De nieuwe beëindigings vergoedingsregelingen van het O. en S.-Fonds Rentesubsidie mogelijkheden akkerbouw- veehouderij- en gecombineerde bedrijven O. en S.-Fonds 5 Met ingang van 15 november 1972 wordt een nieuwe regeling van kracht voor het verkrijgen van een beëindigingsvergoeding in de land en tuinbouw. Het daartoe strekken de Beëindigingsvergoedingsbesluit van het bestuur van de Stichting Ontwikkelings- en Saneringsfonds voor de Landbouw heeft de minis ter van landbouw en visserij, ir. P. J. Lardinois, goedgekeurd. De be staande beëindigingsregeling wordt dan ingetrokken. Een belangrijke aanpassing be treft het feit dat, naast de bedrijfs- hoofden die hun bedrijf in het ka der van deze nieuwe regeling be ëindigen, ook aan him werknemers en medewerkende gezinsleden on der bepaalde voorwaarden een maandelijkse vergoeding zal wor den verstrekt. Aanvragen in het kader van de nieuwe regeling [kunnen vanaf 15 november 1972 worden ingediend bij de districtsbureauhouders. I BEPALINGEN BETREFFENDE HET BEDRIJFSHOOFD In het Beëindigingsvergoedingsbesluit wordt met betrekking tot de toekenning van de beëindigings vergoeding onderscheid gemaakt tussen bedrijfshoof den met of zonder hoofdberoep landbouw. Hierin is een belangrijk verschil gelegen met de oude regeling, waaronder alleen een vergoeding kon worden toegekend aan ondernemers met hoofdberoep landbouw. Bedrijfshoofd zonder hoofdberoep landbouw Het bedrijf shoofd zonder hoofdberoep landbouw komt onder bepaalde voorwaarden in aanmerking voor een vergoeding ineens op basis van de vrijge maakte grond. Deze vergoeding ineens wordt vastge steld op: ƒ1.000,per ha voor cultuurgrond in gebruik als bouw en grasland, alsmede fruitteeltgrond; ƒ4.000,per ha voor cultuurgrond in gebruik als bloembollen- en boomkwekerijgrond; ƒ3.000,per ha voor overige cultuurgrond in land bouwkundig gébruik; met dien verstande dat de ver goeding ten hoogste 20.000,bedraagt per beëin diging. DE INDIENING VAN DE AANVRAAG |y|ET ingang van 15 november 1972 kunnen aanvra gen tot een rentesubsidie voor akkerbouw-, vee houderij- en gecombineerde bedrijven worden ingediend. De aanvrage bestaat uit twee delen: i Het eerste deel heeft betrekking op de beoordeling van de voorwaarden waaraan aanvrager moet vol doen, Dit eerste gedeelte moet worden ingediend bij de districtsbureauhouder van de Stichting tot Uitvoe ring van Landibouwmaatregelen in wiens rayon het betrokken bedrijf is gelegen. i Indien dit eerste deel van de aanvrage is goedgekeurd wordt aanvrager vervolgens het tweede deel van het aanvraagformulier toegezonden, met name betrekking hebbende op het door aanvrager dn te dienen investe- rings- en financieringsplan, alsmede het hierbij be horende ontwikkelingsplan. Dit deel van de aanvrage Om voor deze vergoeding-ineens in aanmerking te komen, is een aantal z.g. basisvoorwaarden vastge steld op grond waarvan moet blijken dat het bedrijfs hoofd: een natuurlijk persoon is; de 65-jarige leeftijd nog niet heeft bereikt; een met krachtens wettelijke regelingen terzake van kindertoelage of kinderbijslag genoten uitkerin gen verminderd totaal fiscaal zuiver inkomen heeft genoten van niet meer dan gemiddeld 16.000, over de laatste drie jaren waarover op het tijdstip van aanvraag een definitieve aanslag in de inkom stenbelasting is opgelegd, dan wel, indien dit gemid deld meer dan ƒ16.000,bedraagt, van niet meer dan 16.000,over de laatste van deze drie jaren. Bedrijfshoofd met hoofdberoep landbouw Oefent het bedrijfshoofd de landbouw bovendien als hoofdberoep uit, dan wordt de vergoeding-in eens op basis van de vrijgemaakte cultuurgrond aan gevuld met een vergoeding-ineens op basis van de bedrijfsomvang (jonger dan 50 jaar) dan wel met een maandelijkse vergoeding (5065 jaar). De vergoeding-ineens op basis van de bedrijfsom vang voor bedrijfshoofden jonger dan 50 jaar be draagt minimaal ƒ5.000,en maximaal ƒ20.000, De maandelijkse vergoeding voor bedrijfshoofden in de leeftijdsgroep 5065 jaar is vastgesteld op ƒ217,per maand. Deze vergoeding is waardevast. Om als bedrijfshoofd met hoofdberoep landbouw te worden aangemerkt dient de ondernemer te vol doen aan de hiervoor genoemde basisvoorwaarden en moet voorts blijken dat hij: sinds 1 oktober 1962 ononderbroken een land bouwbedrijf heeft uitgeoefend; gedurende het tijdvak van vijf kalenderjaren voorafgaande aan het jaar van indiening van de aanvrage tenminste de helft van zijn arbeidstijd aan de uitoefening van zijn landbouwbedrijf heeft besteed; tenminste de helft van zijn met krachtens wettelijke regelingen terzake van kindertoe lage of kinderbijslag genoten uitkeringen ver minderd totaal fiscaal zuiver inkomen uit zijn landbouwbedrijf heeft verkregen. Bedrijfsverkleining De eis dat het bedrijf de laatste 5 jaar in opper vlakte niet vrijwillig mag zijn verkleind is gehand haafd, met dien verstande dat in het nieuwe besluit is bepaald dat deze verkleining niet meer mag bedra gen dan 15 tenzij deze vermindering is ontstaan door onteigening, dan wel met minnelijke verkoop ter voorkoming van onteigening. Indien niet aan deze eis kan worden voldaan, wordt de oppervlakteverkleining toch aanvaard in dien de bedrijfsomvang ondanks de oppervlaktever kleining niet met meer dan 15 is verkleind! moet wordten ingediend bij de H.I.D. van de Provin ciale Directie voor de Bedrijfsontwikkeling. INVESTERINGEN waarmede een aanvang is gemaakt vóór de indiening van de complete aanvrage (deel I deel II) zijn uitgesloten van verlening van rentesub sidie. In de procedure voor de verkrijging van een rentesub sidie is eveneens voorzien, dat de aanvraag voor rente subsidie gepaard kan gaan met een aanvraag voor een garantie van de Stichting Borgstellingsfonds voor de Landbouw in die gevallen, waarin de bank, die de lenin gen verstrekt, van oordeel is dat een aanvullende borg stelling van deze Stichting noodzakelijk is. Algemene informaties kunnen worden ingewonnen bij de H.I.D. van de Provinciale Directies voor de Bedrijfs ontwikkeling en vanzelfsprekend bij die ZLM-E.V.S.-ers. DE VOORWAARDEN Teneinde voor een rentesubsidie in aanmerking te komen, zijn voorwaarden gesteld zowel aan de aanvrager als ten opzichte van het landbouwbedrijf. DE AANVRAGER De belangrijkste voorwaarden met betrekking tot de aanvrager luiden als volgt. De aanvrager dient: a. een natuurlijk persoon te zijn; b. voor eigen rekening een landbouwbedrijf uit te oefe nen; c. het hoofdberoep in de landbouw te hebben; d. over die drie laatst bekende jaren een gemiddeld fis caal onzuiver inkomen te hebben genoten dat voor tenminste de helft afkomstig is uit het landbouwbe drijf. Is geen gemiddeld fiscaal onzuiver inkomen over drie jaren beschikbaar dan dient tenminste het in het laatste jaar genoten onzuivere inkomen aan deze voorwaarde te voldoen; e. tenminste van zijn totale arbeidsduur voor werk zaamheden binnen het landbouwbedrijf te besteden; f. te beschikken over voldoende agrarische vakbe kwaamheid. Indien meer natuurlijke personen voor gezamenlijke rekening een landbouwbedrijf uitoefenen, dient elk van hen te voldoen aan het gestelde onder c t/m f. Het Fondsbestuur kan onder bepaalde voorwaarden de rentesubsidie eveneens verlenen aan een rechtsper- Grondoverdracht Het uitgangspunt dat de grond, waarop het bedrijfs hoofd zijn landbouwbedrijf uitoefent, in eigendom moet worden overgedragen aan de Stichting Beheer Landbouwgronden, is in de nieuwe regeling gehand haafd. Er is echter aan toegevoegd dat, voorzover de grond is gelegen in een ruilverkavelingsgebied, deze overdracht aan de Stichting Beheer Landbouwgron den ook in de vorm van pacht kan plaatsvinden. Eveneens is nieuw, dat de verplichting tot over dracht aan de Stichting Beheer Landbouwgronden vervalt voorzover de grond is gelegen buiten een ruilverkavelingsgebied en deze grond wordt overge dragen (eigendom, pacht, zakelijk recht) aan een be drijfshoofd dat een goedgekeurd ontwikkelingsplan bezit in het kader van de rentesubsidieregeling van het Fonds. De mogelijkheid van ontheffingsverlening door de Stichting Beheer Landbouwgronden van genoemde verplichte overdracht voor buiten een ruilverkave- lingsgebied gelegen gronden, is gehandhaafd, even als de uitzondering op deze verplichting voor de eige naar/verpachter die de grond opnieuw wil verpach ten dan wel hierop een zakelijk recht vestigen. H BEPALINGEN BETREFFENDE DE WERK NEMER EN HET MEDEWERKENDE GEZINSLID De vergoeding aan werknemers en medewerkende gezinsleden van het bedrijfshoofd, dat zijn bedrijf beëindigt in het kader van het Beëindigingsvergoe dingsbesluit, bestaat bij het voldoen aan bepaalde voorwaarden uit een maandelijkse vergoeding vanaf 50 jaar tot en met de maand waarin de 65-jarige leeftijd wordt bereikt. De hoogte van de maandelijk se vergoeding is gelijk aan die, welke de bedrijfs hoofden ontvangen. De maandelijkse vergoeding be draagt dus 217,en is waardevast. Voor een vergoeding komt uitsluitend in aanmer king de werknemer die, en het medewerkend gezins lid dat: de 50-jarige leeftijd heeft bereikt, maar de 65-ja rige leeftijd nog niet heeft bereikt; op het tijdstip van aanvrage een arbeidsovereen komst heeft met een bedrijfshoofd, dat zijn land bouwbedrijf beëindigt met toepassing van dit be sluit; onder het stelsel van de sociale verzekering valt; sinds 1 oktober 1962 verzekerd is geweest bij het Bedrijfspensioenfonds voor de Landbouw, dan wel het Bedrijfspensioenfonds voor het Bloembollen- bedrijf; gedurende een tijdvak van 5 kalenderjaren voor afgaande aan het jaar van indiening van de aan vrage tenminste 26 werkweken per kalenderjaar verzekerd is geweest bij een van de genoemde Be drijfspensioenfondsen gedurende de laatste twee kalenderjaren voor de indiening van de aanvrage een arbeidsovereen komst heeft gehad met het bedrijfshoofd van het landbouwbedrijf dat met toepassing van dit be sluit wordt beëindigd. soon diie blijkens de statuten de exploitatie van land bouwbedrijven ten doel heeft. H£T LANDBOUWBEDRIJF ■^ENEINDE voor rentesubsidie in aanmerking te ko men dient het bedrijf van aanvrager te worden aangemerkt als een landbouwbedrijf met ontwikkelings mogelijkheden. Als een landbouwbedrijf met ontwikke lingsmogelijkheden wordt aangemerkt een bedrijf: waarvan het arbeidsinkomen per volwaardige arbeids kracht bij een arbeidsduur van 2.210 uren lager is dan 400,per week (vergelijkbaar inkomen); of waarvan de structuur van dien aard is dat zij de hand having van het arbeidsinkomen op het niveau van 400,per week in gevaar brengt; en waarvan het bedrijfshoofd blijkens het ontwikkelings plan in staat zal zijn het moderniseringsdoel van het vergelijkbare inkomen van ƒ400,per week te be reiken of te handhaven. Vorengenoemd bedrag van 400,per week wordt halfjaarlijks herzien op basis van het indexcijfer van het totaalinkomen uit dienstbetrekking per week van mannelijke werknemers van 25 jaar en ouder met 2 kinderen jonger dan 16 jaar en werkzaam in handel, vervoer en bank- en verzekeringswezen. DE RENTESUBSIDIE |JE rentesubsidie voor akkerbouw-, veehouderij- en gecombineerde bedrijven wordt tot een bepaald maximum verleend voor leningen, gesloten voor het ver richten van de volgende investeringen door begunstigde: investeringen in bouwwerken niet zijnde onderhouds werken, bedirijfswegen en erf verharding, utiliteits voorzieningen en perceelsverbeteringen; 4 investeringen in werktuigen; aankoop van schapen. De rentesubsidie bedraagt 4 en wordt verleend voor niet langer dan de duur van de leningen, maar voor ten hoogste 15 jaar voor investeringen in bouwwerken en 6 jaar voor de investeringen in werktuigen en bij aankoop van schapen. De rentesubsidie wordt niet verleend indien het totaal van de subsidiabele leningen minder dan 20.000,bedraagt. (Zie verder pag. 8)

Krantenbank Zeeland

Zeeuwsch landbouwblad ... ZLM land- en tuinbouwblad | 1972 | | pagina 5