VAN DER HAVE
voor
graszaadteelt
van
□rp
Krnra
Een onzeker
jaar tegemoet
tel. 01102-1441*
Arbeidsbesluit
jeugdigen
K. N. L C.
KAPELLE-
-tel. 01102-1441
5
NIEUWJAARSVERGADERING
LANDBOUW-COMITÉ
Op 9 januari j.l. hield het hoofdbestuur van het Ko
ninklijk Nederlands Landbouw-Comité zijn eerste ver
gadering in het nieuwe jaar. Voorzitter Ir. Knottnerus
wenste de aanwezigen alle goeds in 1973, maar hij
voorspelde dat het in landbouwpolitiek opzicht wel
eens een ingewikkeld jaar kon worden. Er zal een
zekere koelbloedigheid nodig zijn om de landbouw
belangen juist te behartigen. In Den Haag, waar te
lichtvaardig wordt geoordeeld over de betekenis van
een apart landbouwministerie, zowel als in Brussel,
waar de Verenigde Staten en de derde wereld de
E.E.G.-landbouwpolitiek direct willen aantasten. De
E.EG.-politiek zal nu verder door de Negen worden
gevoerd, wat op zich zelf eerst wat onzekerheid zal
geven.
Het hoofdbestuur ging weer een groot aantal actuele
punten langs en uiteraard was het landbouwprijsbe-
leid een belangrijk agendapunt. Op organisatorisch
terrein was dat de nieuwe samenstelling van het da
gelijks bestuur.
DAGELIJKS BESTUUR
De heren W, H. Jas en W. J. Lokhorst traden af als
lid van het dagelijks bestuur. De heer Lokhorst had de
statutair voorgeschreven maximale periode er op zitten»
in een deel daarvan is hij tevens als onder-voorzitter van
het K.N.L.C. opgetreden. De heer Jas is afgetreden als
voorzitter van de Hollandsche Maatschappij van Land
bouw vanwege de leeftijdsgrens en verliet dus het hoofd
bestuur geheel. Beide heren werd hartelijk dank gebracht
voor hun werk in het dagelijks bestuur, welke dank ver
gezeld werd door een stoffelijke blijk van waardering.
Met algemene stemmen benoemde het hoofdbestuur in
de ontstane vakatures in het dagelijks bestuur de heren
T. Meyer te Ruigezand, voorzitter van de Groninger
Maatschappij van Landbouw, en Jhr. J. W. Steengracht
van Oostcapelle te Driebergen, voorzitter van het
Utrechts Landbouwgenootschap. Daarmee is de samenstel
ling van het dagelijks bestuur als volgt geworden: Ir. C.
S. Knottnerus (voorzitter), J. L. Nysingh (onder-voorzit
ter), T. Meyer, Jhr. J. W. Steengracht van Oostcapelle,
H. E. Takens en Mr. E. Kuylman (algemeen secretaris).
Als hoofdbestuurslid wordt de heer Jas opgevolgd door
de heer Ir. D. S. Tuynman, de nieuwe voorzitter van de
Hollandsche Maatschappij van Landbouw, die voor het
eerst als zodanig aanwezig was en welkom werd geheten.
E.E.G.
Ook wat de E.E.G. aahgaat, memoreerde de K.N.L.C.-
voorzitter een belangrijke personele verandering bij de
uitbreiding van zes tot negen lid-staten. Dr. S. L. Mans-
holt heeft de Commissie verlaten. De hele periode van
officiële aktiviteit van de heer Mansholt ten behoeve van
de land- en tuinbouw, eerst de Nederlandse en later de
Europese, overziende is er naar de mening van het hoofdi-
bestuur alle aanleiding voor grote erkentelijkheid. Het
hoofdbestuur vond het ook een goede zaak voor de Euro
pese land- en tuinbouw dat in de nieuwe Commissie Ir.
Lardinois de landbouwportefeuille heeft gekregen. Ken
nis werd genomen van de stand van zaken bij het over
leg in het C.O.P.A., reeds enige tijdi met negen leden ope
rerend, over de £.E.G.-landbouwprijzen 1973/'74. Het
hoofdbestuur vernam met instemming dat het presidium
als basis van een nog nader uit te werken voorstel heeft
gekozen de doorberekening van de te verwachten bruto-
kostenstijging in 1973/'74 met inbegrip van inkomens
ontwikkeling buiten de landbouw. Zodoende komt men
tot gemiddeld 7 prijsverhoging.
Het hoofdbestuur drong er op aan dat het C.O.PA. nu
spoedig in elk geval een gemiddeld percentage van nood
zakelijke landbouwprijs-aanpassing voorstelt. Vorig jaar
is gebleken dat een unaniem vastgesteld C.O.PA.-cijfer
zijn nut kan hebben in verband met de standpuntbepaling
van andere advies-organen.
Bovendien moet te kennen worden gegeven hoe zeer
het noodzakelijk is dat tijdig, dw.z. vóór 1 april a.s., de
prijsbesluiten worden genomen. Getracht zal moeten
worden om in het C.O.PA. ook overeenstemming te be
reiken over de mate van prijsverhoging van de verschil
lende produkten ten opzichte van het gemiddelde.
Gelet op de marktsituatie is voor rundvlees een meer
dan gemiddelde prijsverhoging noodzakelijk, terwijl daar
entegen vooral voor groenten en fruit en varkensvlees
voorzichtigheid bij de prijsvaststelling geboden is.
LANDINRICHTING
Het hoofdbestuur betuigde zijn instemming met het
oordeel dat het Landbouwschap in zijn reactie op de dis
cussienota landschapsparken en in een nota over de
landbouw in de Nederlandse ruimte heeft gegeven. De
vrees moet worden gekoesterd, dat in gevallen van aan
wijzing van landschapsparken en dergelijke objecten
niet tevoren duidelijk de financiële regelingen vaststaan,
die bij het verdere beheer zullen gelden. Dit met name
wat betreft de vergoedingen die noodzakelijk aan de
boeren moeten worden gegeven die met gebruiksbeper
kingen te maken krijgen. Van landbouwzijde zal overi
gens door middel van L.E.I.-onderzoek zo snel en zo goed
mogelijk inzicht moeten worden verkregen in de inko
mensderving die gemoeid is met zulke beperkende be
palingen.
Het is naar de mening van het hoofdbestuur noodzake
lijk dat deze procedure van vaststelling van gebieden
met gebruiksbeperkingen deugdelijk geregeld wordt. Het
is onaanvaardbaar dat langs de thans gebruikelijke weg
via streekplannen en bestemmingsplannen land- en tuin
bouw steeds meer en onbillijk belast gaan worden met
voorschriften die een moderne bedrijfsontwikkeling be
lemmeren.
DIVERSEN
Van de andere agendapunten stippen we nog slechts
enkele even aan. Ten aanzien van die c.a.o.-voorstellen
1973/'74 van de agrarische werknemersbonden gaat het
hoofdbestuur ervan uit dat de loonsverbeteringen moeten
passen binnen de mogelijkheden die het centraal akkoord
voorziet. Terdege werd nog eens de noodzaak onder
streept dat er een volksverzekering arbeidsongeschikt
heid volgens het S-E.R.-advies van mei 1972 tot stand
komt, desnoods een V.A.O. waarbij tijdelijk overheids
personeel en vroeg-gehandicapten zijn uitgezonderd.
Ernstig bezwaar had het hoofdbestuur tegen de wijze
waarop van overheidszijde de lasten van de gezondheids
zorg voor die veehouderij worden verzwaard, laatstelijk
weer door de onevenredige prijsverhoging van de entstof
tegen mond- en klauwzeer. Node werden de heffingsver
hogingen in verband met sterk verlaagde overheids-bij-
drage voor georganiseerde dierziektenbestrijding aan
vaard.
Wat de akkerbouwsektor betreft toonde het hoofdbe
stuur zijn ongenoegen over de handelwijze van kwekers
handelaren ten aanzien van de graszaadtoeslag oogst
1972. Aan de telers moet worden uitbetaald wat hun
maximaal volgens de gestelde regels toekomt tenzij de
bedrijfsresultaten van de firma's anders leren.
dr G. HEIDA
H.A. Sociale Zaken
Landbouwschap
1 januari 1973 is een nieuw arbeidsbesluit jeug
digen in werking getreden. Dit besluit is in de
plaats gekomen van het Arbeidsbesluit 1920. Het
besluit geldt voor het hele 'bedrijfsleven. Het
is dus ook van toepassing op alle jeugdigen met
inbegrip van de medewerkende gezinsleden in de
land- en tuinbouw. Onder jeugdige personen worden
verstaan degenen, die nog niet 18 jaar zijn. Het be-
drijfshoofd is aansprakelijk voor de naleving van de
voorschriften.
Artikel 21 van het besluit is nog niet in werking ge
treden. In dit artikel wordt het besturen van een
trekker aan een jeugdig persoon verboden. Het ligt
in de bedoeling, dat bij invoering van dit artikel, on
der bepaalde voorwaarden, ontheffing wordt ver
leend. In ieder geval zal de jeugdige persoon, zoals
de zaken nu staan, dan bij het rijden op de openbare
weg een trekkerrijbewijs moeten hebben. Zover is het
nu nog niet. Nu geldt de oude regeling nog: een jon
gen beneden 16 jaar mag niet een trekker besturen;
jeugdigen van 16 en 17 jaar mogen slechts overdag
een trekker besturen.
UET volgende overzicht bevat een aantal punten die
voor de landbou\y van belang zijn. Voor een
volledige opsomming moet naar de tekst van het be
sluit worden verwezen.
Een jeugdig persoon mag geen arbeid verrichten
waarvoor het dragen van een masker of andere be
schuttingsmiddelen zijn voorgeschreven. Hij mag in
het algemeen geen arbeid verrichten waarbij gevaar
bestaat dat gevaarlijke stoffen of stralen in of op het
lichaam of in de ogen kunnen komen. Deze bepaling
is vooral van belang in verband met de aanwending
van chemische bestrijdingsmiddelen.
Een jeugdig persoon mag geen arbeid verrichten
verband houdend met o.a. het vervoeren of begraven
van destructiemateriaal. Een jeugdig persoon moet
dus van kadavers afblijven.
De minister kan bepaalde arbeid waarbij te veel
geluid wordt gemaakt voor een jeugdig persoon ver
bieden. Verder mag een jeugdig persoon niet aan tril
lingen worden blootgesteld, die schade kunnen ver
oorzaken.
Een jeugdig persoon mag niet veelvuldig worden
belast met het tillen van zware lasten. Ook mag hem
geen arbeid worden opgedragen die voor hem kenne
lijk te zwaar is, of waarvoor hij gedurende langere
tijd een ongunstige werkhouding moet aannemen.
Een jeugdig persoon mag geen machine aanzet
ten, die bij het in beweging komen gevaar voor an
deren oplevert. Hij mag niet een aanhangwagen of
een werktuig aan een trekkend voertuig koppelen.
Hij mag verder geen grondverzetmachines bedienen.
Ook mag hij geen arbeid verrichten bij machines, die
door bewegende delen gevaarlijk zijn. Tenzij er een
doeltreffende beveiliging is aangebracht die onafhan
kelijk is van degene die de machine bedient.
V Een jeugdig persoon mag geen arbeid verrichten
waarbij het gevaar bestaat bedolven te worden. Ook
mag hij geen bomen vellen die zo dik zijn dat als de
boom op iemand valt gevaar bestaat voor ernstig let
sel. Ook mag hij geen arbeid verrichten waarbij hij
gevaar loopt voor een val die ernstig letsel meebrengt
of verdrinking.
Een jeugdig persoon mag geen stieren verzorgen
tenzij de stier goed is vastgezet. Hij mag een stier
helemaal niet geleiden.
Hij mag niet in een silo of tank, die moeilijk van
buitenaf toegankelijk is werken.
Het bovenstaande samenvattend kan gesteld wor
den, dat die arbeid aan jeugdigen is verboden waar
aan bijzondere risico's zijn verbonden.
De arbeidsinspectie is belast met het toezicht op de
naleving.