vroege d\rks\ander De spuitdag 1973 in vogelvlucht Wat te telen naast onze basisgewassen? H pracht n 7 C.AJt. GOES P. VERHAGE Zoals te doen gebruikelijk was de eerste vrijdag van het jaar in de grote zaal van „De Prins van Oranje" te Goes vrijwel geen plaats onbezet en waren er nu ook weer ca 500 bezoekers, afkomstig uit vrij wel het gehele land en uit België, die kwamen luisteren naar wat de deskundigen naar voren brachten. Een groot aantal mogelijkheden wat betreft ziekte- en onkruidbe- strijding werden onder de loupe genomen. Overigens werden ook de moeilijkbeden die zich hier en daar voordoen niet uit de weg ge gaan. Genoemd zij hierbij de felle werking van de bodemherbiciden in het voorjaar van 1972. Ook de milieuhygiëne ofwel het verband tussen gewas-, voedsel- en milieu bescherming kwam telkens weer aan de orde, al heeft ir. M. Heuver bepaald wel andere zaken aan de orde gesteld dan de Zeeuwse en met name de Zeeuwsch-Vlaamse boeren waarschuwen tegen het clandestien gebruik van bestrij dingsmiddelen. Dit zou wel erg ne gatief klinken als men nagaat welke mogelijkheden voor een verant woorde toepassing van bestrijdings middelen met verwijzing naar de Ir. M. Heuver te Wageningen kon in zijn betoog naast de ervaringen in 1972 ook wijzen op enkele nieuwe ontwikkelingen. Dat TCA zowel als Eptam ook in vloeibare vorm verkrijgbaar zijn opent nieuwe perspectieven voor de kweekbestrijding. Een moge lijkheid om voor de rhizoctonia'bestrijding bij con sumptie-aardappelen, een behandeling uit te voeren tijdens het poten, is bepaald interessant te noemen. Niet minder is dat het geval met een zaaivoorbehan- deling met lindaan of Temik tegen voorjaarsplagen bij bieten. In mais hebben Mesurol en Bladex resp. tegen de fritvlieg en het onkruid een goede indruk gemaakt. Hetzelfde is het geval in koolzaad met Duphar Kerb (tegen een groot aantal onkruiden waaronder ook graanopslag). Bij de wintertarwe vormen de midde len in het najaar toegepast tegen duist plus diverse andere onkruiden, een bedrijfszekere basis voor de onkruidbestrijding. Dat neemt niet weg dat midde len als Dosanex en Dicuran wat betreft de voorjaars toepassing een waardevolle aanvulling vormen op het assortiment. Met de beperking dat niet alle ras sen deze middelen verdragen. Dat door de heer ir. M. Heuver ruime aandacht werd besteed aan de granen, lag voor de hand. Bij de meeldauwbestrijding in tarwe ligt de zaak min der duidelijk dan in gerst. Bij de afrijpingsziekten blijkt een groot aantal faktoren een rol te spelen, met name ook de beschikbare stikstof waarvan in 1972 praktisch overal, teveel aanwezig was. Zo zelfs dat plaatselijk met weinig of geen stikstof en zonder chemische bestrijding de opbrengsten niet lager wa ren dan bij veel stikstof plus een chemische bestrij ding. Een rekensommetje is in zo'n geval gauw ge maakt. Wat in een „normaal" jaar de uitslag zal zijn is moeilijk te voorspellen. Overigens zit men in Wa geningen bepaald niet stil wat de toelating van che- juiste spelregels ook op deze spuit dag de boer weer voorgehouden werden! Binnenkort hopen wij weer zoals voorheen een uitgebreid verslag te laten verschijnen. Daarom moge hier volstaan worden met het aan geven van de grote lijnen en wordt slechts in het kort ingegaan op een aantal van de vele details die aan de orde kwamen. mische middelen tegen afrij pingsziekten in granen betreft. De heer Heuver stelde ook het probleem van het lege fust en restanten van bestrijdingsmiddelen aan de orde. Wat fust betreft: verbranden wat branden wil en flessen schoon! naar de vuilnisbelt. Restanten: nog even goed bewaren, er komt per pro vincie een inzameling hiervan. DDT heeft zijn langste tijd gehad in Nederland en ten aanzien van de bijen in bepaalde gewassen in het bloeistadium dient men zich toch wel de nodige beperkingen bij de middelenkeuze op te leggen. De heer ir J. J. Jorritsma van het I.R.S. te Bergen c-p Zoom herinnerde er aan dat de onkruidbe strijding in bieten ruim 10 jaar geleden nog voor 100 handwerk was. Nu is er praktisch geen perceel meer dat nog uitsluitend in handwerk wordt schoon- gehouden. Bij de keuze van de middelen speelt een groot aan tal faktoren een rol, zoals het type middel, de dose ring, combinaties, behoefte aan nawerking, gevoelig heid onkruidsoorten, tijdstip, eisen ten aanzien van de aanwending (o.a. inwerken), de toestand van de grond en niet te vergeten het weer dat we niet in de hand hebben en over lange termijn eenvoudig ook niet te voorspellen is. Het risico is niet alleen het wegvallen (wegbranden) van bietenplantjes, maar ook de verdere ontwikkeling kan hierdoor be ïnvloed worden. Naast kg-opbrengst en gehalte die nen dan ook verwerkingskwaliteit en het achterblij ven in de grond, in de overwegingen betrokken te worden. Vervolgens passeerden een zevental middelen de revue waaronder TCA in het najaar; Avadex en Ro Neet kort vóór het zaaien; Pyramin; Venzar en IPC kort na of bij het zaaien en Betanal na opkomst. Ro Neet blijkt een nieuwe ster aan het firmament te zijn. Wat toepassing betreft komt dit middel veel overeen met Axadex, het moet ook ingewerkt worden, het lijkt verder een iets zwakkere werking op duist te hebben, maar doet meer aan breed'bladige, oftewel niet-grasachtige onkruiden. Enkele problemen waar wij vandaag bij de bieten voor staan zijn verder: a. de laatkiemende onkruiden; b. de aardappelopslag en c. de biete-opslag (vroege schieters). De heer Hingst van de Arbeidsinspectie in Den Haag deed vervolgens een greep uit de gegevens, verkre gen bij een enquête gehouden on'der 1500 loonspuit- bedrijven in Nederland. Over het algemeen heeft men zijn zaakje aardig voor elkaar. Vaak is het, in die gevallen dat nog andere takken van arbeid op het loonbedrijf de aandacht vragen, de werkgever zelf die het verantwoordelijke spuitwerk verricht. Verder kan nog gememoreerd worden dat ook de heer J. Weststrate, voorzitter van de Boval - Zeeland, die deze dag de leiding had, de Zeeuwse boer en loon- spuiter wees op hun grote verantwoordelijkheid ten opzichte van hun omgeving. 'De heer ir. L. Th. J. M. de Wit te Goes ging in zijn slotbeschouwing onder meer in op de noodzaak om binnen het thans gebruikte waarschuwingssysteem met betrekking tot de luisbestrijding in granen en bieten, meer de nadruk te leggen op regionaal op tredende verschillen. „Hier wordt aan gewerkt", ver zekerde hij. Tenslotte zij nog vermeld, dat de Plantenziekten- kundige Dienst te Wageningen in een goed opgezette stand aandacht vroeg voor een aantal actuele pro blemen (o.a. de bisamrat en het fustprobleem) en uit gebreid service verleende door het verstrekken van goed verzorgd voorlichtingsmateriaal in de vorm van folders, vlugschriften en brochures. uien KAPELLE tel.01102-1441 VERSLAG STUDIEDAG THOLEN-ST. PHILIPS LAND 5 JANUARI 1973 IN „HAESTINGE" - ST. MAARTENSDIJK DOOR J. VERSLUIJS De derde studiedag georganiseerd door Ver. van Bedrijfsvoorlichting en de ZLM kring Tholen en St. Philipsland werd door de voorzitter van eerstgenoem de vereniging,. de heer A. A. van Nieuwenhuyzen te St. Philipsland, geopend. Behalve sprekers en forum leden kon hij 85 belangstellenden verwelkomen. De organisatoren hebben dit onderwerp gekozen, aldus de voorzitter, omdat we mede door de slechte econo mische toestand zoveel mogelijk grijpen naar gewas sen met hoge saldi. Daarbij worden andere factoren uit het oog verloren en zijn we dientengevolge bezig roofbouw te plegen. Om boer te kunnen blijven zul len we een betere vruchtwisseling toe moeten passen. De financiële opkikker van oogst 1972 is geen struc tuurverbetering, aldus de voorzitter. Hij waarschuw de tegen een ongelimiteerde uitbreiding van het aard appel- en uienareaal want ervaringen hebben wel ge leerd, dat grote verschuivingen tot teleurstellingen leiden. De problemen rond een goed en verantwoord bouwplan zijn groot en we hopen dat deze dag met deskundige inleiders ons in die problemen kan hel pen, zo besloot de voorzitter zijn openingswoord. Ir. L. J. P. Kupers, als eerste inleider, wees er op dat de huidige enge bouwplannen de landbouwers wel eens op zouden kunnen breken. Zijn de tarwe- opbrengsten van de laatste jaren daar al geen voor beeld van? zo vroeg hij zich af. Ook het aaltjespro bleem komt levensgroot op ons af. Zonder verrui ming in het bouwplan zullen opbrengstdepressies het gevolg zijn. Gelukkig is het te constateren, dat het economische denken in de landbouw verbetert, maar teveel nog wordt de bedrijfsvoering op basis van één jarige saldi bekeken! Uitgangspunten voor een goede bedrijfsvoering moe ten zijn: het ideale bouwplan en hoge kg-opbrensten. Want als de kg-opbrengsten niet meer gehaald wor den is dit een teken aan de wand. De gevolgen van een te enge vruchtopvolging treedt niet eenmalig op, maar is in een reeks van jaren merkbaar. Ir. Kupers had sterk de indruk,, dat de aaltjes, ook niet niet krachtdadige middelen, continue te onderdrukken zijn. Bij het oplossen van deze problemen wordt de boer vaak in een kwaad daglicht gesteld, omdat het pu bliek de boer alleen maar ziet als gebruiker van kunstmest en bestrijdingsmiddelen en zijn inkomen haar niets interesseert. Mede schuldig aan de verenging van het bouwplan is de gevoerde landbouwpolitiek, omdat kleine ge wassen (ook aardappelen) in Brussel praktisch niet ter sprake komen. De boer gaat echter ook niet vrij uit. De gevolgen van te enge vruchtopvolging, waar vooral lichte slempige gronden vatbaar voor zijn, wordt maar al te vaak aan het weer of aan ziekte toege schreven. Ir. Kupers stelde dat hy van mening was, dat de grote verschillen in bedrijfsuitkomsten meer aan de kwaliteit van de boer als aan de kwaliteit van de grond toe te schrijven zijn. De teeltfouten bij klei ne gewassen, veelal door onbekendheid, zijn groot. Foute beslissingen in een labiel gewas zijn vaak fu nest. Vooral bij kleine gewassen is marktonderzoek (Zie verder pagina 10)

Krantenbank Zeeland

Zeeuwsch landbouwblad ... ZLM land- en tuinbouwblad | 1973 | | pagina 7