Ervaringen
met nieuwe bedrijfssystemen
in de
rundveehouderij
Melkbaarheidsonderzoek
het blijkt dat op bedrijven met gedeeltelijke zomerstalvoedering (groep 2) veel
koeien op de huiskavel worden gehouden; 8 stuks is goed mogelijk. Hierbij
KORTE WEMKEN
T. H. ROZENDAAL,
CA.R. - Zevenbergen.
De praktische boer is vindingrijk, nieuwe metho
den en bedrijfssystemen worden uitgedacht. De
vooruitstrevende boer gaat deze toepassen in zijn
bedrijf. De vooruitgang in de technische ontwik
keling heeft nieuwe mogelijkheden gebracht. Hier
over meer in de volgende bijdrage.
WAAROM NIEUWE BEDRIJFSSYSTEMEN?
£EN bedrijf met een flinke oppervlakte grasland aan de bedrijfsgebouwen kenx
weinig problemen. De moeilijkheden liggen vooral op bedrijven waar een kleine
oppervlakte grond voor de melkkoeien bereikbaar is; de rest kan slechts gebruikt
worden voor jongvee of maaien.
Op andere bedrijven is de oppervlakte grond b.v. slechts 15 ha terwijl de boer dan
toch een stal voor 50—60 koeien bouwt. Diverse aanpassingen zoals gehele of gedeel
telijke zomerstalvoedering met vers gras, 's nachts opstallen, bijvoedering met veel
ruwvoer en krachtvoer in die zomer, beregening of aankoop van ruwvoer zijn dan
noodzakelijk.
DE RESULTATEN IN DE ZOMERPERIODE
£EN belangrijke vraag is of deze systemen het gewenste resultaat hebben gege
ven. Op een aantal bedrijven is een onderzoek ingesteld naar veebezetting.
melkproduktie, bijvoedering met krachtvoer en ruwvoer en de opbrengst min voer
kosten per ha.
Vooral in de zomerperiode wordt veel krachtvoer bijgevoerd en op de bedrijven
met een zware veebezetting ook ruwvoer. Dit blijkt uit onderstaande tabel.
De melkproduktie bleek op alle bedrijven goed tot hoog. Tussen de groepen is geen
duidelijk verschil in de melkproduktie per, dag. Met zomerstalvoedering wordt het
zelfde resultaat behaald als met weidegang. Wel is de krachtvoergift bij zomerstal
voedering 1V/z kg per dag hoger dan op de andere bedrijven.
De bed/rijven met weidegang voeren daarentegen meer zetmeelwaaxde bij, vooral
als gevolg van de zware veebezetting, zodat de totaal bijvoedering, uitgedrukt in kg
Z.W. per koe per dag, minstens zo hoog is.
HOEVEEL KOEIEN PER HA BEWEIDEN?
FOKKERIJ INFORMATIE
I. HAMMING
Specialijfc veefokkerij
CAJEt. - Goes
HOE HOGER HOE BETER
Het melkbaarheidsonderzoek geeft een belangrijke informatie aan de vee
houders
DU lang niet alle eigenschappen is hoger ook beter. Melkbaarheid is duide-
lijk een eigenschap met een optimum. Dat -betekent dat een melkbaarheid
beneden het optimale nadelig is, maar tevens dat een hogere melkbaarheid ook
niet gewenst is.
Tien jaar geleden, toen het onderzoek op melkbaarheid in het gehele land
is ingevoerd, was de melkbaarheid bij veel dieren duidelijk te laag. Toen bleek
ook dat er een grote variatie was in de maximale melksnelheid. De maximale
melksnelheid is een goede maat voor melkbaarheid. Ze geeft aan de grootste
hoeveelheid melk, die in één minuut wordt gewonnen. Om te weten hoe een
stier de melkbaarheid vererft, worden van elke stier die daarvoor in aanmer
king komt een 25-tal dochters onderzocht. Door de maximale melksnelheid te
corrigeen naar een melkgift van 7 kg worden de gegevens per stier beter ver
gelijkbaar.
In de afgelopen tien jaar is de gecorrigeerde maximale melksnelheid duide
lijk gestegen. Dit is gebeurd door een doelbewuste sectie in de fokkerij. Dankzij
een vrij hoge erfelijkheidsgraad en vooral door een grote variatie zijn er resul
taten geboekt. Een grote variatie maakt het goed mogelijk te selecteren. iW-
sen de gemiddelden van de onderzochte vaarzen komen verschillen van 100%
per stier voor. In 1971 was de hoogste melkbaarheid 3.46 kg/min en de laagste
1.70 kg/min voor een dochtergroep van een stier. Het aantal stieren, dat per
jaar onderzocht wordt, schommelt tussen 160 en 200. De vooruitgang wordt ge
ïllustreerd door een gemiddeld resultaat in: 1962 en 1963 van 2.24 kg/min bij
7 kg; 1970 en 1971 van 2.54 bij 7 kg.
Toen het routineonderzoek op gang gekomen was, is gesteld dat het fokdoel
waarschijnlijk beperkt zou zijn tot een verhoging van de gecorrigeerde maxi
male melksnelheid met 0.5 kg/min. Uit recent onderzoek, waarover straks meer,
is gebleken, dat dit fokdoel juist was. Gemiddeld is dit doel al voor een groot
C.AJI.
AKKERBOUW
KOOLZAADOPSLAG is erg lastig in praktisch elk
volgend gewas. Voorkom dus deze opslag door na de
oogst de stoppel enige tijd ±14 dagen rustig te laten
liggen. Een regenbui na het dorsen doet alle uitgeval
len zaden kiemen, hierna kan een grondbewerking
worden uitgevoerd. Diep ingewerkte ongekiemde za
den van koolzaad geven lastige opslagplanten op on
gelegen tijden.
WIST U DAT KIEMREMMINGSMIDDELEN ge
bruikt in aardappelbewaarplaatsen deze ruimten on
geschikt maken voor het drogen van graszaad e.d. De
nog aanwezige kiemremmingsmiddelen verstoren de
kiemkracht van de zaden ernstig. Droog dus geen gras
zaden of zaaigranen in aardappelbewaarplaatsen waar
kiemremmingsmiddelen in aardappelen zijn gebruikt.
HEIT JUISTE TIJDSTIP voor het oogsten van gras
zaad is zeer belangrijk in verband met de opbrengst
en kiemkracht. Oogst niet te vroeg want juist de laat
ste paar dagen dragen belangrijk bij tot de verhoging
van deze 2 punten. Ga niet maaien omdat uw buurman
begint, maar houdt u vooral aan het advies van de
deskundigen van de zaadfirma's. Deze mensen hebben
veel ervaring met het oogsten van het graszaad.
ZAAI ALLEEN NOG EEN GROENBEMESTINGS-
gewas in percelen waarin geen wortelonkruiden voor
komen. Komt in uw perceel kweek en hoefblad voor
pas dan regelmatig een stoppelbewerking toe. Zaai
op dergelijke percelen geen groenbemestingsgewassen.
Door regelmatig ondiepe bewerkingen met cultivator