomen dat de stie ren na 15 maanden 280 kg geslacht wegen; dit is na tuurlijk wel mogelijk, maar als gemiddelde zeker niet haalbaar. Eén maand langer aanhouden om dit gewicht te bereiken geeft aan meer kosten 100, afleveren op iets lager gewicht scheelt aan opbrengst ook gauw rond 100, Arbeidsinkomen 128 Over 110 stieren 14080 Totaal arbeidsinkomen voor bedrijf 2 9240 i De prognose van de schrijvers volgend naar een minimumprijs van 5,75 wordt de opbrengst 7700 hoger en stijgt het arbeidsinkomen van het bedrijf tot 16940. Nog steeds aanmerkelijk onder het resul taat van het zuivere akkerbouwbedrijf, ondanks het geflatteerde gewicht. Dat desondanks momenteel toch sprake is van een redelijk lonende stierenmesterij is uitsluitend een gevolg van de aanmerkelijke hogere kg-prijzen dan de genoemde ƒ5,50 of ƒ5,75. Deze huidige resultaten staan echter geen enkele vergelijking toe met datgeen aan de hand van het be wuste artikel zou kunnen worden gesuggereerd. Kruiningen E. v. HOOTEGEM.

Krantenbank Zeeland

Zeeuwsch landbouwblad ... ZLM land- en tuinbouwblad | 1973 | | pagina 5