KWALITEIT EN OOGSTZEKERHEID officieel orgaan van de maatschappij tot bevordering van landbouw, tuinbouw en veeteelt in zeeland en noord-brabant RASSEN- NUMMER 1973 In dit nummer o.m.: In de eerste 12 pagina's naast de rassenberichten bijdragen over: Brouwgerst 1973 op pagina 8; Is er nog toekomst voor de peulvruchten? op pagina 9; Waarom graszaadteelt? op pagina 10; Korrelmaismoeilijkheden en -mogelijkheden op pagina 11; Blauwmaanzaad in Uw bouwplan op pagina 12 Verslag vergadering ZLM-Hoofdbestuur Pagina 13 9|e Agenda en „Ons commentaar" Pagina 14/15 Uit de praktijk - Produktschap Granen, Zaden en Peulvruchten Pagina 17/19 •fc De tuinbouwlonen in Zeeland en Brabant per 1 januari 1973 Pagina 18 „Het mechanisch uithalen van kuilvoer" en „Ontwikkelingen in de melkveehouderij" Pagina 20/21 Vee en vlees Pagina 23 Studiebeurzentoelagen moeten deze maand worden aangevraagd Pagina 27 Hebben integraties en/of producentengroeperingen in veredeiingssector zin? Pagina 25 VRIJDAG 12 JANUARI 1973 61e Jaargang - No. 3164 land en tuinbouwblad Ir. J. A. H. HAENEN, consulent te Zevenbergen T)E opbrengsten van de gewassen die de akker bouwer op zijn bedrijf haalt, worden bepaald door de erfelijke eigenschappen voor het opbrengend vermogen, de oogstzekerheid en de kwaliteit van het betreffende ras. In het algemeen besteedt de prak tijk meer dan genoeg aandacht aan het opbrengend vermogen en daarom worden in dit artikel enkele kri tische kanttekeningen gemaakt over oogstzekerheid en kwaliteit. Volgens „STIKSTOFNIEUWS" van oktober 1972 is in het oogstjaar 1970 in het zuidwestelijk zeekleige bied op suikerbieten 204; op consumptieaardappelen 219 en op tarwe 103 kg zuivere stikstof per ha ge strooid. In het zeekleigebied van Groningen en Fries land lagen deze giften respektievelijk op 176; 151 en 83 kg N per ha; dus heel wat minder. Het suiker gehalte van de bieten in Groningen en Friesland schommelde in 1972 gemiddeld rond 16,5%; en het landelijk gemiddelde kwam maar net boven 16%. Bij hoge stikstofgiften rijpen suikerbieten onvol doende af; het suikergehalte blijft te laag en soms laat men de bieten lang doorgroeien, waardoor de oogstzekerheid in het gedrang komt met alle nare gevolgen van dien. 'Bintje, het aardappelras bij uitstek, is volgens de rassenlijst een middenvroeg ras. Hoe is het nu te rij men dat het aardappelrooien in 1972 pas rond 20 september op gang begon te komen? De praktijk is gewend aan gunstige herfsten, maar zeker zal dit de aardappeltelers nog eens opbreken. Legering was vroeger het dreigende risiko voor de tarweteler, maar sinds de invoering van Cycocel in 1965 kan legering afdoende worden tegengegaan. Vanaf die tijd ging voor stikstof ook hier het hek van de dam. Al met al behoeft het dus niet te verbazen dat op het akkerbouwbedrijf in het zuidwesten vanaf oogstjaar 1965 tot oogstjaar 1970 de gemiddelde stik stofgift per ha cultuurgrond is gestegen van 107 tot 147 kg N. Op veel tarwepercelen hebben meeldauw, roest en afrijpingsziekten in 1972 een ravage aangericht. Dit openbaarde zich het sterkst op de met stikstof over lapte kunstmeststroken. Overwegingen om deze pla gen en daarbij de luizen in de betreffende percelen met chemische middelen te bestrijden zetten de tarwe teler op een doodlopende weg. De vraag is niet: „Wat moeten we nog meer doen, maar wat moeten we anders doen?" Het antwoord houdt in dat de tarwetelers deze plagen dienen te voorkomen door minder stikstof te gaan strooien en minder zaaizaad te gebruiken! MODERNE RASSEN VRAGEN EEN AANGEPASTE TEELTTECHNIEK T)E gekweekte rassen zijn ten dele ontstaan na kruising van bestaande rassen, ten dele ech ter door eenvoudige selectie uit bestaande rassen. Alvorens het eigenlijke kwekerswerk begon, waren de oudste rassen bekend onder de naam van land- rassen. Hun producerend vermogen is in de regel be langrijk lager dan dat van de moderne rassen. Een modern graanras met stevig stro vraagt rela tief meer stikstof dan een landras. Opvoering van de stikstofgift bevordert de uitstoeling. Dit houdt in feite dus ook in dat er van zo'n modern ras per opper vlakte-eenheid ook minder zaaizaad of beter ge zegd minder korrels zaaizaad dient te worden ge bruikt. Verder moest er vroeger veel met schoffel, wiedmachine en eggen in het graan worden gewerkt, waardoor er heel wat graanplantjes omkwamen of beschadigd werden. Nu het onkruid chemisch wordt bestreden is deze mechanische uitdunning verleden tijd. Bij de Rijksdienst IJsselmeer Polders bleek in 1960 bij een proef met extreem lage zaaizaadhoeveelheden met Falco-wintertarwe dat de kg-opbrengst op de veldjes gezaaid naar 50 kg per ha dezelfde was als die van de veldjes, waar 150 kg per ha was gezaaid. In de graanverbouw is de teelttechniek, met uit zondering van het zaaien met de gewone rijenzaai- machine, totaal veranderd. De zaaitechniek is hier onvoldoende geëvolueerd. De lezer kan op bijgaande foto's konstateren hoe beroerd de jonge graanplant jes er op het veld bijstaan. De standruimte in de rij loopt van plant tot plant sterk uiteen en de indivi duele graanplantjes vertonen grote verschillen in ont wikkeling. (Zie verder pagina 2)

Krantenbank Zeeland

Zeeuwsch landbouwblad ... ZLM land- en tuinbouwblad | 1973 | | pagina 1