éénkiemig suikerbietenzaad voor een werkbesparende bietenteelt VI. Erwten - Kapelle - Tel. 01102-1441 |^A de duidelijke uitbreiding van het areaal vlas in 1971 is er in 1972 weer minder uitgezaaid. Het volgende overzicht geeft een beeld van de met vlas beteelde oppervlakte in het zuidwestelijk kleigebied over de laatste 3 jaren in vergelijking met het landelijk areaal. Gebied oppervlakte vlas in ha 1970 1971 1972 Zeeland Zeeuws-Vlaanderen 1760 2480 2200 Zeeland eilanden 1060 1430 1290 Noord-Brabant zeeklei 300 430 360 Zuid-Holland 100 140 100 Totaal 3220 4480 3950 Nederland 5200 7100 6100 Alhoewel uit deze tabel blijkt dat bijna deel van het vlas in het zuidwesten wordt geteeld, is het een gewas dat op veel bedrijven reeds uit het bouwplan is verdwenen. Dit vindt zijn oorzaak in het feit dat de afzetmogelijkheden vrij onzeker zijn en dat voor het oogsten van vlas relatief nog veel arbeid nodig is. Wat dit laatste betreft wordt er in het kader van het onderzoek in de vlaskernen wel vooruitgang geboekt. Een belangrijke besparing op arbeid blijkt mogelijk, maar de methode als zodanig heeft nog verschillende kwetsbare punten. Naast de mechanisatievorm zoals die in de vlaskernen wordt gevolgd, is in 1972 met de opraaphaagmachine een belangrijke voor uitgang geboekt. Wanneer men er in slaagt om het vlas uit de hagen op te nemen en te binden dan is men een heel eind in de goede richting. Opbrengsten en waardering vlasrassen naar „grondomstandigheden" Rassen Opbr. ongerepeld Gem. opbr. gerepeld Lint- Lint- Gem. waardering 1972 (kg/are laatste 10 jaren(%) gehal- kwa- zaad- te liteit opbr. ste- vroeg- Colijns- Zaam- goede gem. matige cijfer vig- rijp- plaat slag gron- gron- gron- heid heid den den den Reina 107.8 95,3 100 101 103 101 9 100 7 8 Hera 108.9 98,9 99 99 98 104 9 112 8 7.5 Natasja 114.3 96.7 104 101 95 105 8.5 105 9 6 Nynke 102.9 96.1 De ontwikkeling van het vlas was ook op de proefvelden zwaar. Door de grote rijkdom van de grond aan stikstof ontstond al spoedig een vlotte groei, die zich onge remd kon voortzetten. Legering trad al vóór en tijdens de bloei op. Ook daarna ging het gewas wederom tegen de vlakte. Door de veelal verwarde ligging van het vlas en de grote massa die verwacht moest worden, gaf het trekken moeilijkheden en stag natie. Wel kwam het vlas goed droog en met een goede kleur aan de schelf en ook goed droog in de schuur. De gevraagde kwaliteit kon helaas vrijwel nergens verkregen worden. Een betere informatie omtrent het te verwachten stikstofeffect van de grond (grondonderzoek) is voor een gewas als vlas, waarbij een weinig te veel, al zo'n sterke financiële uitslag wordt verkregen, dringend nodig. KORTE BESCHRIJVING VAN DE RASSEN Reina heeft de grootste verbreiding en nam in 1972 58 van het zuidwestelijk areaal voor zijn rekening. Het is een ras met veel goede eigenschappen waarvan de bedrijfszekerheid al geruime tijd waardering ondervindt. De stro-opbrengst is zeer goed en de kleur, het lint-gehalte en de zaadiopbrengst goed. Het lint wordt zeer goed be oordeeld. Hera nam in 1972 32 van de oppervlakte vlas in het zuidwesten in. Hera is wat steviger dan Reina, rijpt iets later. Het lint-gehalte en de lint-kwaliteit zijn zeer goed. Dit geldt eveneens voor de zaadopbrengst. Reina en Hera omvatten vrijwel de gehele zaadexport uit Nederland. Natasja deed met 2 zijn intrede in 1972. De opbrengst aan stro overtreft op de goedle vochthoudende vlasgronden alle andere rassen. Ook is het lint-gehalte en de zaadopbrengst zeer goed. Natasja is duidelijk trager in ontwikkeling, doch loopt de achterstand tegen de rijping voor een deel weer in. Gaf in 1972 bij regen na de bloei ook een sterke legering te zien. Natasja is het enige blauwbloeiende vlasras. Nynke heeft een iets tragere beginontwikkeling dan Reina. Later is het een vrij welig groeiend gewas. Het stro wordt wat langer dan dat van Reina en heeft ongeveer dezelfde stevigheid. Rijpt iets later. Onvatbaar voor brand, wel vatbaar voor roest |JE verbouw van landtoouwerwten is de laatste twee jaren in het gehele Zuid westelijk kleigebied sterk afgenomen. Deze afname geldt voor de groene pluk, maar in nog veel sterkere mate voor de droog te oogsten erwten. Bedroeg de opper vlakte kleine groene erwten in het Zuidwestelijk kleigebied in 1970 nog ruim 8000 ha, in 1971 was deze oppervlakte gedaald tot ruim 5000 ha, terwijl in 1972 2000 ha nau welijks gehaald werd. Als oorzaken van deze afname zijn te noemen: het weinig aantrekkelijk financieel resultaat van dit gewas (lage kg prijs). de betrekkelijk tijdrovende en minder prettige methode van oogsten (ruiteren), het geen voor het overgrote deel nog steeds wordt toegepast. de slechte of minder goede kwaliteit van het produkt bij slecht of minder goed oogstweer. Zowel voor een goede vruchtwisseling, als geschikte dekvrucht, alsmede voor de spreiding van de werkzaamheden, is het jammer dat dit gewas in korte tijd voor het Zuidwestelijk kleigebied zo sterk is afgenomen. Opbrengsten en enkele raseigenschappen van de beproefde rassen Rassen Gem. op brengst in kg per are 1972 Gem. opbr. in 1963—1972 Stro- arme gron den Ge- midd. gron den Stro- rijke gron den Cijfer stro leng te Cijfer resistentie tegen Am. Vroege voet- ver- zwad- omstan- ziekte brui- dorsen dig- ning heden Cijfer ge schikt- heid Slechte voor weers- a. Kleine Groene erwten Rondo CB 29.2 100 97 95 6.5 7 7 1 4 Allround 31.5 102 102 103 5 8 8.5 10 5 Dik Trom 33.9 93 97 105 4 6 8 1 7 Pauli 97 104 104 5 7 7.5 1 5 Rovar - 101 102 102 6 7 7.5 10 5 Finale (Cebeco 6814) 37.9 119 116 5 7 8 10 5 b. Schokker erwten Maro 100 94 91 8 6 7 10 6 c. Kapucijners en Rozijnerwten Imposant (Kap.) 105 98 103 9 7 8 10 7 Gastro 25.9 97 96 98 8.5 6 8 10 7 Alle rassen die de rassenlijst vermeld zijn voldoendle onvatbaar voor topvergeling. Voor Maro, Imposant en Gastro hebben de gemiddelde zaadopbrengsten over de ver schillende grondsoorten betrekking op proeven in de jaren 1962 t/m 1971. De waar deringscijfers voor raseigenschappen zijn overgenomen uit de 48e Rassenlijst voor Landbouwgewassen 1973. Een van de meest nadelige invloeden is wel de achteruitgang in kwaliteit door regen en natte grond tijdens rijping en oogst vani het gewas. Tot het moment van maaien of maaidorsen is de kwaliteitsachteruitgang voor een deel te voorkomen door te zorgen voor een niet te overvloedige stro-ontwikkeling. Op dit punt biedt het hui dige rassensortiment voldoende mogelijkheden. Daarnaast zal een goede ontwatering het gewas spoedig doen drogen en het perceel ook vlugger toegankelijk maken vow oogstmachines. Onkruid in het gewas wreekt zich in hoofdzaak in een groter percentage schimmel- erwten, Ook de mogelijkheden van een goede onkruidbestrijding zoals deze de boer nu ter beschikking staan, bieden voldoende perspectief. De tijd tussen maaien en ruiteren (maaidorsen, etc.) dient zo kort mogelijk te zijn, deels door voldoende rijp solorave

Krantenbank Zeeland

Zeeuwsch landbouwblad ... ZLM land- en tuinbouwblad | 1973 | | pagina 6