Commissie Bedrijfsontwikkeling jen Agrarische Voorlichting Stand van de uien De oogst van snijmais 12 VOORZITTER LAKHORST: DOOR OVERLEG KOMEN WIJ HET VERST Je kunt op twee manieren prolberen je zin te kra gen: door harde akties of door overleg. Maar beide gelijktijdig gaat niet. Ik ben ervan overtuigd, dat wij door overleg het verst komen." Dat zegt de heer W. J. Lokhorst, voorzitter van de Landbouwschaps commissie met de lange naam „bedrijfsontwikkeling en agrarische voorlichting." De heer Lokhorst ver vult vele bestuursfuncties in landbouworganisaties en coöperaties en is boer op een gemengd bedrijf met akkerbouw en veehouderij. Wij vroegen hem naar de taken Van de commissie en haar manier van wer ken. En daarover pratend, werd 'herhaalde malen het structuurbeleid aan de orde gesteld. Want een van de belangrijkste zaken waar de commissie zich op «het ogenblik mee bezig houdt, is het uitstippelen van het rentesubsidiébeleid. In de volgende Landbouw schapsrubriek komen wij daar op terug, want het lijkt ons verstandig u eerst wat over de commissie Bedrijfsontwikkeling en agrarische voorlichting te vertellen. PERSONELE UNIE -De commissie is een nog vrij jonge loot aan de Landbouwschapsboom. De instelling ervan vloeide voort uit de „liefdesverklaring" van 1967.. De in het Landbouwschap samenwerkende organisaties maak ten toen de afspraak het Landbouwschap te verster ken als centraal orgaan van onderling overleg en sa menwerking. Zoals ieder orgaan van het Landbouw schap iheeft ook deze commissie tot taak het dagelijks bestuur en bestuur te adviseren. Daarnaast heeft de commissie tot taak het standpunt van het landbouw bedrijfsleven uit te dragen in de Landelijke Raad voor Bedrijfsontwikkeling en in het bestuur van het Ontwikkelings- en Saneringsfonds voor de landbouw. In deze twee belangrijke beleidsorganen in de land en tuinbouw hebben vertegenwoordigers van over heid en bedrijfsleven zitting. De vertegenwoordigers van het bedrijfsleven zijn voor het merendeel lid van de Landbouwschapscommissie. Zö is als het ware een personele unie ontstaan, waardoor een snelle besluitvorming mogelijk is. Bij het uitwerken van de Brusselse structuurvoorstellen voor ons land is dat bijzonder waardevol gebleken. OVERHEID FOURNEERT DE MIDDELEN Wij vroegen de heer Lokhorst of door de zeer nau we samenwerking met de overheid het landbouwbe drijfsleven zich bij voonbaat niet teveel door de overheid laat beïnvloeden. „In het overleg heb je te maken met een overheidsstandpunt. Met sterke ar gumenten kun je proberen daar' een wijziging of verbetering in te brengen. Maar wij moeten goed in de gaten houden, dat de minister uiteindelijk de beslissing neemt over wat er gaat gebeuren. En bo vendien, de overheid fourneert ook de middelen, het geen een aspect is dat wij niet moeten vergeten", zo zei hij. De taak „bedrijfsontwikkeling" wordt door de com missie ruimer opgevat dan alléén rentesubsidies en sanering. Ook omtrent de afzet van bepaalde produk- ten heeft de commissie ideeën gelanceerd. Zo ver scheen enige tijd geleden een rapport over de afzet- structuur van aardappelen. „Uitgangspunt daarbij is", aldus de heer Lokhorst, „dat door een zo gunstig mogelijk laten verlopen Van de afzet impulsen gege ven worden aan de producenten. De overheid zou dit met financiële injecties kunnen steunen." Op onze vraag of de afzetproblemen niet beter behandeld kunnen worden door de betreffende sectoren in het Landbouwschap in dit geval de hoofdafdeling Ak kerbouw luidt het antwoord: „Er is een zeer nauwe en intensieve samenwerking met de hoofdaf delingen en andere organen van 't Landbouwschap. Dat onze commissie bij de verbetering van afzetstruc- turen betrokken is, vloeit voort uit de mogelijkheid, dat de overheid bepaalde initiatieven financieel zou kunnen steunen. En waar nu een 'bepaald rapport tot stand komt is helemaal niet belangrijk. Hoofdzaak is, dat daarmee gewerkt kan worden!" KNOOPPUNT Uit het voorgaande is al duidelijk geworden, dat de commissie een voorpost is naar de overheid toe en nauwe contacten daarmee onderhoudt. De commis sie is ook als het ware een knooppunt, waar de op vattingen in de verschillende sectoren van land- en tuinbouw samenkomen. „Onze taak is die opvattin gen te kennen en anderzijds de zaken toch zodanig samen te bundelen, dat uiteindelijk een uniform be leid te voeren is", zegt de heer Lokhorst. Naast de bedrijfsontwikkeling houdt de commissie zich met de agrarische voorlichting bezig. Ook hier is de commissie een knooppunt waar vele meningen elkaar ontmoeten. Met de voorlichting naar boeren, tuinders en hun medewerkers toe, houden vele orga nisaties zich bezig. De landbouworganisaties hebben destijds een belangrijke voorlichtingstaak op zich ge nomen, mede op aandrang van de overheid, die deze voorlichting ook financieel is gaan steunen. 'Deze financiële steun dreigt nu voor een deel weg te val len en dat is zeer te betreuren. Immers in de land bouw zijn wij druk bezig met een aanpassing aan de ontwikkelingen en met modernisering. Dat vraagt een zware mentale aanpassing, waar vooral de agra- risch-sociale voorlichters enorm veel aan gedaan héb ben. "Maar hun taak is nog niet klaar", aldus de heer Lokhorst. Hij ziet zowel voor overheid als. voor de organisaties nog een grote taak wat de voorlichting betreft! Ondertussen probeert de commissie het voor lichtingsbeleid zo goed mogelijk te bundelen. Be drijfsontwikkeling en voorlichting gaan daarbij hand in hand. B. A. BOKMA. (Vervolg van pagina 7) Duitsland waren tot heden gering. Gelet op de prijs stelling van gerst ten opzichte van andere vervangbare produkten is het te verwachten dat de mengvoeder industrie ook dit seizoen slechts beperkte hoeveelhe den gerst uit de markt zal nemen. ROGGE EN HAVER Men verwacht voor rogge weinig gunstige afzet mogelijkheden, vooral door de doorgaans slecht te noemen bak-kwaliteit. Voor loco-haver deden zich in het binnenland en ook in Duitsland enige afzet mogelijkheden voor. Voor levering op termijn be- stond nauwelijks belangstelling. Door ontbreken van afzetmogelijkheden van ontpun- te haver naar derde landen toonden ook de expor teurs nauwelijks belangstelling. GROENE ERWTEN Van oogst 1972 mag een totale produktie van 5 6000 ton groene erwten worden verwacht, wat nog niet toereikend is voor de binnenlandse behoefte. Deze bedraagt namelijk 8 a 9000 ton, terwijl de uit voer de laatste jaren gemiddeld 23.000 ton heeft bedragen. In hoeverre dit van invloed zal zijn op de prijzen is moeilijk te voorzien. De voorraden van de oude oogst, zowel inlandse als geïmporteerde erwten, zijn omvangrijk. De afgelopen jaren zijn uit Frank rijk belangrijke hoeveelheden erwten ingevoerd. De laatste berichten wijzen evenwel op een be langrijke inkrimping van het Franse areaal, terwijl ook daar de opbrengsten en de kwaliteit slecht zou den zijn. Ook de produktie van schokkers is dit jaar lager dan de gemiddelde export gedurende de laat ste twee jaar. In Engeland zou de oogst aanmerkelijk gunstiger zijn. De vooruitzichten voor capucijners zijn aanzienlijk gunstiger dan van groene erwten. Het areaal bruine bonen is uitgebreid. Men verwacht een produktie van 11 a 12.000 ton bij een binnenlandse behoefte van ongeveer 5500 ton. In 1971/'72 werden ongeveer 3500 ton en in 1970/'71 ongeveer 5000 ton uitgevoerd. ZADEN Voor karwijzaad wordt een produktie verwacht van 2750 ton. Bij de overgang van het oude naar het nieu we seizoen bedroeg de voorraad karwijzaad slechts enkele honderden tons. In augustus deden zich voor karwijzaad goede afzetmogelijkheden voor naar der de landen. Uit de Oostblok was geen concurerend aanbod. Het areaal karwijzaad is aanzienlijk uitge breid. Men noemt echter de afzetmogelijkheden op de wereldmarkt klein. De produktie van koolzaad is in 1972 met 11.000 ton gestegen tot 43.900 ton. Er was een goede belangstelling van de zijde van de olie-industrie, ook al waren de betaalde prijzen nau welijks hoger dan de interventieprijs. v. d. W. De oogst van de vroege zaai-uien geeft na droging een opbrengst van 3040 ton per ha. De afsterving van het loof van de bewaaruien verloopt op vele per celen in 'n te snel tempo. De uien zullen hierdoor aan merkelijk vroeger geoogst moeten worden dan aan vankelijk werd verondersteld. In het algemeen wor den dan ook geen hoge opbrengsten verwacht. Afhankelijk van de mate van afrijping op het tijd stip van oogsten varieerde de opbrengst van plantuien tweede jaars van 2540 ton per ha. Gemiddeld over de gehele oogstperiode wordt de opbrengst van het afgestaarte en niet gedroogde produkt geschat op 32 ton/ha. Rekening houdend met vochtverliezen als ge volg van het kunstmatig drogen en uitval door bescha digingen kan dan de opbrengst aan leverbare uien ge steld worden op gemiddeld 28 ton per ha. De opbrengst van zilveruien wordt geschat op gemiddeld 28 ton veldgewas produkt per ha De gemiddelde opbrengst verwachting per 25 augustus 1972 is voor 2e jaars plantuien 330 kg per are, voor zilveruien 240 kg per are en voor zaai-uien 350 kg per are. (Vervolg van vorige pag.) ORGANISATIE VAN DE OOGST UOOR het bereiken van een maximale capaciteit moeten de aan- en afvoer op elkaar zijn afge stemd. Bij rijdend lossen over de kuil zijn tweewie lige loswagens met verdeelwalsen en een kap van fijn gaas bij uitstek geschikt. Bij hakseiaars met een grote capaciteit moet het aanrijden tijdens het lossen doorgaan; daarom moet de kuil minstens 6 m breed zijn. Het aanrijden kan het beste door een loonwerker wor den uitgevoerd met een verzwaarde trekker op dub bele wielen, voorzien van een veiligheidsframe of -cabine. Een hydraulische oppikhaak is onmisbaar voor snel en veilig aan- en afkoppelen van de wagen aan de hakselaar en aan de trekker. Een ervaren Chauffeur kan in V2minuut de wagens achter de hakselaar verwisselen, terwijl hij op de trekker blijft zitten. Met de wagen naast de hakselaar rijden vraagt een man en een trekker extra (ca. ƒ20,per uur). De besparing aan tijd die het naastrijden bij het wis selen van de wagens oplevert, bedraagt ca. 0,6 min. per wagen. Bij 15 wagens per ha is dat 9 min. per ha. De rysnelheid van de hakselaar zal met een naast- rijdende wiagen dus ihoger moeten liggen dan met een aangekoppelde wagen om de extra man en trekker verantwoord te doen zijn. Voor het lossen in een bla zer of op een transporteur,, bijvoorbeeld voor een torensilo, zijn loswagens met dwarsafvoer aan te be velen. Tot dusver is in ons land bij het lossen in een blazer geen capaciteit hoger dan 15 ton per uur be reikt. Een grote zelfrijder heeft de dubbele oogstcapaci- teit. VOORBEELD IIET volgende voorbeeld geeft aan het aantal wa- gens dat nodig is om de capaciteit van de hakse laar en de afvoer van het produkt op elkaar af te stemmen. Uitgangspuntenopbrengst per ha 52,5 ton inhoud wagen 3% ton per ha 15 wagens transportsnelheid 10 km per uur u P S nc Tg** ü-E 2*^2 .2* v ia "o 2.2 Aantal wagens nodig bij transportafstanden van gUU.SSOOm 1000 m 2000 m 1 2 3 4 3 2 16 12 8 4 4 4 2 2 2 a 3 2 3 3 l 4 3 4 k 5 Er zijn minder wagens nodig naarmate er: meer tijd nodig is om een wagen te vullen minder tijd nodig is voor het transport minder tijd nodig is voor het lossen BEWARING VOOR een goede bewaring moet het voer lucht- en waterdicht worden afgesloten. Voor dit doel kan plastic (polyethyleen van 0,15 mm dikte) en 2030 cm grond worden gebruikt. Het verdient aanbeveling het plastic rondom de kuil ca. 20 cm diep in te gra ven. Voor een ha snijmais is ongeveer 70 m3 berg ruimte nodig. Bij een gemiddelde hoogte van 1 m en een breedte van 6 a 7 m moet de lengte respectieve lijk 12 of 10 m zijn.

Krantenbank Zeeland

Zeeuwsch landbouwblad ... ZLM land- en tuinbouwblad | 1972 | | pagina 12