Het oogsten van snijmais
KORTE WENKEN
11
C.R.A. Tilburg
C PETERS—RIT
Snijmais kan het beste geoogst worden als de kor
rel flink deegrijp is. Ze mogen gerust wat aan de har
de kant zijn als er maar goed kort gehakseld wordt.
Het is niet erg als het blad al wat begint te verdor
ren. Evenals er bij suikerbieten nog laat suikervor
ming plaatsvindt neemt ook de zetmeelwaardeop-
brengst van snijmais na het melkrijpheid-stadium nog
flink toe.
Enkele praktische opmerkingen:
controleer het rijpheids-stadium niet aan de kant
van het perceel. Kantrijen rijpen n.l. wat sneller af.
Laat gezaaide mais heeft wel eens onvoldoende tijd
om flink deegrijp te worden. Als de mais bevriest,
gaat de rijping niet verder door en is het dus zaak
om zo snel mogelijk te oogsten. Staat de mais boven
dien op een wat lager perceel dan kan het wel eens
verstandig zijn om wat eerder te oogsten. Dergelijke
percelen kunnen laat in het jaar soms onberijdbaar
worden.
DE VOORBEREIDINGEN
Er is dit jaar veel meer mais dan vorig jaar. Deze
mais moet in korte tijd worden geoogst. Het is ver
standig om tijdig contact op te nemen met de loon
werker. Beide partijen weten dan waar ze aan toe
zijn. Als niet met een zelfrijdende oogstmachine ge
werkt wordt, moeten vooraf >de kantrijen worden af
gekapt en opzij gelegd. Deze planten kunnen dan la
ter worden verhakseld. Deze kantrijen zijn ook op
een goede manier te verwerken door ze vers aan de
koeien te voeren. In het najaar is het meestal toch
wel gewenst dat het vee wat wordt bijgevoerd met
een zetmeelrijk produkt. Verse mais is hiervoor uit
stekend geschikt en niet duur.
WIJZE VAN OOGSTEN
Het is erg belangrijk dat snijmais fijn gehakseld
wordt. De haksellengte moet zeker niet langer zijn
dan één cm, gemiddeld nog wel wat korter. Vorig
jaar is er in het algemeen nog wat grof gehakseld.
Soms werden er wat messen uitgehaald om pK's te
sparen of wat sneller te kunnen werken. Ook werkte
men wel eens met te botte messen. De meeste machi
nes zijn uitgerust met ingebouwde messenslijper.
Door niet voldoende fijn te hakselen krijgt men een
kuil van een wat minder goede kwaliteit, er blijven
meer voerresten achter en de kans op broeien neemt
toe. Het is ook duidelijk dat bij fijn hakselen de kor
rels beter „geraakt" worden wat nodig is voor de ver
teerbaarheid.
In het algemeen worden veldhakselaars met mais-
voorzetstuk gebruikt of de kleinere aanbouwhakse-
laars. Deze laatste hébben een beperkte capaciteit,
maar werken ook tegen lagere uurtarieven. Alle ma
chines kunnen goed werk leveren. Enkele loonwer
kers hebben grote, zelfrijdende drierijige machines
aangeschaft. Een moeilijkheid hierbij is dat men het
bij deze grote capaciteit aan de kuil moeilijk kan bij
benen.
Mais kan veel ruwvoedeir leveren.
Als er op of vlak bij het perceel wordt ingekuild zijn
twee wagens voldoende. Het beste kan men tweewie
lige zelflossende wagens gebruiken met verdeelwal-
sen. Deze kunnen rijdend over de kuil lossen. Om het
wegwaaien van fijne delen en het wegspringen van
korrels te voorkomen moeten de wagens verkapt zijn
met fijn gaas. Heeft men machines met een capaciteit
van mee? dan 25 are per uur en is er sprake van eni
ge rijafstand dan zijn er meer dan twee wagens no
dig.
HET KUILEN
Voor een normaal gewas snijmais heeft men 70 m3
voerberging nodig. Men kan lengte, breedte en hoogte
regelen naar omstandigheden, b.v. 15 x 5 x 1 m per
ha of 7 x 7 x 1.5 m of 20 x 0.75 m. Is de kuil bestemd
om in de zomer gevoerd te worden als bij voedering,
dan zal het verstandig zijn de kuil niet te breed te
maken. Kan er niet rijdend over de kuil gelost wor
den, dan is het ook mogelijk om met de zelflossende
wagen tegen de kuil te rijden en deze dan leeg te
draaien. Als dan telkens twee wagens naast elkaar
worden gelost, krijgen we de breedte van twee los-
wagens. Het nadeel van deze werkwijze is dat de kuil
niet goed wordt vastgereden en dat de hoop zonder
handwerk niet erg hoog kan worden. Wel krijgen we
hiermede niet veel zand in de kuil. Bij het maken van
rij-kuil kan het vooral bij nat weer nodig zijn dat de
wielen eerst worden schoongemaakt voor men de kuil
oprijdt.
Het afgelopen jaar is het ons opgevallen dat kui
len die goed zijn vastgereden, erg goed houdbaar
zijn, zelfs al was er nauwelijks enig gronddek op de
plastiek. Men moet dan vanaf de eerste wagens met
een traktor, spoor naast spoor, over de kuil blijven
rijden. Voor de veiligheid is het hierbij gewenst dat
er kooiwielen of dübbelluchtwielen worden gebruikt.
Het rijden van de zelflossende wagens over de kuil
gaat beter naarmate de kuil vaster wordt bijgereden.
Met een zelflossende wagen kan men het beste tel
kens eerst over de kanten lossen en daarna in het
midden. Als dit goed gebeurt, is naverdelen niet meer
nodig.
AFDEKKEN
Evenals bij gras gebruikt men hiervoor plastiek van
minstens 0.1 mm dikte en sluit hiermee de hoop
luchtdicht af. De uiteinden worden in de grond ge
graven of geploegd. Zoals gezegd kunnen goed vast-
vastgereden kuilen worden afgedekt met een zeer
dunne grondlaag. Is er niet regelmatig bij gereden
dan is het nodig dat er een zeer dikke laag op komt.
GOED WERK IS NIET DUUR
Het oogsten van snijmais is niet goedkoop. Aan
loonwerkkosten en plastiek is men al vlug zo'n ƒ400
a 500 per ha kwijt. Het is echter belangrijk dat het
goed gebeurt. Een normaal gewas snijmais levert
7.000 kg ZIW op. Er zyn zelfs topobrengsten van tegen
10.000 kg per ha. Bij een ZW prijs van 30 cent per
kg (aardappelen mogen dan 5.5 cent per kg kosten)
komt men gemiddeld tot een voederwaarde-opbrengst
van 2.000,per ha. Als er goed gekuild wordt
is voer van uitstekende kwaliteit verzekerd, terwijl
tevens de houdbaarheid van het voer zeer goed ge
noemd kan worden.
C.A.R. - Zevenbergen
HET BOVENPLOEGEN VAN ZAND en andere dode
grond op kleigrond is een kwalijke zaak. Het geeft bij
veel regen gemakkelijk dichtslaan van de grond. De
meeste gewassen willen hierop slecht groeien. Aard
appelen, mits goed bemest met kali en fosforzuur, kun
nen nog het beste tegen te diep ploegen. Over het al
gemeen kunt U de slechte grond beter onderin laten
zitten en deze zo nodig bij het ploegen losmaken met
een achter de ploeg gemonteerde woeler.
WINTERTARWE BREEDWERPIG ZAAIEN, o.a.
met een centrifugaal- en pendelstrooier vraagt een
extra hoeveelheid zaaizaad van 20 wat per ha 20,
tot 25,bedraagt. Andere nadelen van breedwerpig
zaaien zijn: gemakkelijk strooibanen en een minder
goede zaadplaatsing in de grond. Breedwerpig winter
tarwe zaaien moet dan ook bésiist beperkt blijven tot
die gevallen, waarin zaaien met een zaaimachine heel
moeilijk gaat.
U WEET, DAT HET OP SLEMPGEVOELIGE LICH
TE ZAVEL heel moeilijk is een goed gewas winter
tarwe te telen. Ook zomertarwe brengt hier vaak te
weinig op. Wilt U op lichte zavel wintertarwe zaaien,
doe dit dan niet voor eind oktober. Na het ploegen
mag deze grond niet vóór, maar ook niet na het zaaien
worden geëgd. Hoe meer open de grond ligt, des te min
der gevaar is er voor dichtslempen. Zorg verder voor
een goede ontwatering. Waar zonken voorkomen moe
ten direkt na het zaaien greppels worden gemaakt om
te voorkomen dat er plassen op het land komen te
staan.
OM VAN 1 HA DE BIETEN OP TE SLAAN is een
stortplaats nodig van 30 m2. Het beste hiervoor bevalt
een betonnen plaat, 12 cm dik op een laag zand. Om
het scheuren van de betonnen plaat te voorkomen,
verdient het aanbeveling vakken te maken van 5 bij
4 m. Bij een wat slappe ondergrond moet de beton be
wapend worden met een krimpnet, maaswijdte 20 bij
20 cm of 15 bij 15 cm. Om breuk onder zware belasting
te voorkomen, moet het krimpnet onder in de beton
komen te liggen.
OP VEEL BOUWLAND zit juist onder de bouwvoor
een ploegzool van ongeveer 10 cm dikte, die vooral op
lichte klei de waterdoorlaat doet stagneren. Het bre
ken van deze verdichte grondlaag is heel goed moge
lijk met een woeler achter de ploeg. Dieper woelen
dan 10 cm heeft meestal geen zin. Het woelen mag al
leen gebeuren wanneer de ondergrond voldoende
droog is. Bij woelen onder natte omstandigheden wordt
de ondergrond te veel dichtgesmeerd.
VEEHOUDERIJ
PAS GEBOREN KALVEREN moeten in een zinde
lijke en frisse stal worden gebracht. Plaats ze niet
direkt in een hok bij andere kalveren, want het pas
geboren dier is gevoelig voor bacteriën. Geef het kalf
zo spoedig mogelijk biest om de weerstand op te wek
ken. Bedenk wel dat een kalf vaak meer waard is dan
U per week verdient.
EEN KALVERSTAL MOET LUCHTIG ZIJN en
goed geventileerd. Veelal worden kalveren nog in een
hoek of allerlei hokken ondergebracht, waardoor de
verzorging veel tijd en moeite vraagt. Een goede stal
ling bevordert de gezondheid en de arbeid wordt tot
een minimum teruggebracht.
EEN FLINK AANTAL VOORDROOGKUILEN is
alleen afgedekt met plastik. Controleer deze regelma
tig op scheurtjes en gaten. Door kapotte plastik loopt
het regenwater in de kuil waardoor het voer gaat
broeien en schimmelen. Daardoor zijn vorig jaar
vrachten voer verloren gegaan. Gaten en scheuren
moet U dicht plakken.
NIEUWE PRIJSREGELING AARDGAS VOOR
DE TUINBOUW
Het Landbouwschap en de NV Nederlandse Gas
unie hebben overeenstemming bereikt over een nieu
we prijsregeling voor aardgas in de tuinbouw. Basis
voor de prijsstelling van het aardgas blijft de prijs
van olie. In het nieuwe systeem wordt de gemiddelde
olieprijs voor grote verbruikers in de tuinbouw elk
kwartaal vooraf berekend. Periodiek zal ook weer
een maximum- en een minimumprijs worden vastge
steld. Thans heeft de tuinder vóór het begin van het
teeltseizoen zekerheid omtrent de prijs van het gas
en zijn grote prijsschommelingen vermeden. De nieu
we regeling geldt voor twee jaar.
KUNSTMEST EN MILIEU
PROEFBOERDERIJ „DE OLDE WEIJE"
(Vervolg van. pag. 7)
In april 1972 werd de beluchter in werking gesteldi.
Sindsdien is een aantal monsters genomen van gier, in
fluent (vloeistof die in de beluchtingssilo wordt gepompt)
en effluent (vloeistof die wordt afgevoerd naar de sloot).
De uitslagen van dit onderzoek zijn als volgt:
20 mei
COD (mg/1)
BOD5 (mg/1)
PH
ds (g/1)
as
gier
29.580
15.130
8,8
41,0
21
influent effluent
9.225
8,7
19,3
30
1.748
160
8,5
4,5
38,8
13.560
10.085
2.487
5.720
5.640
123
9,2
8,6
7,6
14,6
13,0
8,8
29,1
30,1
33,4
30 juli
COD (mg/1)
BOD5 (mg/1)
PH
ds <g/l)
as
Het blijkt dat het BOD5-cijfer, dat wil zeggen de hoe
veelheid zuurstof die nodig is om die organische stof af
te breken, aanzienlijk verlaagd, is en de afbraak dus goed
functioneert. Toch liggen de BOD5-cijfers nog boven de
grens van 25 mg/1, die als eis gesteld wordt door het
Waterschap. Het effluent wordt daarom via een drain
naar een drainsloot geleid en daar zodanig verdund) dat
het op het lozingspunt wel aan de gestelde eis van een
BOD5-cijfer-lager-dan-25 voldoet.