Aanpassing bijdrageregeling oudere agrarische werknemers Bedrijfseconomische mogelijkheden voor grote akkerbouwbedrijven Aardappelen in de grote E.E.G. 14 SENDS l juli 1970 bestaat voor oudere agrarische werknemers in de leeftijdscategorie 5564 jaar onder bepaalde voorwaarden de mogelijkheid in aan merking te komen voor een bijdrage-ineens van 3.000,als in verband met structurele ontwikke ling op het 'bedrijf of beëindiging van het bedrijf het dienstverband met de werknemer wordt beëindigd. In verband met het sedert 15 november j.L in wer king treden van het Beëindigingsvergoedingsbesluit zijn in de bijdrageregeling oudere agrarische werk nemers de volgende aanpassingen aangebracht. Bij beëindiging met toepassing van het Beëindigings- vergoedingsDesiiut alleen recht op maandelijkse vergoeding IN het Beëindigingsvergoedingsbesluit is bepaald dat, in geval een bedrijf wordt beëindigd met toepassing van dit besluit, aan de oudere agrarische werknemers van 5565 jaar, onder bepaalde voor waarden een maandelijkse vergoeding wordt ver leend van 217,per maand. Het bestuur heeft be sloten, dat werknemers die in aanmerking komen voor deze maandelijkse vergoeding, niet tevens in aanmerking kunnen komen voor de bijdrage van 3.000,op basis van de bijdrageregeling oudere agrarische werknemers. De bijdrageregeling oudere agrarische werknemers geldt met andere woorden al leen nog voor beëindiging van het dienstverband als gevolg van beëindiging van het bedrijf buiten het Beëindigingsvergoedingsbesluit om, hetzij van struc turele ontwikkelingen op het bedrijf. Vrije keuze hij beëindiging eigen bedrijf DEN van de voorwaarden voor in aanmerking ko- men van de vergoeding van 3.000,luidde dat indien de werknemer tevens zelfstandig een eigen land/bouwbedrijf uitoefende, hij dit bedrijf diende te beëindigen onder toekenning van een vergoeding in eens op basis van de gemiddelde bedrijfsomvang 2,pex punt) en met inachtneming van de be treffende bepalingen van de beëindigingSTegeling ('Bestuursbesluit nr. 25) terzake van de overdracht van de grond. Met ingang van 15 november 1972 is echter in het kader van het Beëindigingsvergoedingsbesluit voor ieder die zijn bedrijf beëindigt, de mogelijkheid ge opend onder bepaalde voorwaarden in aanmerking te komen voor de zogenaamde vergoeding-ineens op basis van de in het kader van de beëindiging vrijge maakte cultuurgrond. Deze vergoeding-ineens wordt vastgesteld op: a. 1.000,per ha voor cultuurgrond in gebruik als bouw- en grasland, alsmede fruitteeltgrond; b. ƒ4.000,per ha voor cultuurgrond in gebruik als bloembollen- en boomkwekerij grond; c. 3.000,per ha voor overige cultuurgrond in landbouwkundig gebruik; met dien verstande dat de vergoeding" ten hoogste ƒ20.000,bedraagt per beëindiging. Nu deze mogelijkheid bestaat, heeft het fondsbe stuur vorengenoemde vergoeding-ineens op basis van de bedrijfsomvang uit de bijdrageregeling oudere agrarische werknemers vervallen verklaard. De ver plichting het bedrijf te beëindigen is wel gehand haafd. Betrokkene is echter vrij ten aanzien van de wijze waarop hij zijn bedrijf wenst te beëindigen. Wil hij aanspraak maken op de vergoeding-ineens voor de vrijgemaakte cultuurgrond, dan dient de beëindi ging uiteraard plaats te vinden met inachtneming van de betreffende bepalingen uit het Beëindigings- besluit. Het L.E.I. heeft de resultaten gepubliceerd van een onderzoek naar de bedrijfseconomische mogelijkhe den van grote akkerbouwbedrijven, en wel in het bij zonder van die waar de graan en zaderijenteelt be langrijk is. De resultaten van deze groote studiébedrijven (35 —1160 ha: gem. 110 ha) in Groningen zijn vergeleken met die van een groep bedrijven met nagenoeg het zelfde bouwpilan, gelegen in hetzelfde gebied. De ge middelde oppervlakte van deze bedrijven bedroeg 47 ha. Deze publikatie „Het Groninger graanbedrijf' No. 3.37 kan besteld worden door 3,50 over te ma'ken op giro 41.22.35 tn.v. het L.E.I. te Den Haag. STUMEBEDRUVEN De produktiekosten waren op de grote studiebe- drijVen 10 lager als gevolg van geringere bewer- kingskosten. Het netto-overschot op pachtbasis was op de grote bedrijven daardoor gemiddeld 176,per ha hoger dan gem. op de 47-ha-bedrijven. Omdat grote bedrijven bij de geldende pachtprijzen over het algemeen niet in pacht aan derden worden uitgegeven en berekeningen op pachtibasis daardoor eigenlijk weinig relevant zijn, zijn ook de resultaten op basis van eigendom berekend. De netto-oplbrengst van grond -f gebouwen voor de eigenaar-gebruiker 'bedroeg op de grote bedrijven 402,per ha tegen 163,op het 47 ha-Jbedrijf (Irendement van het geïnvesteerd vermogen 4,6 resp. 2,0 Deze bedragen werden dus uit de be- drijfsexplodtatie verkregen als beloning voor het in grond en gebouwen geïnvesteerd vermogen. De net- to-oDbrengst van alleen de grond beliep 359,resp. 106,per ha (vermogensrendement 4,4 resp. 1,5 Uitgaande van deze netto-opbren'gsten en van een vereist direct netto-rendement van 3,5 van het in de grond geïnvesteerd vermogen (als bij de grondbank) is voor de grote bedrijven een winst te berekenen van 7'2,per ha. Op het 47 ha-bedrijf werd in dat geval een verlies geleden van 145,petr ha per jaar. De minimale behoefte aan eigen vermogen voor de eilgenaar-gebruiker op een groot graanbedlrijf van 110 ha werd berekend op 6200,/ha of totaal ca 680.000,Dit is 55 van het totaal benodigd ver mogen. Voor een 47 ha-bedrijf is dit ƒ7600 per ha of totaal ca 360.000,—(d.i. 74 van het totaal vermo gen). Bij een geringere omvang van het eigen vermo gen ontstaat illiquiditeit of daalt het verteerbaar in komen beneden een aanvaardbaar niveau. Berekend werd, dat bij een alternatieve markt ren te van 7 (b.v. op staatsobligaties) en een tarief voor de inkomstenbelasting van 50 oo het 110 ha- becflrijf een onbelaste waardestijging van de grond van 1,1 per jaar noodzakelijk is om voor het mini maal benodigde eigen vermogen een evenwichtige be loning te bereiken. Voor het 47 ba-bedrijf werd on der deze voorwaaiden een benodigde prijsstijging van de grond van 2,1 vastgesteld. EXPLOITATIE-EENHEDEN VAN 450 HA Ten einde het inzicht in de invloed van de bedlrijfs- grootte op de resultaten verder te verdiepen, zijn be drijfsmodellen opgesteld van exploitatie-eenheden tot 450 ha. De uitkomsten hiervan waren de volgende: Als alleen vast personeel beschikbaar is, worden de gunstigste resultaten bereikt bij een oppervlak te van 300 a 350 ha en een arbeidsbezetting van 5 a 6 man (50 a 60 ha per man). De verschillen in resultaten tussen oppervlakten van 250 tot 400 ha zijn betrekkelijk gering. Doelmatige benutting van de capaciteit van grote machines blijkt op dit be- drijfstype van doorslaggevende betekenis voor het rendement. Als ook tijdelijke arbeidskrachten beschikbaar zijn ligt de gunstigste oppervlakte lager dan met alleen vaste arbeidskrachten: op 225 ha is met 3 man vast en enkele tijdelijke krachten een gelijk of hoger irendement te bereiken dan met alleen vaste krachten: op 225 ha is met 3 man vast en enkele tijdelijke krachten een gelijk of hoger rendement te bereiken dan met alleen vaste krachten op 300 a 350 ha. De hoogste opbrengst van grond en gebouwen voor de eigenaar-gebruiker bedroeg ca 450,per ha (op 225 ha met inschakeling van tijdelijke ar beidskrachten). Bij een prijs van ƒ8.000,per ha voor grond en gebouwen becDraaigt het directe ren dement uit de exploitatie dan 5,6 De minimale behoefte aan eigen vermogen werd bij deze ver houdingen berekend op 4.800,per ha of totaal ruim 1 miljoen gulden (d.i. 46 van het totaal benodigd vermogen). De opbrengsten van grond en gebouwen op deze exploitatie-eenheden van 255 resp. 300 a 350 ha lig gen op een aanmerkelijk hogeir niveau dan die op 50 ha-ibedrijven. Het minimaal benodigde eigen vermogen is evenwel zo groot dat deze rende- mentsvedbetering voor een individuele eigenaar- géb:uiker niet te verwezenlijken is. Door uit be staande bedrijven grotere exploitatie-eenheden te vormen waar vergaande onderlinge samenwerking bij exploitatie van werktuigen en uitvoering van werkzaamheden plaats heeft, is echter een aan merkelijke verbetering van de bedrijfsresultaten mogelijk. Bovendien wordt naarmate de arbeids bezetting beter in overeenstemming wordt ge bracht met de mechanisatdemögelijkheden, een be ter iesultaat verkregen. Het produktschap voor aardappelen heeft een ont- werp-nota opgesteld over de aardappel en aardappel- consumptieprodukten in de grote EEG. Het ontwerp van deze nota is begin november in de Commisie Marktregeling besproken. De commissie is ten aan zien aan de te volgen procedure van mening dat het aanbeveling verdient dit ontwerp na 'n eerste stand puntbepaling van het bestuur, in de vorm van een discussienota, toe te zenden aan de organuisaties van het belanghebbende bedrijfsleven met het verzoek hier over hun opvattingen kenbaar te maken. Nadat de standpunten van de organisaties in de Commissie Marktregeling en dit bestuur zijn bèhandeld zal de eindnota van het produktschap aan de minister van 'lahdlbouw worden voorgelegd met 't verzoek ziich hier op te baseren bij de onderhandelingen over het aard- appelbeleid in de negen landen. Al zal het volgens het produktschap waarschijnlijk nog enkele jaren du- den aleer een gemeenschappelijke regeling voor de grote E2EG tot stand komt, toch is het nódig dat het Nederlandse bedrijfsleven zich opnieuw afvraagt hoe een toekomstige regeling er zou moeten uitzien. Naast een aantal overwegingen waarin o.m. wordt opgemerkt dat het met het oog op de éénwording van de markt van negen landen en in aanmerking nemen de de dalende consumptie en vervoédering met daar tegenover de steeds hoger wordende ha-opbrengsten, is 't nodig dat de sanering van de produktie voortgang kèn vinden. Maatregelen die een vlotte sanering van de produktie in de weg staan dienen ongedaan ge maakt te worden (onder meer in Frankrijk) of zo snel mogelijk te worden afgebroken. Tevens dat het door de wisselende 'ha-opbrengsten en houdbaarheid niet mogelijk zal zijn het aanbod aan te passen aan de behoefte, zodat zich prijsschommelingen zullen blijven voordoen. De elasticiteit die zowel aan aan bod- als aan vraagzijde bestaat, kan overschotten en tekorten tegengaan. Aardappelen zijn in economisch opzicht gecompliceerd, gezien de vele rassen, de kwa liteitsproblemen, de niet duidelijke uiteenlopende be stemmingen enz. Het is een typisch marktprodukt waarvan de verhouding tussen vraag en aanbod, door allerlei natuurlijke invloeden zelfs binnen een zelfde seizoen niet of moeilijk te voorspellen en daardoor ook moeilijk te regelen zijn. De aardappelen moeten zijn geruimd als de nieuwe oogst er is en het is niet mogelijk voor latere afzet een voorraad aan te houden zoals met granen, suiker, zetmeel en melk- produkten gebruikelijk is en tot op zekere hoogte ge wenst wordt geacht. Tenslotte dat de ervaring heeft aangetoond dat incidentele maatregelen ter bescher ming van de prijs voor de teler (en/of consument) veelal een twijfelachtig resultaat geven, terwijl aan een garantieregeling met vaste spelregels zoals in En geland' eveneens zeer grote bezwaren kleven. In bei de gevallen wordt het marktmechanisme goeddeels verlamd evenals de wil tot sanering en vooruitgang in ontwikkeling. Een interventiebeleid bevordert het ontstaan van overschotten die zo groot kunnen zijn dat men er geen raad mee weet terwijl bij de uitvoe ring en financiering onoverkomelijke problemen ont staan. Een areaaibeheersing per land en per bedrijf, die dan noodzakelijk is, zal hieraan, zoals de erva ringen hebben geleerd, weinig kunnen veranderen. Het is moeilijk denkbaar dat bij een kostbaar inter ventiebeleid de prijsuitloop naar boven vrij blijft, waardoor weer andere praktisch niet op te lossen uit voeringsproblemen ontstaan. Tot slot komt de nota tot een aantal konklusies, waarvan de voornaamste zijn: Van Nederlandse zijde moet gepleit worden voor een zo spoedig mogelijke vrijmaking van het handelsverkeer met daarnaast een harmonisatie van de kwaliteitseisen. Subsid'i em a at reged'e n om de eigen produktie of de afzet te bevorderen moeten verboden worden. De mogelijkheid van marktinterventie dient niet in de EEG-regeiing opgenomen te worden. De ex port naar en de import van derde landen moet niet worden belemmerd, wel dient er een vrijwa- rings'klausule opgenomen te worden.

Krantenbank Zeeland

Zeeuwsch landbouwblad ... ZLM land- en tuinbouwblad | 1972 | | pagina 14