Door toename
vee- en krachtvoer
verbruik
minder fosfaat en
kalikunstmest nodig
11
Ir. J. A. H. HAENEN
CA.R. - Zevenbergen
De uitbreiding van de veestapel
rundvee, varkens en pluimvee en
het sterk toegenomen verbruik van
krachtvoer heeft geleid tot een geheel
andere bedrijfsvoering. Hierbij is het
een logische konsekwentie dat de toe
te dienen fosfaat- en kalikunstmest
stoffen naar verhouding sterk moeten
worden teruggebracht, omdat de ge
produceerde dierlijke mest op veel
bedrijven grotendeels voldoende is
om in de fosfaat- en kalibehoefte van
de grond te voorzien. Het is dus on
juist dat de praktijk per ha kuituur-
grond nog steeds dezelfde hoeveel
heden fosfaat en kalikunstmeststoffen
blijft aankopen als in de periode van
1950 en I960. Het bemestingsbeleid
op het veehouderijbedrijf moet dus
drastisch worden herzien.
Het is nu de tijd om een bemes
tingsplan op te stellen waarbij wordt
nagegaan in hoeverre naast de dier
lijke mest van het eigen bedrijf nog
aankoop van fosfaat en kalikunstmest
nodig is. Evenals het aanbrengen van
een windscherm bij het strooien van
kunstmest met centrifugaalstrooiers
goede resultaten geeft, moet dit ook
mogelijk zijn bij het verspreiden van
drijfmest. Bij vervanging van de
ronde uitstroomopening met verdeet
plaat of anderszins door een spleet-
vormige opening is het dan mogelijk
het stankprobleem bij het uitrijden
flink terug te dringen. In dit verband
is het ook een goed teken dat con-
strukteurs bezig zijn apparatuur te
produceren, waarbij de drijfmest
rechtstreeks vanuit de tank in de
grond wordt gebracht.
Tot het einde van de vorige eeuw was de mest
van schapen en rundvee bepalend voor de oppervlak
te grond, die de boeren in de zandgebieden als kul-
tuurgrond konden exploiteren. Na de aanvaarding
van de kunstmest verloor het heideveld voor de
beweiding van schaapskudden, het steken van plag
gen en heidezoden haar onmisbaarheid. Het over
grote gedeelte van de heidevelden werd toen ont
gonnen en als landbouwgrond geëxploiteerd. Deze
ontginningsgronden hebben een makkelijk bewerkba
re bouwvoor, maar hun humusgehalte en natuurlijke
vruchtbaarheid zijn niet hoog.
Naast kunstmest werd bij de bemesting vrijwel alle
stalmest en gier op het bouwland van het gemengde
bedrijf uitgereden en ondergeploegd. Om op zand
grond een goed gewas aardappelen of bieten te win
nen was en i-s stalmest een uitstekende meststof. De
oorspronkelijke aanwezige oppervlakte bouwland is
op veel zandbedrijVen de laatste tien jaar praktisch
geheel in grasland gelegd. Daarbij is de veebezetting
per bedrijf en per ha grasland sterk opgevoerd.
DOOR HOGER KRACHTVOER VERBRUIK
OP HET BEDRIJF MINDER FOSFAAT
EN KALIKUNSTMEST NODIG
Het vee gebruikt slechts een gedeelte van de mine
ralen uit het krachtvoer dat overwegend uit plantaardige
grondstoffen is samengesteld. De overtollige mineralen
worden met de mest en de urine uitgescheiden. In een
drijfmeststal of ligboxenstal produceert een koe per
jaar 10 ton drijfmest. Drijfmest is een samengestelde
meststof en die werking van kali en fosforzuur kan gelijk
gesteld worden aan die in kunstmest. Tien ton drijfmest
bevat gemiddeld 18 kg P2O5; 50 kg K2O en 44 kg N. Bij
aanwending in het voorjaar is de stikstofwerkingscoëffi-
cient op bouwland ongeveer 50 en op grasland onge
veer 35
Grasland, dat naast beweiden één keer wordt gemaaid,
heeft bij een goede bemestingstoestand van de grond
50 kg P2O5 en 150 kg K2O per ha nodig. Op een gras-
landbedrijf met 3 grootvee-eenheden (g.v.e.) per ha kan
middels de dierlijke mest in de behoefte aan fosfaat en
kali worden voorzien. Bij een veebezetting groter dan 3
g.v.e. per ha is er sprake van een mestoverschot. Indien
naast rundvee een veredelingstak, varkens of pluimvee
voorkomt, is het duidelijk, dat er middels het aan deze
dieren te verstrekken mengvoer ook veel plantenvoeden-
de bestanddelen op het bedrijf binnenkomen.
Gegevens over kunstmest en mengvoerverbruik
Over het verbruik van kunstmest en mengvoer in ons
land geeft bijgaand overzicht een duidelijk beeld.
verbruik kunstmeststoffen in ver- waarvan
Nederland zuivere meststof bruik voor
meng
voer
jaar totaal x 1.00 ton kg per ha cult, in rund- var-
grond Neder- vee kens
N P206 K2O N P2O5 KaO land
x 1.000 ton
1950
156
120
155
67
51
66
1955
184
111
165
80
48
72
2.750
600
1.200
1960
224
112
138
97
48
60
4.420
1.000
1.740
1965
311
115
137
138
48
61
5.480
1.430
2.270
1970
387
108
122
177
49
55
7.520
2.070
3.310
1971
407
104
135
190
51
63
8.230
2.070
3.830
In ons land hebben de bedrijven in de provincies
Noord-Brabant, Limburg, Gelderland en Overijssel (eks-
klusief Usselmeerpolders) ongeveer de helft van het
melkvee en de oppervlakte grasland en verder ruim 80
van het aantal varkens.
Bij een veebezetting van 3 grootvee-eenheden per ha
is op het graslandbedrijf geen fosfaat- en ikalikunst-
mestgift meer nodig
In ons winderige klimaat ondervindt de verdeling
van kunstmest met een centrifugaalstrooier moeilijk
heden. Om dit tegen te gaan zijn sommige kunstmest-
Gelijkmatige verdeling (van drijfmest met een maxi-
imum |aan jstankverspreijding
HET MESTPROBLEEM (IN DE ZANDGEBIEDEN
Tegen de achtergrond van de bovenaangehaalde ge
gevens is het verantwoord te stellen dat in de zand
gebieden op veel bedrijven bij de aankoop van kali-
en fosfaatfcunsfcmeststoffen onvoldoende rekening ge
houden wordt met de plantenvoedende bestandde
len, die in de dierlijke mest voorkomen. Op andere
bedrijven imet een relatief geringe oppervlakte en
een zware veebezetting hetzij met rundvee en/of
varkens c.q. pluimvee is er in de dierlijke mest
zelfs een overschot vootr de behoefte aan plantenvoe
dende stoffen. Aan de hand van grondonderzoek en
een gehaltebepaling van drijfmest kan het bemes
tingsplan voor 1973 worden opgesteld. Gezien de uit
breiding van de veestapel en het gestegen mengvoer-
verbruik zal dan in de fosfaat- en kalibehoefte van de
grond middels de dierlijke mest (glrotendeels) kunnen
worden voorzien. De aankoop van kali- en fosfaat-
kunstmeststoffen kan dan (grotendeels) achterwege
blijVen.
Öp de bedrijven met een overschot aan dierlijke
mest hebben scxmmilge boeren een goede oplossing ge
vonden door de overtollige mest middels een loon
werker uit te laten rijden op het land van een boer
in de buurt. Dit over en weer regelen van boer tot
boer getuigt van een goede en reële aanpak en dit is
voOr de betreffende bedrijven de oplossing.
HET STANKPROBLEEM BIJ HET UITRIJDEN
VAN DRIJFMEST
Het verspreiden van drijfmest over het land ge
schiedt door deze onder druk uit de tank te spuiten.
Door de druk en de uitstroomopenin'g konstant te
houden komt een regelmatige stroom uit de tank. De
ze mest komt dan tögen een bol of cirkelvormige
plaat, waardoor de drijfmest niet alleen gelijkmatig
wordt verdeeld maar ook het maximum aan stank
verspreidt. Mogelijk kan dit laatste met niet al te ho
ge kosten worden teruggebracht. Het verspreiden van
drijfmest in tuinbouwkassen moet anders gebeuren.
Hier verlaat de drijfmest via een spleetvormige ope
ning de tank en wordt zo rechtstreeks op het land
gebracht.
Scherm om de invloed van ide wind «n de verdeling
van kunstmest Wit te schakelen. Bij het uitrijden van
drijfmest is wellicht iets dergelijks van dik plastic
aan te brengen om het stankprobleem terug
te dringen
strooiers uitgerust met een groot windscherm.
Bij een men'gmesttank, die een werkbreedte van
vier meter heeft, is het door vervanging van de ron
de opening en verdeelplaat door een spleetvormige
opening en het aanbrengen van een voldoende dik
plastik scherm, dat over de grond sleept, wellicht mo
gelijk het stankprobleem bij het uitrijden van drijf
mest grotendeels terug te dringen.
Door middel van een spleetvormige uitstroomopening in
tuinbouwkassen wordt aan het uiteinde van de slang de
drijfmest verspreid