Nogmaals bijzonderheden over studietoelagen VEE EN VLEES GËSTEGEN PRIJZEN VOOR SLACHTVEE De gemiddelde marktprijs voor slachtrunderen in Ne derland, alsook de gemiddelde EjE.G.-marktprijs is ver geleken met voorgaande week opnieuw opgelopen. Ook de offerteprijs derde landen liep op, ongeveer in gelijke mate als de gemiddelde E.E.G.-prijs. De ontwikkeling in de lidstaten liep uiteen; in België was die gemiddelde marktprijs lager dan voorgaande week, in Frankrijk was de stijging het grootst. In de korte week tot 5 januari werd uit Nederland 157 ton rundvlees uitgevoerd, als mede 61 levende slachtrunderen. Er kwam 360 ton vers/ gekoeld vlees binnen, alsmede 377 ton bevroren vlees en 156 levende slachtdieren uit Engeland. Dat laatste offi ciële cijfers over het aantal slachtingen geven aan dat deze in de eerste acht maanden van 1972 met in totaal 451.200 ruim 137.000 of ruim 23 bij vorig jaar zijn achtergebleven. Het aantal slachtingen van geïmporteer de dieren steeg daarbij van 14.810 tot 57.100, zodat per saldo het aantal geslachte inlandse dieren ruim 31 kleiner was dan in 1971. Overzicht prijsverloop, week tot 12 januari: EJE.G.- gemiddelde ƒ349,22 (345,02); importprijs derde landen 319,57 (315,74); Nederland 298,40 (297,17); België 316,13 (320,26); Luxemburg 337,47 (334,82); Duitsland ƒ334,25 (333,13); Frankrijk 359,74 (352,36); Italië 379,85 (377,52). KALVERPRDZEN OMLAAG De gemiddelde marktprijs voor slachtkalveren in Ne derland ging vrij fors omlaag, terwijl ook de gemiddelde E.E.G.-marktprijs, overigens minder fors daalde. In de korte week tot 5 januari werd toch nog 1239 ton kalfs vlees uitgevoerd, terwijl 140 nuchtere kalveren de grens over gingen, 104 naar België en 36 naar Duitsland. Uit Duitsland kwamen 102 stuks binnen. Overzicht prijsver loop rE.E.G.-gemiddelde 499,99 (503,51); derde landen offerteprijs 453,30 (458,83); Nederland 495,60 (528,57); België ƒ466,08 (473,75); Luxemburg ƒ506,08 (484,36); Duitsland 516,96 (520,33); Frankrijk 475,23 (onver.); Italië 542,08 (540,13). VARKENSMARKT: STRIJD OM DE VARKENS IN VOLLE GANG! De coöperaties en inkoopcombinaties van de verwer kende industrie hebben de uitbetalingsprijzen voor de in de week tot 20 januari over te nemen varkens met 10 cent verhoogd. Voor de NCB (Boxtel), VAKO (Oss) en HOVA (Guyk) is de uitgangsprijs voor geslachte varkens van 75/90 kg 3,62 voor klasse I op basis van af-meste- rij. Voor varkens van de kl. E geldt de gebruikelijke toe slag van 5 cent per kg, voor varkens van de kl. II, III en IV gelden de gebruikelijke kortingen van 15, 25 en 30 cent per kg. De prijzen van de Coveco liggen 4 cent ho ger, echter met inhouding van IV2 voor dekking van kosten. Algemeen wordt nog 2 cent per kg gekort voor varkens van 91/100 kg, voor elk kg boven de 90. In de week tot 7 januari werden ca. 168.000 varkens geslacht. De uitvoer had in de week tot 5 januari betrek king op 15.203 levende en 32.401 geslachte varkens. Daar van gingen resp. naar Duitsland 9721 en 15.200 stuks; naar Frankrijk 1630 en 788, naar Italië 2742 en 9254 en naar België 1110 en 59 stuks. Aan magere delen gingen 965 ton naar de partnerlan- den, alsmede 388 ton spek. Naar 'Engeland gingen 176 ton bacon-backs. Voorlopige cijfers voor de week tot 12 januari geven een uitvoer aan van 71.450 stuks, waarvan 24.885 levende. De markt blijft willig, wat opnieuw leidde tot een ver der oplopen van de prijzen tot een ongekend hoog niveau. Niet alle slachterijen blijken steeds over voldoende var kens te kunnen beschikken. De strijd om het varken is volop aan de gang! In het westen liggen de prijzen hoger, wat blijkt uit de notering van de Utrechtse beurs. In de week tot 5 januari kwamen uit Duitsland 455 biggen binnen. In de week vanaf 25 december was de gemiddel de E.E.G.-referentieprijs 3,58. In de lidstaten waren deze prijzen de volgende: Nederland 3,18 (onver.); Bel gië 3,50 (3,52); Luxemburg 3,65 (onver.); Duitsland 3,45; Frankrijk 3,47 (onver.); Italië 4,24. v. d. W. Belastb. inkomen over Aantal afhankelijke kinderen 1972 hoger dan: op 31 december 1972: 17.000,— 1 ƒ17.000,— 1.500,— 2 ƒ17.000,— -f ƒ3.000,— 3 ƒ17.000,— ƒ4.500,— 4 enz. enz. 3. Uitwonende kinderen. Belastb. inkomen over Aantal afhankelijke kinderen 1972 hoger dan: op 31 december 1972: 20.000,— 1 20.000,— f 1.500,— 2 ƒ20.000,— ƒ3.000,— 3 ƒ20.000,— ƒ4.500,— 4 enz. enz. In bovengenoemde gevallen beeft het dus geen zin een aanvraagformulier in te zenden. Echter ook bij lagere belastbare inkomens blijft een afwijzing mo gelijk. Zekerheidshalve wordt aangeraden een formu lier in te zenden indien het belastbaar inkomen slechts enkele honderden guldens verschilt met de hierboven genoemde bedragen. (Vervolg ,van pag. 16.) DE RUWVOEROPNAME (WE aanvulling van het rantssoen met krachtvoer wordt gebaseerd op de opgenomen hoeveelheid ruwvoer. Deze ruwvoeropname hangt voor een deel af van het dier en voor een deel van het ruwvoer. Naast de grote individuele verschillen tussen de dieren zijn de volgende factoren van invloed op de opname: produktieniveau (drachtig of melkgevend); inhoud pens en netmaag; vorm van het voer (lang of geperst); chemische samenstelling van het voer; omgevingstemperatuur. Aan de individuele verschillen, produktieniveau en inhoud pens en netmaag is door de veehouder in di recte zin niet veel te veranderen. Bij de huidige prijs verhoudingen is de vorm van het voer moeilijk te veranderen. Daarentegen kan de veehouder wel re gelend optreden wat betreft de chemische samen stelling van het ruwvoer en de omgevingstempera tuur. Door in een „jong" stadium te maaien en bij in kuilen voor te drogen, wordt de opname door het vee hoger. Zowel door de hogere opname als door een hogere voederwaarde per kg droge stof is het voor deel aanzienlijk. Ook bij snijmais heeft het drogestof gehalte invloed op het opnamevermogen. Globaal kunnen de volgende opnamecijfers worden genoemd: kwaliteit ruwvoer opname per dag in kg ds zeer goed 11 goed 10 matig 9 Vaarzen nemen ongeveer 2i/3 deel van bovenge noemde hoeveelheden op. Een daling van 1 kg ds uit kuilgras of hooi komt overeen met ongeveer 3/4 kg krachtvoer. Indien veel schimmel in hooi en boter- zuur en/of broei in kuil voorkomt, zal de opname nog verder dalen. DE RANTSOENEN IN hooi en kuilgras is de verhouding zw/vre ongv. *5:1. Voor melkgevende koeien is dit ook de ver houding die 'bij de normen wordt aangegeven. Als produktievoer is dan veelal een A-voeder op zijn plaats. Met snijmais is het anders gesteld. Bij vervoe- dering van ongv. 30 kg snijmais per koe zal het ge bruik van 2 mengvoedersoorten noodzakelijk zijn. Namelijk een eiwitrijkmengvoeder (ongv. 40 vre) in het basisrantsoen en een A/CB-mengvoeder als pro duktievoer. Snijmais moet aan bijvoorbeeld droog staande drachtige koeien niet onbeperkt worden ge voerd om vervetting van deze dieren te voorkomen. Bij melkprodukties van enig niveau dient naast snij mais een ander ruwvoer (ongv. 3 kg ds) te worden verstrekt. IN aanvulling op het artikel in ons nummer van de vorige week betreffende Rijksstudietoelagen volgen nog enkele nadere gegevens, die het ministe rie van onderwijs en wetenschappen verstrekte. De nieuwe normen van de rijksstudietoelagen voor het studiejaar '73'74 zijn nog niet vastgesteld. Ter oriëntering volgt enige informatie over de normen die gelden voor het lopende cursusjaar. Uitgangspunt voor het berekenen van de toelage is het belastbaar inkomen van de ouders, zoals blijkt uit het aangifte biljet van de inkomstenbelasting over 1972 of uit een werkgevers verklaring over hetzelfde jaar. Bijzondere omstandigheden in het gezin kunnen het resultaat van de berekening beïnvloeden. Dat is bijv. het geval als een van de andere kinderen een dure opleiding volgt, waarvoor de ouders geen stu dietoelage hebben aangevraagd. De kans op een toe lage is kleiner wanneer de ouders of het kind over een groot vermogen beschikken. Bij de vaststelling van de hoogte van de toelage speelt ook de samen stelling van het gezin, veel of weinig schoolgaande kinderen, een rol. Uit onderstaande staatjes kan in grote lijnen wor den afgelezen 'bij welk inkomen men vorig jaar voor een toelage in aanmerking kon komen. Opgemerkt moet worden dat in deze tabellen wordt uitgegaan van de studiekosten voor een uitwonend student. In komensgroepen beneden of in de buurt van onder staande inkomens worden geadviseerd een aanvrage in te dienen. Of de aanvraag inderdaad gehonoreerd wordt hangt echter ook nog van andere factoren af. Wetenschappelijk onderwijs - uitwonende student Bij aantal Max. toelage mo- Ged. toelage nog andere1) gelijk bij een be- mogelijk bij een fiscale2) lastbaar inkomen belastbaar inko- kinderen kleiner dan: men kleiner dan: 0 11.000,— ƒ28.000,— 1 13.000,— 31.000,— 2 15.000,— 34.000,— 3 17.500,— 35.500,— 4 20.000,— 37.000, 5 22.500,— 39.000,— Hoger beroepsonderwijs - uitwonende student 0 11.000,— 16.500,— 1 13.000,— 18.500,— 2 15.000,— 21.000,— 3 17.000,— 23.000,— 4 20.000,— 26.000,— 5 22.000,— 28.500,— x) „andere" d.w.z. bhiten de aanvrager zelf. 2) Onder fiscale kinderen wordt verstaan het aan tal kinderen waarvoor een kind telt voor het be palen van de kinderaftrek voor de loon- en in komstenbelasting. Een thuiswonend kind van 16 jaar of ouder, dat onderwijs volgt telt voor twee fiscale kinderen. Studeert dat kind buitenshuis, bijv. aan een universiteit of hogeschool dan telt dat voor drie fiscale kinderen. Thuiswonende kin deren beneden de 16 jaar tellen steeds voor één fiscaal kind. Tegemoetkomingen in studiekosten schooljaar 1973/1974 aanvragen vóór 31 januari De aanvang van het nieuwe schooljaar lijkt op dit moment nog betrekkelijk ver weg. De ouders van kin deren die komend schooljaar voortgezet onderwijs zullen volgen dienen er echter rekening mee te hou den dat een tegemoetkoming in de studiekosten voor hun kinderen voor het schooljaar 1973/1974 in het al gemeen vóór 31 januari aanstaande dient te worden aangevraagd. Voorkom teleurstelling. Het is beter nu een aanvraag in te dienen die eventueel later ingetrokken kan worden, dan te laat aan te vragen Wie voor een tegemoetkoming in de studiekosten in aanmerking wil komen moet: de Nederlandse nationaliteit bezitten; toegelaten zijn/worden tot het gekozen onderwijs; bevredigende studieresulaten behaald hebben; financiële steun nodig hebben op grond van de financiële omstandigheden van zijn/haar ouders. De aanvragen kunnen op twee manieren worden ingediend: door inzending van de rose ponskaart die in de cember 1972 is toegestuurd aan degenen die reeds eerder studiesteun hebben gekregen; degenen die een dergelijke ponskaart niet hebben ontvangen kunnen aanvragen door middel van een bij alle scholen voor voortgezet onderwijs verkrijg baar aanmeldingsformulier. De ponskaart of het aanmeldingsformulier moet,, zo volledig mogelijk ingevuld vóór 31 januari worden teruggestuurd aan de hoofdafdeling Rijksstudietoela gen, onderafdeling TS, H. W. Mesdagstraat 10, Gro ningen. Na deze datum kunnen in het algemeen geen aanvragen meer in behandeling worden genomen. (Voor studie aan de landbouwhogeschool te Wage- ningen moet de aanvraag eveneens voor 31 januari worden gericht aan het Ministerie van Landbouw en Visserij, le van den Boschstraat 4, Den Haag.) Alleen voor kinderen die nu nog de lagere school bezoeken mag een aanvraag tot 1 juli 1973 worden ingediend. Voor deze kinderen kan bij de inschrij ving op de nieuwe school een aanmeldingsformulier worden gevraagd. In welke kosten wordt bijgedragen? Voor thuiswonende leerlingen kan een tegemoet koming in de directe studiekosten (boeken en leer middelen) worden gegeven. Deze bedraagt ten hoogste ƒ230, Thuiswonende leerlingen kunnen bovendien een tegemoetkoming in de reiskosten ontvangen als de school die zal worden bezocht, gevestigd is in een andere plaats dan de woonplaats en boven dien de afstand tussen de centrums van die plaat sen meer dan 8 km bedraagt. De maximale af stand, waarmede rekening wordt gehouden is ge steld op 30 km. Bij deze maximale afstand be draagt de tegemoetkoming hiervoor 600, Uitwonende leerlingen kunnen boven de directe studiekosten een tegemoetkoming ontvangen in de meerkosten van uitwonend zijn. De totale te- gemoekoming bedraagt maximaal 1.800, De toeslagen worden verstrekt aan de ouders van de leerlingen en oefenen derhalve geen invloed uit op de kinderbijslag en/of kinderaftrek waarop de ouders aanspraak kunnen maken. Er worden alleen tegemoetkomingen verstrekt aan leerlingen die onderwijs volgen dat door de rijksoverheid bekostigd wordt of is aangewezen. Wie komt niet in aanmerking Toekenning of afwijzing van een verzoek om een tegemoetkoming is Afhankelijk van het belastbaar inkomen van de ouders over 1972 en van het aantal kinderen dat op 31 december 1972 geheel tot hun last kwam. De tabel die bij de behandeling van de aan vragen zal worden toegepast is nog niet bekend. In de regel zal in de volgende gevallen geen toelage kunnen worden verstrekt: 1. Thuiswonende kinderen. Belastb. inkomen over Aantal afhankelijke kinderen 1972 hoger dan: op 31 december 1972: 14.000,— 1 14.000,— 1.500,— 2 14.000,— ƒ3.000,— 3 ƒ14.000,— ƒ4.500,— 4 enz. enz. 2. Thuiswonende kinderen, die naar schooi gaan in een andere plaats en waar bovendien het centrum van deze plaats meer dan 8 km afligt van het centrum van de woonplaats.

Krantenbank Zeeland

Zeeuwsch landbouwblad ... ZLM land- en tuinbouwblad | 1973 | | pagina 19