officieel orgaan van de maatschappij tot bevordering van landbouw, tuinbouw en veeteelt in zeeland en noord-brabant
In dit nummer o.m.:
In dit nummer o.m.:
Tuinbouwklanken
Pagina 4
Vragen rond de
rooipremie Pagina 4
Indrukken van de
Belgische fruitteelt
Pagina 5
Vernietiging van
aardappelloof Pagina 7
Mestafzet en
stankbestrijding Pagina 8
zfc Goedkope
aanpassingsmogelijkheden
voor betaalde
bedrijfsgebouwen
Pagina 9
Ontwikkeling
veehouderij in
Z.-Nederland Pagina 10
Ervaringen op het
varkensproefbedrijf
Z.-Nederland Pagina 11
huishoudingen, openbare instellingen e.d. nogeens 25
miljoen.
Ook had hij de aanmerking dat in die nota nauwe
lijks aandacht wordt besteed aan de gevolgen van de
verontreiniging van de Rijn en de Maas. Aan de be
strijding van de luchtverontreinigig, zo meende de
voorzitter, levert de landbouw een positieve bijdrage.
De intensieve gewassenteelt leidt tot een toenemen
de oppervlakte van groene planten per hectare en
dat heeft een belangrijke verrijking van het zuurstof
gehalte in de lucht tot gevolg. Die intensieve teelt is
alleen mogelijk bij goede bemesting en zorgvuldige
handhaving van de bodemvruchtbaarheid. Een belang
rijk gedeelte van de op gespecialiseerde veredelings-
bedrijven geproduceerde organische mest zal zijn af
zet kunnen vinden op het bouwland. Op deze wijze
kan de landbouw zijn afvalstoffen opnieuw in het pro-
duktieproces aanwenden.
Ir. Knottnerus was er verheugd over dat minister
Stuyt bereid is een "wijziging van het hinderbesluit
voor te bereiden, waardoor een duidelijker en bevre
digender toepassing van de hinderwet in de landbouw
mogelijk wordt. Op het ogenblik leidt de toepassing
van die wet in de praktijk van het landbouw bedrijfs
leven nog vaak tot moeilijkheden.
Ï-|ET streven om in de glastuinbouw van olie naar
de schonere brandstof aardgas over te scha
kelen wordt volgens de voorzitter de laatste tijd voor
al gedwarsboomd door onduidelijke en verwarring
wekkende uitlatingen en handelingen van de overheid
voor zover het gaat over energiebeleid. De tuinders
moeten op het ogenblik driemaal de milieuheffing
voor aardgas betalen en een dergelijk energiebeleid
is volgens de voorzitter voor deze bedrijfstak onaan
vaardbaar.
De heer Knottnerus ging ook nog even in op de
moeilijkheden die de Nederlandse glastuinders vooral
op de Duitse markt ondervinden door concurrentie uit
Oosteuropese landen. Hij leverde kritiek op een arti
kel in het blad van het Centraal Bureau van de Tuin
bouwveilingen, waarin gesteld werd dat het Land
bouwschap verzuimd had bij de overheid op effec
tieve maatregelen aan te dringen. Dit is pertinent on
juist, aldus de voorzitter. Hij hoopte dat Landbouw
schap en Centraal Bureau van de Tuinbouwveilingen
samen iets aan deze zaak zullen kunner, doen.
VRIJDAG 14 JULI 1972
60e Jaargang - No. 3140
land
en tuinbouwblad
De pluk van kletnfruit is in voile gang. De bessenoogst geeft menige scholier
de mogelijkheid wat extra vakantie-geld te verdienen.
T)E landbouw wil zich niet onttrekken aan een ger-
meenschappelijke verantwoordelijkheid voor
een gezond milieu dat van levensbelang is, maar men
mag de werkelijkheid niet uit het oog verliezen door
het agrarische produktieproces een rol toe te meten
in een natuurstaat, die in feite niet mogelijk is.
Dit stelde de voorzitter van het Landbouwschap ir.
C. S. Knottnerus, in zijn woensdagmiddag in de be
stuursvergadering van het schap gehouden openings
rede. Hij gaf daarin een eerste reactie op de urgentie
nota milieuhygiëne van minister Stuyt.
Een landbouw zonder kunstmest en chemische be
strijdingsmiddelen, aldus de voorzitter, is niet in staat
het huidige consumptiepatroon mogelijk te maken. De
voedselvoorziening zou ongetwijfeld op rampzalige
wijze verstoord worden als geen gebruik werd ge
maakt van bestrijdingsmiddelen. De heer Knottnerus
was er dan ook voldaan over dat minister Stuyt in
zijn nota erkent, dat bestrijdingsmiddelen voorlopig
zeker nog niet gemist kunnen worden. Wel kon ir.
Knottnerus de kritiek van sommigen onderschrijven
voor zover er sprake is van slordig, ongecontroleerd
en overmatig gebruik van chemische bestrijdingsmid
delen. Hij achtte in de allereerste plaats het bedrijfs
leven verantwoordelijk voor een juist gebruik, terwijl
bovendien geprobeerd moet worden die middelen te
gebruiken die het milieu zo weinig mogelijk aantasten.
De overheid heeft de taak het onderzoek naar onge
vaarlijke bestrijdingsmiddelen te bevorderen.
T* E zorg over de toenemende waterverontreini-
ging deelde ir. Knottnerus volkomen. Het di
rect lozen van mest en gier op het oppervlaktewater
noemde hij een onaanvaardbare zaak. Boeren die dit
nog doen zullen naar andere oplossingen moeten zoe
ken. Wel vond ir. Knottnerus dat de grootste schuld
op het punt van de waterverontreiniging vaak ten on
rechte in de schoenen van de landbouw wordt gescho
ven. De landbouw draagt met zijn mest en gier ander
half tot drie miljoen inwonersequivalenten bij tot de
waterverontreiniging, de industrie echter 25 miljoen,