Verschillende aspecten van het landbouwbeleid 6 heerste pacht is het rendement van de verpachting zo laag geworden dat de belangstelling voor belegging in landbouwgrond dalende is; gemiddeld gaan er dan ook per jaar 10.000 ha in eigendom over van beleg gers naar gebruikers. Naast de zware financierings lasten waarvoor de landbouw reeds staat ter vervan ging van bij bedrijfsopvolging en bedrijfsbeëindiging afgevloeid vermogen komt dus ook nog de financie ring van het door verpachters teruggetrokken ver mogen. In verband met deze problematiek is een wijziging van de Pachtwet in voorbereiding en daar naast wijziging van de pachtnormen met meer ruimte voor differentiatie. Er is zelfs sprake van pachtlibera- lisatie. IIET financieringsprobleem doet zich niet alleen vcxjr bij oppervlaktevergroting, bij aankoop van grond, maar ook bij vernieuwing en verbetering van de gebouwen. Het is opvallend dat vooral de laat ste tijd een behoorlijk aantal rund veestallen is ge bouwd of verbouwd. Het betreft hier overwegend lig- boxenstallen en voerligboxenstallen in grootte va riërend van 35 tot 100 ligplaatsen. Opvallend is ove rigens dat men in het zuiden veel meer gebruik maakt van het Borgstellingsfonds, eveneens een in strument dat de overheid hanteert om het financie ringsvraagstuk te verlichten. Dit brengt mij tot de opmerking dat men in het zuiden in het algemeen veel verder is in de ontwikkeling naar grotere be- drijfseeriheden dan in het noorden. Gedeeltelijk ligt dit aan de mentaliteit omdat men in het zuiden eerder geneigd is tot iets nieuws over te gaan. De bedrijfs voering is ook veel intensiever, men heeft een min der grote arbeidsbezetting en een hogere arbeidspro- duktiviteit. Daardoor is ook de inkomensontwikke ling veel gunstiger; bij gelijksoortige bedrijven n.l. ongeveer ƒ7.000,hoger dan in Overijssel! IHTVOERIG ging ir Smeenk in op het fiscale beleid en de sociale voorzieningen, waarbij de belas tingvrije pensioenreserve, zelfstandügenaftrek, mid deling inkomen, schijvenstelsel B.T.W. enz. werden belicht. Conclusie: Daar wy ons op het gebied van veel gemeenschapsvoorzieningen als Onderwijs, Cultuur, Recreatie en Ontwikkelingshulp meer menen te kun nen veroorloven dan andere landen een hoog belas tingniveau. En de wensen op welzijngebied daarbij betrekkende nog hogere belastingen. Ook inzake het welzijnsbeleid in de sociale sfeer, verzorgd van wieg tot graf, een zelfde beeld met als gevolg een bijzon der zware premielast Andere landen benijden ons om het scala van sociale voorzieningen, maar het moet betaald worden. Premies in 1971: 40.4 thans 45 in 1975 48,5 INGAANDE op het ontwikkelingsbeleid dat door de overheid wordt gevoerd om de positie van de land- en tuinbouw de versterken besprak de heer Smeenk in het kort de verschillende regelingen van het O. en S.-fonds als saneringsregeling, omscholing, samenwerkingsvormen en stimulering nieuwe ont wikkelingen.. Nu wordt de nadruk gelegd op de ont wikkelingsbedrijven met als grondgedachte een ver snelling van de vermindering van het aantal grond gebruikers en een selectieve toedeling van grond aan de blijvers die hun bedrijf fors laten groeien. Betref fende het Prijsbeleid merkt de heer Smeenk op dat ondanks prodüktiviteitsverbetering het de landbouw niet gelukt is hiermee de steeds optredende kosten stijgingen te kunnen compenseren. Om de inkomens stijging buiten de landbouw te volgen zou minimaal een prijsstijging van 5 a 6 nodig zijn. Ook het Copa komt op dit percentage en betrekt hierbij nog de steeds bestaande achterstand ontstaan in vorige ja ren door de toen gehanteerde prijsbevriezing. De Europese Commissie heeft nog geen voorstellen inge diend. Bij de overwegingen die daarbij van die zijde gehanteerd worden spelen o.m. mee: 1. Bij de prijzenvaststelling beslissen nu Engeland, Denemarken en Ierland mee. 2. De marktsituatie en de overschotten. 3. De handelsbesprekingen in G.A.T.T.-verband ge voerd om tot bepaalde afspraken te komen. 4. De inflatieibestrijding en de daarvoor benodigde matiging. Overigens is de invloed van landbouw op het prijsindexcijfer voor Nederland op de kos ten van eerste levensbehoeften bijzonder gering en kan in feite verwaarloosd worden. 5. De gedachten over toeslagen, om daarmee de landbouwinkomens op een aanvaardbaar niveau te krijgen. 6. Daarnaast zal een prijsverhoging nog verdeeld moeten worden over verschillende produkten, waarover door de diverse landen verschillend wordt gedacht en een benadering gevonden dient te woraen. IIET gunstige perspektief dat de Nederlandse land- en tuinbouw wenkt kan alleen worden, 'bereikt wanneer de overheid een beleid hanteert, dat voor waarden schept voor een optimale aanwending van de agrarische produktiefactoren. Dit is een complex beleid sociaal-economisch fiökaal: een samen stel van maatregelen die tezamen tot het beoogde doel moeten leiden. Ook al wordt dit beleid geheel verwezenlijkt, dan heft het de zorgen en de spannin gen in duizenden agrarische gezinnen niet op. Want velen verknocht aan het agrarische beroep zul len tot de conclusie moeten komen dat er voor hen geen toekomst is, dat ze beter doen hun bedrijf te sluiten. Anderen zullen zich ontzaglijke inspan ningen moeten getroosten. Reeds thans sluiten 20 be drijven per dag, of 7000 per jaar1! Reeds thans moe ten ontzaglijk grote bedragen worden geïnvesteerd. De blijvers zullen echter moeten slagen. Wij zullen dan ook in de toekomst individueel en in onze or ganisaties onze uiterste best moeten doen onze plaats in de ontwikkeling te behouden. Het over heidsbeleid vormt daarbij de basis voor ons als zelf standige ondernemers, waarbij wij het zelf en in .georganiseerd verband moeten zien te rooien en eigenlijk veroordeeld zijn te moeten slagen en het al tijd beter te doen dan onze collega's. Door alle tijden heen is dat voor de zelfstandige ondernemer de uit daging geweest en in de toekomst ook blijven. Wan neer wij er op uit zijn de land1- en tuinbouw een zo groot mogelijke bijdrage te doen leveren aan de sa menleving, aan de welvaart en het welzijn, dan mo gen we ook met recht van die samenleving en in het bijzonder van de overheid een beleid vragen dat steun geeft, dat de modernisering van de land en tuinbouw bevordert en dat een menswaardig be staan voor boeren en tuinders mogelijk maakt. De heer Smeenk besloot zijn inleiding met het vol gende citaat uit het Groenboek van het Landbouw schap: „De boerenverlangens gaan niet verder dan een redelijk bestaan, kans op verbetering van het be drijf, mogelijkheid in een goed jaar wat te reser veren en bescherming tegen oneerlijke concurren tie. Daarnaast is begrip bij de niet-agrarische landgenoten onontbeerlijk. Wij vragen het Nederlandse volk te willen inzien, dat goed voedsel betaald moet worden, opdat de beheerders van ons landschap, die acht procent van ons nationaal inkomen en vijfentwintig pro cent aan onze uitvoer bijdragen, zeker zijn van een menselijk bestaan. Het komt ze toe!" MR. J. F. G. SCHLINGEMANN OVER BAALHOEK T^OOR de heer Mr. J. F. G. Schlingemann, die na- mer>s het College van Gedeputeerde Staten in Zeeland op de Algemene Vergadering aanwezig was, werd ingegaan op enkele zaken uit de rede van de algemeen-voorzitter. De heer Schlingemann onder streepte hierbij de mening van Gedeputeerde Staten dat de ruilverkaveling Kapelle/Wemeldinge moet door gaan en wees erop dat er bij de uitvoering van ruil verkavelingen wel degelijk aandacht wordt besteed aan het landschap en de natuur. Wat betreft een leidingstraat in Zuid-Beveland deel de spreker mede dat het er nu naar uitziet, dit in tegenstelling tot een jaar geleden, dat hieraan geen behoefte zal bestaan en volstaan zal kunnen worden met een leidingstrook in Zuid-Beveland. Spreker meende dat de in Zuid-Beveland geplande strook moet worden gehandhaafd. \700RTS werd door de heer Schlingemann inge gaan op de industrialisatie in Oostelijk Zeeuws- Vlaanderen. Door Gedeputeerde Staten is nu een standpunt ingenomen ten opzicht van Baalhoek, een minderheids- en een meerderheidsstandpunt, waarbij ik kan zeggen dat ik tot de meerderheid behoor. Wij zijn van mening dat de situatie van de werkgelegen heid in Zeeuws-Vlaanderen vereist dat een verdere ontwikkeling wordt bevorderd, waarmee we niet be doelen dat er een snelle industriële ontwikkeling moet komen. Maar wel dat er mogelijkheden geschapen moeten worden om industriële vestigingen aan te trekken. Spreker was van mening dat Zeeland door het offer van het Baalhoekkanaal recht heeft op com pensatie in de vorm van industrie aan de monding van het kanaal. De heer Schlingemann wees in dit verband op een kantlijn onlangs in de P.Z.C., waarin werd gesteld dat G.S. door hun keuze „over de band" toch voor Os- senisse kiezen. Er werd gedacht dat we aan het bil jarten waren! Maar ik moet de geachte kantlijnschrij ver teleurstellen. De Belgen willen een kanaal van hun havengebied naar de Westerschelde. Dat moet gedeeltelijk door Zeeuws gebied lopen. G.S. en de Staten hebben in meerderheid gekozen voor een bui tendijks tracée, echter heeft de vorige regering, zon der de provincie erin te kennen, gemeend te moeten kiezen voor een binnendijks tracée! Daardoor gaat vruchtbare landbouwgrond en enke le dorpen verloren. Door Zeeuws-Vlaanderen moet dus een offer gebracht worden, waar wat tegenover moet staan. Dat zou de mogelijkheid van industrie vestiging langs het kanaal zijn. Oost Zeeuws-Vlaan deren is toch al een klein gebied. Men zou de in dustrieterreinen dus moeten laten aansluiten aan het Belgische industriegebied. Daardoor zou dan een aan trekkelijk open en groen gebied in Oost Zeeuws- Vlaanderen behouden kunnen blijven, aldus de heer Schlingemann. LEDEN VAN VERDIENSTE Z. L. M. Het Hoofdbestuur besloot wegens 50-jarig lidmaatschap van de Maatschappij tot lid van verdienste te benoemen: C. Boone, Veere; A. Maas, Middelburg Abr. KoeneGrijpskerke G. v. Koeveringes-Gravenpolder A. Cappon, Goes; C. J. J. v. Arenthals, s-HHendrikskinderen; P. H. A. Polderman, Kruiningen; J. Blok, Waarde C. Mol, Waarde; C. Koert, Steenbergen; H. Duine, Dinteloord en Com. van Dalen, Scherpenisse. Tijdens de Algemene Vergadering werd hier van door de Voorzitter mededeling gedaan en aan de ter vergadering aanwezige leden van verdienste, n.l. de heren C. J. J. van Arenthals, C. Mol, J. Blok en C. Koert door de Voorzitter het insigne opgespeld en de oorkonde uitgereikt. Onder applaus van de vergadering bracht de Voorzitter de heren de gelukwensen van het bestuur over en dankte hen voor alle steun en medeleven in deze reeks van jaren aan de Maat schappij bewezen. ZLM-Voorzitter BECU reikt aan de nieuw benoemde aanwezige leden van Verdienste, resp. de heren Van Arenthals, Mol, Blok en Koert de oorkonde en ZLM-insigne uit.

Krantenbank Zeeland

Zeeuwsch landbouwblad ... ZLM land- en tuinbouwblad | 1972 | | pagina 6