Gebruik van fokstieren op bedrijven met hoge melkproduktie KP'HSBRSB - - 15 P. BASTIAANSEN Ing. C.A.R. Zevenbergen Een groep dochters van een goed verervende stier. Onderstaand de gemiddelde produktie uit de selektiegroep te Millingen, verdeeld, over de vier verschillende bedrijven: Bij een bedrijfsgemiddelde met een hoge produktie kan selektie op erfelijke aanleg juist goed worden toegepast. De cijfers van de Centrale Melkkontrole Dienst liegen er niet om. Vaai jaar tot jaar stijgt de melkproduktie per koe en het laatste jaar zelfs vrij sterk. Het is niet aan te nemen dat deze stijging van de melkhoeveelheid geheel veroor zaakt wordt door een betere erfelijke aanleg van de melkkoeien als gevolg van een betere selektie en/of het gebruik van beter fokkende stieren. Hoewel de praktijk aan dit laatste onderdeel terecht steeds meer waarde toekent en ook beslist van groot belang is, zal de verbetering van de uitwendige omstandigheden wel de grootste rol spelen. Het meer gespecialiseerde veehouderijbedrijf, in al zijn facetten, speelt hierbij een belangrijke rol. Door de gunstige prijsverhouding tussen melk- en krachtvoer, wordt het verstrekken van grotere hoeveelheden krachtvoer, niet alleen in de stal- periode maar evengoed in de weideperiode, vooral in de doorloopmelkstal sterk be vorderd. Ondanks de stijging van de gemiddelde produktie (tabel 1) blijft het onderlinge verschil in capaciteit per koe op elk bedrijf aanwezig en komt bij een hoog bedrijfs gemiddelde zelfs duidelijk naar voren. Het gevaar dat men „tevreden" is met dit goede resultaat wordt groter zodat de selektie beperkt blijft tot enkele dieren met beslist een te lage produktie. Gemiddelde produktie van de melkkontrole koeien in Noord-Brabant over de laatste vijf jaren. Kg melk Aantal Kg Aantal Gr. vet Jaar melklijsten melk vet dagen eiwit per dag per dag 1967 86660 4430 3.74 304 327 14.57 543 1968 86899 4486 3.78 304 227 14.77 558 1969 85245 4536 3.75 304 3.27 14.88 558 1970 124791 4601 3.76 305 3.27 15.09 567 1971 129699 4795 3.82 307 3.32 15.62 596 Vanaf 1970 zijn door de C.M.D. alle melklijsten van 200 dagen of meer in de gemid delde cijfers verwerkt. Vóór 1970 hebben de gemiddelde cijfers betrekking op de afgesloten melklijsten met een laktatieperiode van 260360 dagen. Bij onderzoek is gebleken dat de gemiddelde produktie van koeien met 200 of meer melkdagen vrijwel gelijk is aan de koeien met melklijsten van 260360 melkdagen. Door toe passing van deze wijziging is het aantal verwerkte melklijsten duidelijk toege nomen. SELEKTIEPROEF TE MILLINGEN QOOR het Instituut voor Veeteeltkundig Onderzoek (I.V.O.) te Zeist is op de proefboerderij te Millingen enkele jaren geleden een selektieproef opgezet, welke gericht was op het gebruik van zeer goed verervende stieren voor de melkhoe veelheid t.o.v. jonge, goed bespierde K.I. stieren, waarvan nog geen produktie verer ving bekend was en die uiterlijk een wat „vleesrijk" aanzien hadden. Uit de eerste generatie melkvaarzen kwam reeds een bijzonder groot effekt. Als bijverschijnsel deed zich echter het geval voor dat de nakomelingen van deze selektie- groepen op vier verschillende bedrijven werden gehouden. Deze bedrijven waren (i.v.m. andere proeven)' sterk variërend in de bedrijfsvoering. De betere produktie van de „melkgroep" viel op alle bedrijven te konstateren, doch hoe beter de bedrijfsvoering was, hoe groter de verschillen in produktie ten gunste van de nakomelingen van de stieren met een bekende goede vererving. GROTERE VEEBEZETTING NIET NADELIG VOOR MELKOPBRENGST Ir. G. J. A. Bouma, voorzitter van de Friese Maatschappij van Land bouw, heeft tijdens de algemene najaarsvergadering in Leeuwarden de stelling weerlegd dat te grote aantallen stuks melkvee de melkopbrengst nadelig beïnvloeden. Uit een onderzoek van de Friese Bond van K.I.- Verenigingen is het omgekeerde gebleken. De gemiddelde jaaropbrengst over 1971/1972 van alle deelnemende bedrijven in Friesland met ge middeld 35,6 koeien per bedrijf ivas 4711 met 4J4 procent vet en 3,38 procent eiwit. Op 106 bedrijven met 90 melkkoeien was dit in hetzelfde tijdvak 4710 kg met 4,12 procent vet en 3,4 procent eiwit. Ir. Bouma prees de Bond van KJ.-Verenigingen in Friesland van wege hun doelgericht fokbeleid en het beschikbaar stellen van goed verervende stieren. Hij verwachtte dat Friesland voort zal gaan met de verbetering van de melkgift. Lange tijd heeft deze provincie gewor steld met de lage melkopbrengstmaar er is volgens ir. Bouma nu ech ter een kentering gekomen. Volgens de laatste gegevens van de cen trale melkcontroledienst te Arnhem staat Friesland op de zevende plaats op het lijstje van de Nederlandse provincies. „Wijjiebben thans een ge middelde melkopbrengst per koe per jaar met een aan het welriekende Keulse water herinnerd cijfer van 4711". Kg melk op bedrijf: 1 2 Gem. alle 3 4 bedrijven Selektiegroep „Fokstieren" 3478 kg 3861 kg 4166 kg 4691 kg 3936 kg Selektiegroep „Jonge Fokstieren" 3195 kg 3034 kg 3776 kg 3499 kg 3359 kg Verschil 283 kg 827 kg 390 kg 1192 kg 577 kg Gesteld mag worden: Naarmate de bedrijfsomstandigheden beter zijn, komt de erfelijke aanleg beter tot zijn recht. Op bedrijven met een gemiddeld matige produk tie (omstandigheden ongunstig) komen de melkkoeien met een goede aanleg niet tot goede prestaties. Dat onder gunstige bedrijfsomstandigheden de koeien met een zeer goede erfelijke aanleg beter tot uiting komen, blijkt wel in de praktijk door soms een fantastische produktie, zelfs tot 10.000 kg melk per laktatieperiode. Dit zijn maar uitzonderingen. Toch blijkt er een groot verschil te zijn in de spreiding qua melkhoeveelheid per koe op matige en op goede bedrijven. Vla de fokcentrale „Etten-Leur" zijn een aantal gegevens verzameld welke onder staand zijn weergegeven. Uit het jaarverslag 1971 werden een aantal bedrijven van voldoende omvang gekozen uit de top van de ranglijst met een hoog bedrijfsgemid delde en eveneens een aantal bedrijven onder uit de ranglijst met een laag produktie- niveau. Op elk bedrijf werd de melkproduktie van de beste, zowel als de slechtste melkvaars eveneens van de melkkoeien van 5 jaar en ouder nagegaan. Bij het ver zamelen van de gegevens zijn alleen melklijsten gebruikt van normaal producerende koeien met een laktatieperiode tussen 260 en 330 dagen. Ook de grotere melkveebedrijven is een goede selectie belangrijk. Waarvan Vaarzenproduktie Laagste bedrijven Hoogste bedrijven Per dag Laagste bedrijven 2.67 Hoogste bedrijven 4,72 Aantal bedrij ven Aantal melk koeien 2 of meer keer gekalfd melk vaar zen S tal- gemid delde Kg melk /dag Hoogste dag- gemidd. Laagste dag- gemidd. 27 21.1 15.8 5.3 3901 13.21 12.02 9.35 34 26.7 20.0 6.7 5433 17.32 16.38 11.66 Spreiding Prod. melkkoeien Spreiding in kg In kg in 305 dgn 814 1440 Hoogste dag- gemidd. 17.09 23.13 Laagste dag- gemidd. 11.81 15.46 Per dag 5.28 7.67 In 305 dagen 1610 2339 Bij een matig gevoerde bedrijfsvoering is de gemiddelde variatie tussen de beste en de slechtst producerende melkvaarzen 814 kg melk. Op de goede bedrijven is dit ver schil 1440 kg melk. Bij de volwassen melkkoeien is het gemiddelde verschil op de matige bedrijven tussen de slechtste en de beste melkkoe 1610 kg melk. Op de bedrij ven met een goede produktie zelfs 2339 kg melk. In geld uitgedrukt, ongeveer 1.000,meer melkgeld! De grotere verschillen op de betere bedrijven worden veroorzaakt door het beter tot zijn recht komen van de aanleg om te kunnen produceren. Extra zorg besteed aan voeding en verzorging wordt via de melkproduktie bij de goede koeien volledig tot waarde gemaakt. Is de aanleg niet aanwezig, dan kan men met extra voeding en verzorging de produktie lang zo hoog niet opvoeren. SELEKTIE, OM DE ERFELIJKE AANLEG TE VERHOGEN, HEEFT OP DE BETERE BEDRIJVEN HET GROOTSTE EFFEKT Om de erfelijke aanleg te verhogen zal direkte selektie in de bestaande veestapel en in het aan te houden jongvee nodag zijn. Deze selektie wordt door de bedrijfsom standigheden vaak beperkt. Meer effekt is te verwachten door een juiste stieren keuze. Via het gebruik van goed verervende stieren, waarvan er enkele zijn, die de erfelijke aanleg zeer duidelijk verbeteren, worden jaarlijks een groot aantal kalveren geboren, die wat betreft erfelijke aanleg voor de melkhoeveelheid beslist beter zijn dan de gemiddelde aanleg van de bestaande veestapel. Er wordt door de veehouder nog te weinig gezocht en gevraagd naar juist deze selekte groep fokstieren. Ook bij de aangeboden fokstieren is onderling nog veel verschil. Juist door in de fokstieren scherp te selekteren kan in de verbetering van de erfelijke aanleg veel worden bereikt. VLEESKEURINGSDIENST ZEEUWS-VLAANDEREN BONNEN VAN OPGEHAALD DESTRUCTTEMATERIAAL Deze bonnen worden in Zeeuws-Vlaanderen sinds 1 imei niet meer afgegeven bij het laden der cadavers. Zij worden door het destructiebedrijf gezonden aan de admi nistratie van de Vleeskeuringsdienst te Zaamslag. De dienst controleert de bonnen aan de hand van de opga ven van de veehouders. Deze bonnen zullen aan de be trokkenen worden toegezonden i.v.m. hun boekhouding. Ter besparing van arbeids- en portokosten zullen deze bonnen tweemaal per jaar en wel per 1 januari en per 1 mei worden verstrekt. Mocht u de boekhouding op een andere datum afsluiten, dan kunt u uiteraard op een ander tijdstip in het bezit gesteld worden van deze bon nen. Aldus een mededeling van de Admin. Vleeskeurings dienst Zeeuws-Vlaanderen, Plein 1, Zaamslag, tel. 01153 —555.

Krantenbank Zeeland

Zeeuwsch landbouwblad ... ZLM land- en tuinbouwblad | 1972 | | pagina 15