EN DE LANDBOUWMINISTERS, ZIJ ZWOEGDEN VOORT..ONS COMMENTAAR
officieel orgaan van de maatschappij tot bevordering van landbouw, tuinbouw en veeteelt in zeeland en noord-brabant
In dit nummer o.a.:
Akties over
ruilverkavelingen
Pagina 3
Akkerbouwnieuws
Pagina 5
Kunstmest en milieu
Pagina 6-7
Tuinbouwklanken
Pagina 8
Overpeinzingen bij de
fruitoogst 1972
Pagina 9
Ir. Knottnerus besprak
het landbouwbeleid
Pagina 10
Het oogsten van
snijmais
Pagina 11
Zeeuwse
fokschapendag
Pagina 12
Belangrijke
mededeling over
importrunderen
Pagina 14
De oogst van het winterfruit is in volle gang. De pluk wordt tot nu toe begunstigd door zeer fraai herfst
weer. Het zonnetje schijnt om de fruittelers zowel letterlijk als figuurlijk, want weliswaar valt de kg-opbrengst
sterk tegen, doch dit wordt althans bij de appels ruimschoots goed gemaakt door het aantrekkelijke prijspeil.
zlm
VRIJDAG 13 OKTOBER 1972
60e Jaargang - No. 3152
land
en tuinbouwblad
Met deze variant op het bekende gezegde van de
boer die voortploegde zouden wij de opeenvolgende
zittingen van de Raad van Landbouwministers in Brus
sel kunnen typeren. Waar in de landbouw vaak vele
extra uren gewerkt moet worden zonder dat daar al
tijd een redelijke beloning tegenover staat, lijken de
landbouwministers wat dat betreft solidair met hun
boeren te zijn. Immers afgemeten aan het aantal ver
gaderuren in Brussel is het resultaat vaak bijzonder
teleurstellend.
En als er dan al eens resultaat wordt geboekt, is
de landbouw in de verschillende lidstaten daar lang
niet altijd gelukkig mee. Daarvoor zijn de besluiten
te vaak het compromis tussen een aantal tegenge
stelde belangen of opvattingen en sluiten dan bij
lange na niet bij de werkelijkheid aan.
Daarbij willen wij geenszins de indruk wekken de
problemen, waarvoor men zich in Brussel gesteld ziet,
te onderschatten. Er bestaan nu eenmaal enorme ver
schillen in levenswijze en produktieömstandigheden
binnen de E.E.G. En natuurlijk heeft de landbouw de
belangrijke plaats die zij nog steeds in onze maat
schappij inneemt voor een belangrijk deel aan de
E.E.G. te danken.
Toch dachten wij dat, wil er in de toekomst van
een werkelijk Europees landbouwbeleid sprake zijn,
er nog aan een aantal voorwaarden voldaan moet wor
den. Zo zal mijns inziens de ministerraad uiteindelijk
moeten afstappen van het nemen van voornamelijk
(politieke) compromisbesluiten. Het beleid zal veel
meer gericht moeten zijn op de concrete met cijfers
en gegevens omschreven, situatie. Dus geen politieke
maar rekenkundige prijzen. Daarbij dient dan de
Brusselse struktuur- en prijzenpolitiek er op gericht
te zijn dat de produktie in eerste aanleg wordt gesti
muleerd in die gebieden waar ze het beste thuishoort.
Natuurlijk voor zover dit mogelijk is; het Nederland
se bouwplan kan nu eenmaal niet zonder granen en
de totale Franse behoefte aan verse consumptiemelk
kan onmogelijk vanuit Nederland worden aangevoerd.
Wij dachten dat de landbouw belang heeft bij een
pakket doelgerichte besluiten, waarbij niet ieder be
sluit op zich een compromis inhoudt, maar waarbij in
het totaal van besluiten iedere lidstaat aan zijn trek
ken komt.
Terugkerend tot de hedendaagse werkelijkheid wil
len wij bij een tweetal recente Brusselse gebeurte
nissen stilstaan en wel de vergadering van E.E.G.-
landbouwministers van 2 en 3 oktober j.l. en het jaar
lijks rapport over de situatie van de landbouw in de
Gemeenschap dat één dezer dagen door de Com
missie aan de Ministerraad werd aangeboden.
NOG GEEN NIEUWE PRIJSVOORSTELLEN
Dit laatste rapport kwam in voorgaande jaren mees
tal enige maanden eerder klaar en werd dan verge
zeld van de nieuwe prijsvoorstellen voor de land
bouw van de Europese Commissie.
Dti jaar heeft de Commissie evenwel gemeend de
besturingen over de nieuwe prijsvoorstellen te"moe
ten overlaten aan de nieuwe, uitgebreide commissie,
die begin 1973 met haar werkzaamheden zal starten.
Waar het er naar uitziet dat deze commissie zeer
veel nieuwe gezichten zal omvatten en het eerst nog
eens zal moeten worden over de onderlinge taakver
deling, vragen wij ons wel af hoe men het wil klaar
spelen om nog tijdig met een pakket nieuwe prijs
maatregelen te komen. Maatregelen die dan tevens
nog de eveneens uitgebreide ministerraad moeten
passeren.
Een fysiek sterke landbouwminister die bestand is
tegen inspannende marathonvergaderingen, zal dan
ook zeker in een nieuw Nederlands kabinet moeten
worden opgenomen. Wat dit aspect betreft mag Lar-
dinois van ons blijven.
Dat nieuwe leer, hogere prijzen voor de landbouw
noodzakelijk zijn, zal zeker niemand ontkennen. Daar
voor is de inflatie het afgelopen jaar te groot geweest
en daarvoor is de achterstand in de landbouwinko
mens nog te opvallend.
Zo men er al in zou slagen dit voorjaar overeen
stemming over de nieuwe prijzen te bereiken; voor
het bereiken van overeenstemming over de wijze
waarop in de toekomst de landbouwprijzen vastge
steld dienen te worden zal de tijd weer wel ontbre
ken. We zullen het dan ook nog wel een tijd met
politieke'' prijzen moeten blijven doen. Het rapport
over de Europese landbouw is dit jaar dan beperkt
tot een statistisch bijzonder waardevol stuk, waarop
wij een volgende keer wat dieper zullen ingaan.
OVER GROENTE- EN FRUITBELEID NOG
GEEN BESLUITEN
Omdat de ministerraad te Brussel nog niet tot be
sluiten kan komen, zal over het groente- en fruitbe-
leid op 30 en 31 oktober a.s. verder gepraat worden.
In grote lijnen was men het er over eens dat bij de
vaststelling van basis- en aankoopprijzen voor de be
langrijkste groente- en fruitsoorten, naast de markt
ontwikkeling ook met het inkomen van de producen
ten rekening gehouden dient te worden. Een mooie
volzin die niets anders betekent dan dat men de re
kenkundige vaststelling der prijzen althans voor een
deel door politiek vastgestelde prijzen wil vervan
gen. Wij zijn daar niet gelukkig mee.
Voorts wérd door de raad in beginsel besloten dat
nieuwe gegadigden nog tot 1 januari 1973 kunnen
verzoeken om voor een rooipremie ten bedrage van
f 2896,/ha in aanmerking te komen. De aangemel
de oppervlakte appels, peren of perziken moet dan
wel voor 1 maart 1973 gerooid zijn.
Minister Lardinois heeft daarbij verklaard aan deze
verruiming slechts te willen meewerken als de moge
lijkheid wordt geschapen dat voor fruitpercelen, die
uit een oogpunt van landschapsbescherming behou
den dienen te worden, deze premie geweigerd kan
worden. Uit een nadere toelichting hebben wij begre
pen dat de minister hier vooral de hoogstamboom-
gaarden in landschappelijk „kwetsbare" gebieden op
het oog heeft.
Wij hebben grote bezwaren tegen deze uitzonde
ring indien daaraan niet een of andere vorm van scha
devergoeding aan betreffende fruittelers wordt ver
bonden. Het is overigens nauwelijks aan te nemen
dat ook de minister van landbouw al landschapsbe
scherming gaat plegen over de ruggen van de boeren.
Wij zien dan ook een aanvullende vergoedingsrege
ling voor deze hoogstamboomgaarden met spanning
tegemoet.
(Zie verder pagina 5).