Bedrijfseconomische resultaten van jongvee-opfokbedrijven Noord-Brabant in KORTE WENKEN 11 F. D. ETTEMA, L.E.I. gedetacheerde bij C.RA. Tilburg. 1970/1971 werd door het L.E.I. op 8 Brabantse bedrijven, die zich toelegden op het opfokken van jongvee voor derden, een bedrijfseconomische boekhou ding bijgehouden. Het is nu interessant om de resultaten van deze bedrijven te vergelijken met die van een groep melkveebedrijven. De integratiegedachte, die de behoefte aan centrale jongvee-opfok deed ontstaan, waardoor het melk veebedrijf van de voordelen van schaalvergroting kon profiteren, kan tenslotte alleen dan blijvend gerealiseerd worden, wanneer het inkomen uit de rundvee houderij zo goed mogelijk tussen melkveehouder en opfokker verdeeld wordt. DE PRODUKTIE-OPVANG VAN DE JONGVEE-OPFOK IS NOG GROEIENDE Op 6 van de 8 opfokbedrijven was de specialisatie zover gevorderd dat het totaal aantal bewerkingseenheden voor (meer dan 70 door de jongvee-opfok werd gevormd. Op de overige 2 bedrijven besloeg de jongvee-opfok resp. 30 en 22 van het totaal aantal bewerkingseenheden. Dit betekent echter niet dat op de eerste 6 bedrijven de omvang van de jongvee- opfok reeds gestabiliseerd zou zijn. Stellen we n.l. het aantal dieren dat in het eerste kwartaal van boekjaar 1970-1971, dus in de periode van 1 mei tot en met 31 uji 1970, op deze bedrijven aanwezig was op 100, dan wordt de groei van deze bedrijven vol doende door onderstaand staatje aangegeven: 1 mei 1970 tot en met 31 juli 1970 100 1 augustus 1970 tot en met 31 oktober 1970 108 1 november 1970 tot en met 31 januari 1971 119 1 februari 1971 tot en met 30 april 1971 135 1 mei 1971 tot en met 31 juli 1971 156 1 augustus 1971 tot en met 31 oktober 1971 152 VERGELIJKING VAN DE RESULTATEN Het is niet eenvoudig om de resultaten van een bedrijf toe te rekenen aan de ver schillende produktietakken. Vaak moeten daarbij tmin of meer arbitraire beslissingen worden genomen waarbij het arbitraire karakter toeneemt naarmate minder ver in de te onderzoeken produktierichting is gespecialiseerd. Om de vergelijking van resultaten zo zuiver mogelijk te houden is daarom verder gewerkt met de resultaten van de opfokbedrijven die zich reeds voor meer dan 70 in dieze richting hadden gespecia liseerd. Van deze 6 bedrijven zijn de resultater* van de gehele rundveehouderij dus incl. mestvee en enkele melkkoeien in de vergelijking opgenomen. De gegevens van de melkveehouderij worden gevormd door een groep van 31 weide- bedrijven in zuidelijk Nederland. Omdat op deze bedrijven geen andere produktie- richtingen voorkwamen, behoefde geen toerekening van resultaten plaats te vinden, maar konden de resultaten van het gehele 'bedrijf in de vergelijking worden opge nomen. DE TECHNISCHE GEGEVENS De belangrijkste technische gegevens van beide groepen van bedrijven zijn in tabel I opgenomen. Tabel I De belangrijkste technische gegevens Omschrijving 6 opfokbedr. 31 weidebedr. Oppervlakte grasland en voedergewassen 19.94 ha 19.89 ha Gem. aanwezig aantal dieren 1 jaar 97,4 stuks 14,3 stuks Gem. aanwezig aantal dieren 1 jaar 45,0 stuks 16,4 stuks Gem. aanwezig aantal mestvee 15,1 stuks 0,8 stuks Gem. aanwezig aantal melkkoeien 2,5 stuks 35,0 stuks Gemiddeld aantal grootvee-eenheden 63,6 51,7 Grootvee-eenheden per ha grasland voedergew. 3,19 2,60 gemaaid voor voederwinning 115 92 Kg zuivere N per ha 263 314 We zien dat bij eenzelfde oppervlakte grasland en voedergewassen op de opfok bedrijven ongeveer 12 grootvee-eenheden meer worden gehouden. Deze dichtere vee bezetting zal straks blijken een belangrijke invloed te hebben op het eindresultaat. Verder hebben de opfokbedrijven bij een lager stikstofverbruik meer gemaaid voor voederwinning. Dit hogere maaipercentage is ongetwijfeld mede veroorzaakt door het streven om steeds tijdig en in voldoende mate schoon weidegras voor de jonge kalve ren beschikbaar te hebben. Tenslotte is het opvallend dat de veebezetting op de op fokbedrijven voor een zeer groot dieel bestaat uit dieren jonger dan 1 jaar. Per stuks jongvee boven 1 jaar waren er n.l. 2,16 kalveren jonger dan 1 jaar aanwezig. Dit zal wel grotendeels verklaard moeten worden uit het feit dat deze bedrijven in boekjaar 1970-1971 nog volop in ontwikkeling waren. Ter vergelijking: in de periode 1 mei 1971 tot en met 31 oktober 1971 waren op deze 6 bedrijven per stuks jongvee ouder dan een jaar nog 1,23 kalveren beneden 1 jaar aanwezig. DE FINANCIËLE RESULTATEN De belangrijkste financiële resultaten van beide groepen van bedrijven zijn in tabel II gegeven. Tabel II Vergelijking van de financiële resultaten in guldens Omschrijving 6 opfokbedr. 31 weidebedr. Opbrengsten per grootvee-eenheid 1.379 1.589 Kosten per grootvee-eenheid aan veevoer, veearts, fokvereniging, dekgeld en rente 575 655 Saldo per grootvee-eenheid 804 934 Saldo per ha 2.561 2.428 Kosten per ha aan meststoffen, zaaizaad en loonwerk 538 434 Saldo per ha 2.023 1.994 Saldo per bedrijf 40.354 39.660 Kosten van werktuigen en algemene kosten 8.919 10.427 Vergoeding voor arbeid, grond en gebouwen 31.435 29.233 Kosten grond en gebouwen 12.445 7.359 Arbeidsinkomen 18.990 21.874 Arbeidsinkomen per grootvee-eenheid 299 423 Arbedsinkomen per ha grasland voedergewassen 953 1.100 Arbeidsinkomen per 100 bewerkingseenheden 755 722 We zien dat de opfokbedrijven een lager saldo per grootvee-eenheid hebben maar door de dichtere veebezetting ontstaat een hoger saldo per ha dat door hogere kosten van werk door derden weer verdwijnt. Bij een nagenoeg gelijke oppervlakte is het saldo opbrengst minus toegerekende kosten per bedrijf dan op de opfokbedrijven ook nau welijks hoger. De werktuigkosten zijn op de opfokbedrijven wat lager (geen investe ringen in melkapparatuur) waardoor de vergoeding voor arbeid, grondi en gebouwen op de opfokbedrijven uim 2.000,hoger ligt. De omschakeling naar opfokbedrijf heeft op deze bedrijven echter een aanzienlijke aanpassing van de bedrijfsgebouwen tot gevolg gehad. Ondanks eenzelfde oppervlakte zijn daardoor de kosten voor grond en gebouwen op de opfokbedrijven ruim 5.000,hoger en is het arbeidsinkomen op deze bedrijven dus bijna 3.000,lager. Het arbeidsinkomen per grootvee-eenheid is bij de opfokbedrijven aanzienlijk lager, maar door de dichtere veebezetting is het verschil in arbeidsinkomen per ha in ver houding veel kleiner. Omdat een grootvee-eenheid in de vorm van jongvee minder bewerkingseenheden vertegenwoordigt dan in de vorm van melkvee, is het arbeids inkomen per 100 bewerkingseenheden tenslotte op de opfokbedrijven nog iets gun stiger dan op de melkveebedrijven. Uit het feit dat het arbeidsinkomen per 100 bewerkingseenheden bij beide groepen van bedrijven ongeveer gelijk is, moge blijken dat het verdelen van het inkomen uit de rundveehouderij tussen melkveehouder en opfokker redelijk goed is geslaagd, en dit ondanks de ongeveer 5.000,hogere gebouwenkosten op de opfokbedrijven. CA.R. - Zevenbergen AKKERBOUW DE LAATSTE JAREN zijn er heel umt ervaringen opgedaan met het zwaddorsen van velderwten. Een sukses is het beslist niet geworden. Uit het zwad dor sen is alleen mogelijk bij goed weer en wanneer u over een droogcel of vloer beschikt om na het dorsen de erwten langzaam te drogen. Als uw bedrijf hiervoor niet is ingerichtkunt u de erwten beter ruiteren. SCHOFFELGARNITUUR en verzorgingsapparatuur voor de aardappelen hebben hun werk voor dit jaar weer gedaan. Alleen met blank gereedschap kunt u vlot en goed werk leveren. Maak al deze werktuigen nu goed schoon en vet de blanke delen in. Er wordt vaak geklaagd dat mechanisatie duur is en dit is in derdaad ook zo, maar laat daarom de kosten niet onno dig hoger worden. DE GRAANOOGST vraagt tegenwoordig nog geen 10 van de manuren die hier vroeger voor nodig wa ren. Toch is het nu met de grote oogstmachines enkele dagen erg druk. Om het werk vlot te doen verlopen moet u het losse produkt snel kunnen afvoeren. De maaidorser kan niet wachten. Spreek met een buur man of goede kennis af het werk gezamenlijk te doen. Maak tijdig de benodigde wagens in orde. DE EERSTE SCHIETERS zijn al in de bieten waar te nemen Laat ze niet doorgroeien, ontneem ze de kans kiemkrachtig zaad te vormen voor de volgende jaren. Om dan nog maar niet te spreken over de moeilijk heden met machinaal rooien en het lage suikergehalte wanneer ze in een monster terecht komen. DE ORGANISCHE STOFVOORZIENING van uw grond dient op peil te blijven of indien mogelijk te verbeteren. Naast groenbemestingsgewassen kan op akkerbouwbedrijven toepassing van b.v. kippenmest een welkome aanvulling zijn. Deze mestsoort bevat naast stikstof en kali veel fosfaat, wat op veel percelen goed past. Probeer eens in uw omgeving of via de mestbank in Tilburg dit produkt aan te kopen. VEEHOUDERIJ ALS U DE RUNDVEESTAL gaat verbeteren of een nieuwe gaat bouwen, maak dan de melkkamer niet te klein. Als u nog een melktank hebt, betekent dit niet dat dit altijd zo blijft. Zorg ook voor voldoende brede deuren zodat een melktank ook naar binnen kan. VELE PERCELEN GRASLAND zijn zwaar bezet met kweek. Hier moet u iets aan doen want dit gras is van matige kwaliteit en wordt zeer snel hard. Wordt zo'n perceel in bouwland gelegd dan komt u met wie den nooit klaar. Spuit daarom dit grasland in juli met Dalapon. U MOET WEL ZORGEN voor voldoende ontwik kelde kweek met flink jong blad. Geef daarom na het afweiden eerst nog een stikstofbemesting om de groei er in te brengen. De dalaponmethode heeft de laatste jaren goed voldaan.

Krantenbank Zeeland

Zeeuwsch landbouwblad ... ZLM land- en tuinbouwblad | 1972 | | pagina 11