Diverse aspecten van de koolzaadteelt Koolzaad És een zware concurrent van de bieten. Bedenk dat vóór dit jaar koolzaad gaat zaaien. Akkerbouw nieuws BIJ de teelt van snijmais is het op de juiste tijdi oog-; sten en tot kuilvoer verwerken van bijzonder groot belang. Voor het verkrijgen van een silage van goede kwaliteit moet het gewas oogstrijp zijn waarbij het drogestofgehalte bij voorkeur 28 a 30 in elk geval niet lager dan ca. 25 Het ideale tijdstip van oogsten is echter moeilijk vast te stellen. Volgens de „nagelproef' is dat wanneer de duimnagel bij het aandrukken van de zaden van de kolf niet meer in de korrel kan doordrin gen. Een weinig nauwkeurige methode en met recht een „schatting-over-de-duim". Het juni-nummer van „Kali" vermeldt in dit verband bijzonderheden over de veelbe lovende resultaten van onderzoek in Noord-Frankrijk (Lille), waarbij men zioh richt op de norm dat snijmais oogstrijp is wanneer het drogestofgewicht van de kolf 60 of meer van het drogestofgewicht van de gehele plant uitmaakt (volgens ir. Becker voor ons landi „kolf- gewicht 50 ofmeer van het totale gewicht van de plant). Aan de hand! van het desbetreffende praktijkon derzoek heeft men nu op basis daarvan een methode ont wikkeld die het in principe mogelijk maakt dat de mais- kleur zelf met vrij grote nauwkeurigheid de oogstrijpheid van zijn gewas kan vaststellen, indien hij over redelijk nauwkeurig weegapparatuur beschikt. H" dient dan als volgt te werk te gaan. Van het te beoordelen perceel worden, op enkele verspreid liggende plaatsen in het gewas, telkens van één strek kende meter de planten bij de grond afgesneden. Deze planten worden vervolgens bijeengevoegd en in twee por ties gewogen: (1) de gehele planten en (2) de kolven afzonderlijk. C. J. GOVERS. Koolzaad is een van de weinige gewassen waarvan de teelt vrijwel een vol jaar duurt. Bezien we dit jaar de oogst van koolzaad dan kunnen we konstateren dat deze half augustus nog maar amper voorbij was en dat de koolzaadteler om die tijd ook al weer aan de zaai toe is. Het is wel een gewas dat weinig arbeid vraagt maar de teelt ervan duurt lang. Omdat met name in Zeeuwsch- Vlaanderen de koolzaadteelt de laatste jaren sterk is uitgebreid en dit voor verschillende telers op den duur tot schadelijke gevolgen zal leiden, lijkt het nuttig om aan ,4e vooravond van de uitzaai" hiervan enkele facetten aan de orde te stellen. BETEELDE OPPERVLAKTE Sinds 1966 is de teelt vooral in Zeeuwsch-Vlaande- ren weer snel in beteneis toegenomen. In dat jaar wer den reeds enkele percelen koolzaad geteeld. In 1968 afgelopen jaar bedroeg de oppervlakte zelfs 3029 ha voor Zeeland, waarvan 1729 ha in West Zeeuwsch- Vlaanderen 9 van de oppervlakte) en 985 ha in Oost Zeeuwsch-Vlaanderen (±4% v. d. opp.). Tellen we hierbij de oppervlakte bieten, die uitge drukt in procenten voor West Zeeuwsch-Vlaanderen meer dan 20 en voor Oost Zeeuwsch-Vlaanderen 19 uitmaken, dan wordt het percentage koolzaad en sui kerbieten voor West Zeeuwsch-Vlaanderen ongeveer 30 en voor Oost Zeeuwsch-Vlaanderen ongeveer 25. Deze optelsom is per gebied maar ook per bedrijf op zijn plaats, aangezien koolzaad en suikerbieten beiden waardplanten zijn van het bietencystenaaltje en daarom elkaar in de vruchtwisseling in de weg kunnen staan. Bij de suikerbieten is het bietencystenaaltje een ziekte die, wanneer de grond daarmee is besmet, af hankelijk van de besmettingsgraad tot meer of min der ernstige opbrengstdepressies kan leiden. Vooral op de lichtere gronden kunnen deze wel tot 30 be dragen. Bovendien zorgt een aangetast gewas voor een nog verdere vermeerdering van het cystenaaltje in de grond. Een dergelijke situatie was tot nu toe slechts te voorkomen door een zeer ruime vruchtwisseling van bieten en aanverwante gewassen als koolzaad, raap zaad, spinazie (zaad) enz. bijv. voor zwaardere gronden 1 x in de 4 a 5 jaar en voor de lichtere gron den een nog wat grotere marge. Koolzaad zelf onder vindt hiervan geen schade. Reeds zijn er chemische middelen die ofwel de cysten in de grond doden of zorgen dat geen noe menswaardige schade optreedt. Aan beide methoden kleven echter nogal wat bezwaren, o.a. de hoge kos ten. We zijn in sommige streken en vooral met name op sommige bedrijven met dit probleem aan of zelfs over de rode streep. Niet zelden teelt men de maxi male oppervlakte suikerbieten en komt daarnaast nog veel koolzaad voor. We zagen bedrijven met 3050 van hun areaal met deze gewassen. Behalve dat koolzaad bij een in tensieve teelt tot intensieve insektenbestrijding noopt, kwam in Zeeland reeds 269 ha koolzaad voor, waar van 221 ha in Zeeuwsch-Vlaanderen (vnl. in 't Wes ten). In 1971 was dit reeds opgelopen tot 1409 ha, waarvan 1350 ha in Zeeuwsch-Vlaanderen. En in het gepaard gaande met hoge kosten, blokkeert men (op lange termijn bezien) de mogelijkheid om bieten te blijven telen. De teelt van suikerbieten wordt minder rendabel HOE IS OPSLAG KOOLZAAD TE VOORKOMEN De oppervlakte koolzaad is in 1972 groter dan in voor gaande jaren. Meer nog dan anders moeten we ons de vraag stellen hoe we opslag koolzaad kunnen voorkomen. Elk jaar komt het voor dat door telers extra kosten moe ten worden gemaakt om opslag koolzaad te verwijderen uit gewassen waarin ze niet met chemische middelen is te bestrijden. Zelfs na twee of meer jaren kan men hin der ondervinden van dit lastige „onkruid". De meeste opslag kan worden verwacht als het tijdens en na de oogst droog is en de boer vrij snel na het dorsen gaat stoppelen. Met die moderne grondbewerkingswerktuigen wordt tegenwoordig dieper gestoppeld dan vroeger. Is het zaad vrij diep ondergeploegd, dan kiemt het niet direct maar blijft in de grond wel één of meer jaren kiemkrachtig. Het is begrijpelijk dat na de oogst snel met ploegen wordt begonnen omdat de vroege oogst van koolzaad een unieke gelegenheid biedt om het perceel eens een flinke opknapbeurt te geven. Hierbij moet echter wel worden bedacht dat schade door opslag vele malen groter kan zijn dan het voordeel van een snelle grond bewerking. Opslag koolzaad kan op eenvoudige wijze worden voorkomen. Het is voldoende bekend dat koolzaad onder vochtige omstandigheden snel gaat kiemen. Na de oogst zal zolang met ploegen moeten worden gewacht, totdat al het zaad is gekiemd. Om het kiemen van het zaad te bevorderen, is het raadzaam om het land te slepen met omgekeerde eggen om eventueel overgebleven, gevulde hauwtjes stuk te wrijven. Nadat al het zaad is gekiemd, kan met ploegen worden begonnen. Bij afwezigheid van wortelonkruiden is de noodzaak van het ploegen minder groot en kan worden overwogen om direct na het kiemen van het zaad een paar baal stikstof te geven om de opslag te benutten als een groen- bemester. Overtuig u ervan dat al het zaad is gekiemd alvorens u gaat ploegen! Aldus het advies in het Groninger Landbouwblad van H. ten Boer, van het Consulentschap voor de Akkerbouw te Groningen. AARDAPPELTELERS OPGELET De al enkele jaren aangekondigde nieuwe teelt voorschriften voor aardappelen worden in 1973 van kracht. Met ingang van dat jaar kunnen de gewone, voor aardappelmoeheid vatbare aardappelrassen al leen nog geteeld worden op# plaatsen waarop: a. in 1970, 1971 en 1972 geen aardappelen stonden, of b. voor het laatst in 1970 vatbare aardappelen zijn geteeld en daarna een grondontsmetting is uitge voerd en opgegeven bij de Plantenziektenkundige Dienst, of c. voor het laatst in 1970 een aardappelmoeheids- resistent aardappelras werd geteeld, of d. voor het laatst in 1971 een aardappelmoeheids- resistent aardappelras werd geteeld en vóór of na dat gewas een grondontsmetting werd uitgevoerd WANNEER IS SNIJMAIS OOGSTRIJP Na het noteren van beide gewichten kan het kolfge- wicht gemakkelijk in procenten van het gewicht van de ofwel als gevolg van lagere kg-opbrengst ofwel als gevolg van dure chemische maatregelen. Met de komst van de mechanische bieten verzorging is dit een arbeidsextensieve teelt geworden. Alhoewel de kosten van dit gewas hiermede zijn gestegen, blijkt dit gewas bij normale opbrengsten goede tot zeer goede saldi te kunnen opleveren. Zeker in vergelij king tot de meeste andere gewassen. Gebleken is dan ook reeds lang dat dit gewas op een akkerbouwbe drijf niet meer gemist kan worden aangezien het een vaste en niet-onbelangrijke inkomstenpijler is. Een gewas als koolzaad met gemiddeld een lager saldo, zeker wanneer in volgende jaren de infektiedruk van insekten toe zal nemen, mag de bietenteelt dus niet in de weg staan! en opgegeven bij de Plantenziektenkundige Dienst. In 1973 kan een aardappelmoeheidsresistent aard appelras worden verbouwd op plaatsen waarop: a. in 1971 en 1972 geen aardappelen stonden, of b. voor het laatst in 1971 een voor aardappelmoeheid vatbaar aardappelras werd geteeld en vóór of na dat gewas een grondontsmetting werd uitgevoerd en opgegeven bij de Plantenziektenkundige Dienst. (Het bovenstaande geldt niet voor percelen dei met aardappelmoeheid zijn besmet en ook niet voor volks- en particuliere tuinen. Voor deze laatste blijft de oude regeling voorlopig van kracht: hoogstens 1/3 deel van de tuin beplanten en ieder jaar op een ander 1 /3 deel.) Nadere inlichtingen kunen worden verkregen bij de Plantenziektenkundige Dienst of de Landbouwvoor lichting. Aldus de P.D. en het R.L.C. voor Planten ziekten te Wageningen. gehele planten worden uitgedrukt: „een kind kan de was doen". Voor een juiste beoordelingsmogelijkheidi is er echter aan de uitvoering van deze methode één belangrijke voor waarde verbonden: de bemonstering van het gewas moet beslist niet geschieden kort nadat het heeft geregend en de planten nog nat zijn. Omdat blad en stengel een groter oppervlak hebben dan de kolf, zullen eerstgenoemde delen relatief grotere hoeveelheden geabsorbeerd en aan hangend water vasthouden dian de kolven. Dit zou ertoe leiden, dat voor het kolfgewicht een lager aandeel in het gewicht van de plant zou worden bepaald, dan in werke lijkheid aanwezig is bij een droog of nagenoeg droog gewas. QE Redactie van „Kali" legde aan de maisdeskundïge ir. Becker de vraag voor of deze methode iets voor de telers van snijmais in ons landi zou zijn. Deze wees er in zijn commentaar o.m. op dat het kolfpercen- tage niet alleen bepaald wordt door de rijpheidstoestand van het gewas maar tevens sterk afhankelijk is van ras, aantal planten/ha, bemesting en groeiomstandigheden. Hij noemde de onethode vrij omslachtig en weinig voor delen biedend boven de eenvoudige „duimnagel"-metho- de. Belangrijker is naar zijn mening een eenvoudige en redelijk betrouwbare methode voor het vaststellen van de geoogste zetmeelwaarde-opbrengst t.b.v. de handel in en de contractteelt van snijmais. Een dergelijke methode is onlangs gepubliceerd. (De waardering van snijmais voor contractteelt Proefst. v. d. Akkerbouw ir. W. R. Becker Wageningen - 1972). Gezien de veeljarige ervaring in Frankrijk met de teelt en gebruik van voedermais kan „een kijkje-over-de- gréns", naar de mening van „Kali", nooit kwaad!

Krantenbank Zeeland

Zeeuwsch landbouwblad ... ZLM land- en tuinbouwblad | 1972 | | pagina 10