K. N. L. C.
Aanpassing aan inflatie
F) E voornaamste agendapunten van de op 31 ok-
tober j.l. gehouden vergadering van het hoofd
bestuur van het Koninklijk Nederlands Landbouw-
Comité moesten wel verband houden met de inflatie-
bestrijding. Op nationaal vlak verkeerde het overleg
tussen ondernemers, werknemers en regering over
een centraal akkoord in de laatste, nogal onzekere,
fase. En in Luxemburg probeerden juist de economie
ministers van de Negen het moeizaam eer>s te wor
den over een gemeenschappelijke inflatiebestrij
dingsprogramma. Wat te verwachten van het land-
bouw-prijsbeleid als belangrijk middel voor de aan
passing van het landbouwinkomen? Het resultaat van
de snelle Kamerbehandeling van de landbouwbegro
ting had uiteraard de aandacht.
Er stonden ook organisatorische aangelegenheden
op de agenda. Zoals bijv. de ontwerp-begrotingen voor
1973 van het Landbouwschap en de Stichting Public
Relations voor Land- en Tuinbouw. Het hoofdbestuur
uitte zijn grote waardering voor het werk van de laatst
genoemde stichting en sprak de hoop uit dat alle
deelnemers hun bijdragen beduidend zullen willen
verhogen. Het hoofdbestuur stelde voorts het huis
houdelijk reglement vast.
HUISHOUDELIJK REGLEMENT
HET hoofdbestuur behandelde het door een kleine
commissie ontworpen reglement. De reeds lan
ger geldende leeftijdsgrens van 65 jaar bij voordrach
ten en benoemingen door het K.N.L.C. in andere or
ganen en instellingen werd nu vastgelegd. Het hoofd
bestuur schrapte echter de leeftijdsvoorwaarde ten
aanzien van zijn eigen samenstelling. In het hoofd
bestuur hebben n.l. de voorzitters van aangesloten
provinciale organisaties zitting en deze organisaties
kennen niet alle deze leeftijdsgrens.
Ook de inmiddels gehanteerde samenstelling van
het hoofdbestuur werd vastgelegd: de voorzitter, één
vertegenwoordiger per lid-organisatie (met dien ver
stande dat de Holl. Mij. van Landbouw en de ZLM
twee vertegenwoordigers hebben) en twee personen
uit de afdeling Tuinbouw.
Tenslotte werd ook het stemrecht officieel gere
geld. Naast de ene stem van de voorzitter en de twee
stemmen van de afdeling Tuinbouw hebben de aan
gesloten provinciale maatschappijen een aantal stem
men dat enigszins verband houdt met hun afdracht
aan het K.N.L.C. Zeven procent of minder in het to
taal geeft recht op één stem, van 7 tot 14 op twee
stemmen, daarboven drie stemmen.
LANDBOUW-INKOMEN
IJET hoofdbestuur stond stil bij de op dat moment
nogal onduidelijke stand van zaken vlak voor
de afronding van het moeilijke overleg over een so
ciaal contract of centraal akkoord tot matiging van
de loon- en prijsontwikkeling. Het betreurde dat deze
matiging veel geringere betekenis krijgt dan nodig
was en aanvankelijk werd gedacht. Ook was het te
leurgesteld over de, vooral in E.E.G.-kader gezien,
onevenwichtige aanpassing van B.T.W.-tarieven. De
hoop werd uitgesproken dat een goede regeling van
de compensatie van de nadelen hiervan voor de land
en tuinbouw kan worden gevonden. Het hoofdbestuur
kon zich verenigen met het beleid dat door de land-
bouwvertegenwoordigers is gevoerd.
Nu er wel van een reële verbetering van de inko
mens sprake zal zijn, moet van landbouwzijde wor
den verlangd dat ook het landbouwinkomen overeen
komstig kan worden aangepast. Tegen deze achter
grond toonde het hoofdbestuur zich verbaasd en mis
noegd over de opmerkingen die minister Lardinois bij
de begrotingsbehandeling maakte over de sombere
vooruitzichten voor het E.E.G.-prijsbeleid.
Het hoofdbestuur stelde met nadruk de noodzaak
voorop dat de E.E.G.-landbouwrichtprijzen minstens
worden aangepast conform het effect van de infla
tie. Het is zelfs niet onredelijk om in dit verband ook
het inhalen van een nog bestaande gemiddelde ach
terstand bij andere inkomens ter sprake te brengen.
Dat in het ontwerp van een E.E.G.-programma voor
inflatiebestrijding geduid wordt op bescheidenheid bij
de verhoging van officiële landbouwprijzen is geheel
misplaatst. Het goed recht van een „inflatiecorrectie"
van de landbouwrichtprijzen 1973/74 zal door de ge
organiseerde landbouw nog eens met klem onder de
aandacht van minister Lardinois moeten worden ge
bracht.
RENTESUBSIDIES
IIET hoofdbestuur nam met instemming kennis van
de plannen om per 15 november a.s. de uitvoe
ringsmaatregelen inzake rentesubsidie voor akker
bouw, veehouderij en gecombineerd bedrijf te gaan
toepassen. Het kon in de meeste gevallen wel begrip
hebben voor de wensen die vanuit Brussel waren ge
uit met betrekking tot een aantal bepalingen. Moeite
had het hoofdbestuur wel met de strakke voorwaarde
dat „beëindigers" niet meer in de landbouw werkzaam
mogen zijn. Overigens was men het eens met de ma
nier waarop de Brusselse aan- en opmerkingen wa
ren verwerkt.
Het hoofdbestuur concludeerde dat, als de aan-
vragemogelijkheid voor rentesubsidies open is ge
steld, de betrokken gegadigden weloverwogen te werk
moeten gaan. Voorkomen moet worden dat er onno
dige afwijzingen of andere teleurstellingen ontstaan.
Tenslotte deed het het hoofdbestuur genoegen dat het
verdere programma inzake ontwikkelingsregelingen
voor andere bedrijfstakken (glastuinbouw, open-
grondstuinbouw, fruitteelt en varkenshouderij) in de
komende maanden ook gestadig kan worden afge
werkt.
DIERZIEKTENBESTRIJDING
1TET hoofdbestuur deelde de ontevredenheid die
van meer kanten reeds is kenbaar gemaakt over
de drastische verlaging van de overheidsbijdrage in
1973 voor de georganiseerde dierziektenbestrijding.
Het moet onjuist en onbillijk worden geacht om het
bedrijfsleven in zo verre-gaande mate de risico te
laten meedragen van de bestrijding van „Veewet-
ziekten" door totale afslachting. De daarmee dan te
gelijk op te zetten gezamenlijke financiering van
de gehele dierziektenbestrijding (die krachtens Vee
wet en die in georganiseerd verband) kan pas in 1974
worden verwezenlijkt. Voor 1973 blijft dan wel de
overheid geheel verantwoordelijk voor de uitvoering
van de Veewet, maar de bijdrage voor de gezond
heidsdiensten etc. gaat alvast van 18,5 min terug
tot ƒ7,5 min.
Het hoofdbestuur meende dat thans, uitgaande van
de realiteit van deze besnoeiing, getracht moet wor
den op zo doelmatig mogelijke wijze eigen financie
ring door het bedrijfsleven tot stand te brengen.
BENOEMINGEN
VOOR de straks ingaande nieuwe zittingsperiode
van organen van het Landbouwschap verrichtte
het hoofdbestuur een aantal (her)benoemingen. In
de plaats van de zich terugtrekkende heer K. Ooster
huis werd tot lid van de hoofdafdeling Sociale Za
ken aangewezen de heer J. J. Breunisse te Oosterhout
(Gld.) (plv. K. P. Zuideveld te Usquert). In de com
missie Buitenland en Integratie wordt de heer Ooster
huis opgevolgd door de heer J. A. E. Vlielander te
Numansdorp; plaatsvervanger wordt dan de heer G.
W. Bos te Warffum. In de hoofdafdeling Akkerbouw
treedt de heer W. H. Jas af vanwege het bereiken
van de leeftijdsgrens. Zijn opvolger wordt de heer G.
Kistemaker te Middenmeer.
Ook in andere instellingen was er een vacature-
Oosterhuis te vervullen. Dat was het geval in de be
sturen van A.S.F., B.V.A.B. en B.P.L. Daarin werden
nu als K.N.L.C.-vertegenwoordigers aangewezen de
heren J J. Breunisse te Oosterhout (Gld.) en K. P.
Zuideveld te Usquert.
AFSCHEID K. OOSTERHUIS
UET hoofdbestuur had gemeend passende aandacht
te moeten besteden aan het afscheid van de
heer K. Oosterhuis. Na afloop van de hoofdbestuurs
vergadering werd de heer en mevrouw Oosterhuis
een aperitief en diner aangeboden. De voorzitter en
anderen stelden in het licht hoe de heer Oosterhuis
gedurende 18 jaar op voortreffelijke wijze het K.N.
L.C. had gediend als voorzitter van de afdeling So
ciale Aangelegenheden en in verwante functies. Met
name zijn energie en medeleven oogsten lof. Als blijk
van de grote erkentelijkheid werd hem een kleuren
televisietoestel aangeboden. De heer Oosterhuis sprak
in het bijzonder zijn dank voor de ondervonden me
dewerking en vriendschap uit.
ALGEMENE VERGADERING K.N.L.C.
Dinsdag 14 november 1972 in het gebouw voor Kunsten en Wetenschappen, Mariaplaats 27 te Utrecht.
Aanvang 14.0Q uur.
Agenda:
Openingsrede van de voorzitter, de heer ir. C. S. Knottnerus
Uitreiking Landbouw-Comité-prijs
Pauze
Inleiding van de heer Ir. S. Herweijer, Directeur-Generaal voor de landinrichting en de Visserijen „De
Landelijke gebieden in de toekomst"
Gedachtenwisseling
Sluiting
HET nieuwe stelsel van tariefsopbouw voor de In
komstenbelasting, dat per 1 januari a.s. geldig
zal worden, is in zoverre doorzichtig, dat met één oog
opslag kan worden vastgesteld het percentage dat
over een bepaalde inkomensschijf moet worden be
taald.
Nadat de belastingvrije som (INKOMENSAFTREK)
heeft plaats gevonden (voor een gehuwd man zonder
kinderen f 6250,voor een gehuwde vrouw f 1.250)
worden bepaalde schijven naar een vast percentage
belast n.l. de eerste schijf ad f 10.000,met 25%,
de volgende schijf ad f 6.250,met 31 de volgen
de schijf ad f 7.500,met 39 en zo vervolgens. De
percentages stijgen daarna snel, n.1. naar 40 58
63 en 69 tot 71
Bij een belastbaar inkomen (dit is het berekende
inkomen na de aftrek van de belastingvrije som) uit
gaande boven f35.000,is het heffingspercentage
reeds 58
rilT percentage is hoger dan het 'percentage van
ongeveer 48 dat aan Vennootschapsbelasting
fnoet worden betaald. De vraag wordt dan ook meer
dere malen gesteld of het oprichten van een naam
loze vennootschap of besloten vennootschap geen fis
cale voordelen oplevert.
Nu worden de gevolgen van het oprichten van zulk
een vennootschap dikwijls niet voldoende overzien
en overwogen.
Men is veelal te vlug geneigd om te onderstellen
dat een N.V. of een B.V. die onder de vennootschaps
belasting valt, in vele gevallen een voordeliger fiscale
positie oplevert dan in de situatie van een eenmans
zaak die onder de inkomstenbelasting valt.
Dit i9 een verkeerde onderstelling. Het is heus niet
zo eenvoudig een eenmanszaak of familiebedrijf in een
N.V. of B.V. onder te brengen. Het geld dat in de
N.V. zit moet er n.l. dikwijls uitkomen en dan is er
kans op dat behalve de vennootschapsbelasting over
de winst van de vennootschap ook nog inkomstenbe
lasting over de winstuitkering dividendverschul
digd is. Een voorbeeld moge dit duidelijk maken.
Stel de winst van een bedrijf op f 150.000,
Aan salaris voor de directie wordt uit
gekeerd 41£50,
Te belasten winst bij de N.V108.750,
Hierover is cvan vennootschapsbelasting
verschuldigd 48 is52.200,
CTEL nu dat de resterende winst na betaling van
de vennootschapsbelasting, alzo een bedrag van
f56.550,ook nog wordt uitgekeerd en dat de in
komstenbelasting over deze uitkering valt boven een
belastbaar inkomen van f35.000,dan valt de be
lasting alsvolgt te berekenen:
Het totale salaris was f41.250,
Aftrek belastingvrije som 6.250,
Verschuldigde
belasting
Belastbaar inkomen
Een schijf groot
Totaal inkomen
f 35.000,
13.750,— a 58%
„16.250,— a 63%
20.000,— d 66%
5.463,— d 69%
f 12.874,-
7.975-
„10.237,-
13.200,-
3.770,-
f90.463,— bel. f48.056,—
Over het totale inkomen is dus betaald aan ven
nootschapsbelasting f52.200,en aan inkomstenbe
lasting f48.056,is in totaal f 100.256,
Indien alleen inkomstenbelasting over f 150.000,
verschuldigd was geweest zou de totale belasting heb
ben bedragen f 85.199,
JN het voorgaande is er van uitgegaan dat alle
beschikbare winst werd uitgekeerd. Dit kan
natuurlijk niet en mag uit een fiscaal oogpunt niet.
Indien de winst in de vennootschap blijft en boven het
salaris geen uitkeringen worden gedaan is de situatie
voordeliger. In de praktijk blijkt dit echter dikwijls
niet mogelijk. Uitkeringen uit de winst dus boven de
salarissen, worden dan dubbel belast, eerst met ven
nootschapsbelasting en daarna met inkomstenbelas-
ting.
Indien alle winsten binnen de vennootschap blijven
is een voordeel mogelijk omdat de winst op aandelen
tot een familiebezit behorend, bij overdracht van deze
aandelen, wordt belast met 20%. Een dergelijk bezit
noemt men een aanmerkelijk belang.
Over de dubbele belasting zijn dikke boeken ge
schreven, deze zijn onderwerp geweest van disserta
ties bij promoties en staan mede door de verscheiden
heid van systemen in de E.E.G. in het middelpunt van
de belangstelling.
Onze conclusie is, dat de naamloze of besloten ven
nootschap slechts in zeer speciale gevallen voor een land
bouwbedrijf aanbevelenswaardig is! PAAUWE.