De verwoesting van Jeruzalem Ezeltjes vertelden 4 Niet ver van Bethlehem, waar Je zus werd geboren, ligt Jeruzalem, de oude hoofdstad van Palestina. Vele jaren was de stad verdeeld in een oud gedeelte, dat tot Jordanië behoorde, en een nieuw gedeelte, dat in 1948 bij de totstandkoming van de staat Israël aan Israël werd toegewezen. Sedert de laatste oor log in het nabije oosten heeft Is raël echter ook het oude Jeruzalem weer in handen, zulks tot ergernis van de gehele Arabische wereld. Jeruzalem is dus nog steeds een betwiste stad, zoals ze dat door de eeuwen heen altijd is geweest. Voor ons christenen zit er iets wrangs in de gedachte aan deze stad. Je ruzalem heeft eertijds Christus even nadrukkelijk verworpen als Bethle hem hem aannam. TITUS KWAM KRUISEN TE KORT WANNEER WE vandaag aan de dag het oude Palestina bezoeken, vinden we nog iets terug van de sfeer van Jezus' dagen in Bethlehem, zeker in het landschap. Ko men we in Jeruzalem, dan zijn de stoffelijke herinnerin gen aan het verblijf van Christus in die stad vrijwel vol ledig weggevaagd. Wat men in de Heilige Grafkerk en andere plaatsen nog probeert vast te houden aan stenen herinneringen van Christus, berust op zijn best op nogal vage vermoedens, die op het eerste gezicht weinig histo rische grond hebben. Maar het geestelijk klimaat uit de dagen van Jezus is in alle opzichten nog aanwezig. Het was en is een stad met een vulkanische natuur. Arabieren en Israëliërs staan hier fel tegenover elkaar, de hartstochten kunnen ieder ogenblik weer fel oplaaien. Temidden van deze gistende wereld, die geteisterd wordt door felle tegenstellingen, leefde ook Christus. Zijn prediking, die het regelrecht op ieder mens had begrepen, werd hier niet begrepen. Het onstuimig levende volk van Jeruzalem was te zeer in kon- flikten gewikkeld) om zijn hart open te zetten voor Chris tus' woorden. Men had hem gevraagd geaksepteerd als volksmenner, ais leider van een opstand. Zoals men Jezus ogenblikkelijk eerde, toen hij op Palmpasen als een vorst de stad scheen binnen te rijden. Maar de wereld te winnen door liefde, zoals Christus wilde, dat kon het volk van Jeruzalem niet opbrengen. ROMEINEN Jeruzalem door de Romeinen eenzelfde lot ondergaan. Vijf maanden lang werd de stad door Titus en zijn legioenen belegerd. Elke dag liet de Romeinse veldheer minstens vijfhonderd gevangenen en overlopers aan het kruis slaan, zodat rond Jeruzalem alle bomen moesten worden gekapt om nieuwe kruisen te kunnen laten ma ken. GEEN STEEN OP DE ANDERE DE GESCHIEDSCHRIJVER Flavius Josephus, die zelf tot de gevangenen van de Romeinen heeft behoord, stelde een uitvoerige kroniek samen van de belegering en de val van Palestina's hoofdstad. meer in toom houden. Dus werd ook de tempel in brand gestoken. Heel Jeruzalem werd met de grond gelijk ge maakt. De profetie van Christus, dat geen steen op de andere zou worden gelaten, kwam ten volle uit. En de vloek, dde Christus liet horen op de stad, die zich in alle eeuwen van hem heeft afgekeerd, geldt nog. Geen enkele stad waar het „vrede op aarde" zo weinig in praktijk is gebracht. Ook nadat Jeruzalem was herbouwd, vloeide talloze malen bloed door de straten. We denken aan de opstand onder Bar Kochba in de tweede eeuw, aan de verovering in 1099 door Godfried van Bouillon, aan de konflikten onder het wisselend bestuur in de volgende eeuwen, aan de hevige incidenten tussen Joden en Arabieren in 1933 en last but not least aan de latere onlusten sedert de op- Deze foto toont een doorkijkje in Oud Jeruzalem, het vroegere Arabische gedeelte. Op de achtergrond de „Kerk van het Heilig Graf'. HERHAALDELIJK HEEFT Jezus getracht Jeruzalem te overtuigen dat er geen vrede kon bestaan zonder deze liefde. Maar men heeft niet naar hem willen luisteren. De bijbel, die helemaal niet van sentimentele verhalen houdt, vertelt ons dat Jezus tenslotte wenend naar Jeru zalem keek en dat hij de ondergang van deze stad voor spelde. De ondergang is gekomen. De profetie werd al heel gauw bittere werkelijkheid. Een tragisch lot is de stad ten deel gevallen in het jaar 70 na Christus. Er waren toen bijna veertig jaren verlopen sinds men Christus buiten de stad had laten brengen om hem te kruisigen. Velen van degenen, die hem toen aan het kruishout zagen hangen, hebben bij de verwoesting van Na een uithongering van vijf maanden was er niets menselijks meer overgebleven in de gedragingen der burgers. Nadat de legioenen van Titus eindelijk de „dodenstad" hadden ingenomen er werden meer lijken dan levenden aangetroffen restte de soldaten nog maar één taak: de algehele verwoesting van de stad. Nu was* Jeruzalem onder de regering van Herodus en zijn opvolgers zeer verfraaid en daardoor een van de mooiste steden van de wereld geworden. Bijvoorbeeld de tempel, dezelfde dde Jezus nog had betreden, was een bouwwerk van de eerste orde. Titus had deze tempel graag willen behouden, maar hij kon zijn soldaten niet splitsing van Palestina, in een Jordaans en een Israëlisch deel, Zelfs de stad werd in tweeën gehakt. Inmiddels is nu ook het oude Jeruzalem in handen van de Israëliërs, maar de Arabieren nemen hier natuurlijk geen genoegen mee en vroeg of laat kan het bezit van deze stad weer de inzet vormen voor een nieuwe oorlog. Zo blijft Jeru zalem een stad vol dreiging. Het vredige Bethlehem 10 kilometer verder en het woelige Jeruzalem. Twee plaatsen, die het begin en het eind van Jezus' leven markeren en die leren, dat alleen geluk en vrede is bij degenen, die van goede wil zijn. Een van hen had een lange witte baard, en een kwam uit Ethio pië, hij was helemaal zwart. Ze gingen met Jozef mee naar bin nen. MA een tijdje kwamen de koningen weer naar buiten, en ter stond zette de ster zich weer in beweging, en verlichtte hun pad. We keken ze zo lang na, tot we niets meer zagen dan de ster. Daarna kwam Jozef weer naar buiten, hij droeg onze uitrusting en een lampje. Sta op, Dara, sta op, zei hij heel zacht, er ligt een lange reis voor ons. Maria kwam ook naar buiten, met het kind in haar armen. Toen ze op mijn rug zat, leidde Jozef me voorzichtig naar de weg. Het ging allemaal heel geruisloos, niemand mocht weten, dat wij weg gingen. De os en het schaap met haar lammetje bleven achter. Ik wist de weg naar Nazareth, maar tot mijn grote verrassing leidde Jozef mij naar het zuiden, inplaats van naar het noorden. Maria boog zich naar mij over, en fluisterde: We gaan naar Hebron, Dara, we moeten ons kindje in veiligheid brengen. Het was een donkere nacht, dus ik liep heel voorzichtig. Op eens hoorden we stemmen, en vlug kropen we in het struikge was. Er kwamen soldaten van Herodes voorbij, dat hoorden we aan hun ruwe stemmen. Er waren wel tien paarden bij. De harnassen rinkelden, en de mannen schreeuwden tegen elkaar. Gelukkig zagen zij ons niet, want zij waren op zoek naar het kindje Jezus. We zijn in veiligheid, zei Jozef, we moeten God hiervoor danken. Hij knielde neer, en boog het hoofd, en Maria boog het hare over het kind. Jozef zette Maria weer in het zadel, en we reden door naar Hebron, waar we juist voor de dageraad aankwamen. |~)AT was alles, wat Dara op die sabbath aan de andere ezels kon vertellen, want daar kwam Jozef met zijn zoon om hen op te halen. Jedidah had geen woord gezegd, maar bewonderde haar moe der. De volgende sabbath vertel ik verder, was Dara's besluit. Ezeltjes vertelden oude en mooie verhalen van wondere dingen, in stille nachten. En kleine kinderen luisteren, en grote kinderen, en grote mensen. Allen luisteren met ontroering, en al len worden er rijker van. Mej. J. A. VOS, Hogeweg 98, Haamstede.

Krantenbank Zeeland

Zeeuwsch landbouwblad ... ZLM land- en tuinbouwblad | 1972 | | pagina 24