Ruwvoederwinning
en beweiding
C. R. A. Eindhoven
L. ROMPELBERG
H. SMEETS
Was het vroeger zo dat gedeelte van het grasland
gemaaid moest worden voor wintervoer, thans wordt
de ruwvoederwinning meer en meer afgestemd op de
beweiding.
De eerste moeilijke periode voor beweiding ligt
eind mei-begin juni. Het gras dat nog niet geweid of
gemaaid is, is dan te hard geworden voor beweiding.
Op veel plaatsen waar de koeien toch in dit lange
gras lopen ziet men een daling in de melkproduktie.
Het is daarom raadzaam er naar te streven om eind
mei-begin juni etgroen te hebben. Wij kunnen dit be
reiken door een planning te maken van de ruwvoe
derwinning, waarbij voorop staat dat er vroeg wordt
gemaaid. Een datum is moeiijk te noemlen maar glo
baal mag gesteld worden dat één week nadat de
koeien volledig in de wei zijn de eerste percelen ge
maaid dienen te worden. In veel jaren ligt dit tijdstip
voor onze omstandigheden rond 10 mei Als vroeg is
begonnen, kan de eerste snede in 3a 4 weken aan de
kant zyn. IDe koeien hebben dan tot eind juni et-
groen. Eind juni zijn zoveel groeitrappen tussen de
verschillende percelen dat er verder geen moeilijk
heden voor beweiden behoeven te zijn!
VOORDELEN VAN JONG MAAIEN
1. Goede naweide door vroeg etgroen eind mei
2. I>e zode heeft veel minder te lijden
3. De hergroei van het gras is .aanzienlijk beter
4. Een goede arbeidspreiding
KORTE VELDPERIODE
Steeds wordt gezocht naar een methode van ruw
voederwinning die het meeste voordeel biedt. Ge
streefd moet worden naar zo weinig mogelijk verlie
zen en zo laag mlogelüke bewerkingskosten. Dit wordt
het beste benaderd door voor te drogen. Om zo wei
nig mogelijk verliezen te krijgen zal de veldperiode
kort gehouden moeten worden. Dit is te bereiken
door direkt na het maaien goed te schudden en ver
volgens zo mogelijk 2x per dag, totdat ingekuild kan
worden als het gras 40—-50 (of meer) droge stof
heeft.
MAAIEN
De landbouwcirkelmaaier is een zeer goed werk
tuig gebleken voor het maaien van gras. Aan het ge
bruik hiervan mankeert vaak nog wel het een en an
der. Veelal maait men te kort waardoor de zode
zwaar wordt beschadigd. Bij een juiste afstelling van
de cirkelmaaier d.w.z. maaien op een stoppellengte
van 5 a )6i cm, is er geen verschil in hergroei in ver
gelijking met de maaibalk. Sommige machines wor
den door de fabriek op de juiste hoogte afgesteld. Bij
anderen moet dit door de gebruiker gebeuren. Be
langrijk is wel dat er goed op wordt toegezien. Uw
instructieboekje kan hierbij een goede leidraad zijn.
Vooral bij over de kuil rijdend lossen is goed vast
rjjden een vereiste.
ZANDGEHALTE EN MOLSHOPEN
Uit de analyses van voordroogkuilen en hooi blijkt
dat in 30 van de monsters meer dan 15 gr oftewel
1,5 zand voorkomt. Gemiddeld was dit 6,5 Dit
wil zeggen dat in een rantsoen met 10 kg voordroog-
kuil ruim een pond zand zit, dat grotendeels door het
vee wordt opgenomen. Uiteraard spelen hierbij de
molshopen een grote roL Op veel plaatsen zijn in ge
organiseerd verband reeds vele mollen gevangen.
Overleg met buren is bij de bestrijding wel wenselijk
om ejfen goed resultaat te behalen.
Andere mogelijkheden om verlaging van zandge-
halten in het voer te krijgen zijn:
slepen en/of rollen van het grasland in het voor
jaar;
zorgen voor vlak land, hierbij dient by de inzaai
rekening te worden gehouden;
goed gebruik van de oogstwerktuigen.
Bij een slechte afstelling komen deze te erg in aan
raking met de grond, waardoor zand met het gras
wordt vermengd.
SCHUDDEN
Direct na het maaien moet met schudden worden
begonnen. Bij de eerste keer schudden moet worden
gereden met een snelheid van 4 a 5 km/u miet een
hoog toerental. Naarmate het produkt hoger wordt
kan de snelheid worden verhoogd, echter wel met een
lager toerental, zodat de brokkelverliezen beperkt
blijven. Aan te bevelen is om tussentijds een keer te
harken om eventueel achtergebleven groene plukken
goed door het gewas te mengen. Bij een droge-stof-
gehalte van '50 kan dan worden ingekuild. Wil
men verder laten drogen tot hooistadium dan moet
men voorzichtig worden met schudden want dan
worden de verliezen aanmerkelijk groter.
INKUILMETHODEN
Veelal wordt de opraapwagen gebruikt.
Rijdend lossen over de hoop is goed mogelijk, mits
deze constant vastgereden wordt met een zware trek
ker. Verder mogen de op- en afritten niet te steil zijn.
Bovendien is het belangrijk dat het materiaal goed
wordt verdeeld.
Indien de opraapwagen met 3 assen is uitgerust,
wordt het verdeelwerk aanmerkelijk lichter.
Uit reacties blijkt dat het persen voor voordroog-
kuil duidelijk over zijn hoogtepunt heen is. Het zwa
re werk, de hoge kosten en de matige resultaten spe
len hierbij een grote rol. Moet om een of andere
reden, bijv. verkaveling, deze methode toch toege
past worden dan is zeer secuur werken aan te be
velen.
Nu, i.v.m. de snijmaisteelt, veel loonwerkers over
veldhakselaars en loswagens met verdeelwalsen be
schikken, zal zeker de hakselmethode meer worden
toegepast. De loonwerker kan dan het gehele inkui
len, incl. aandrukken, verzorgen, zonder dat de boer
hierbij behulpzaam hoeft te zijn. Uiteraard brengt dit
wel wat hogere kosten met zich mee, maar voor veel
'bedrijven, waar de arbeid in het minimum is, kan het
een zeer aantrekkelijke methode zijn.
PLASTIC
De mogelijkheden om een goed kuilprodukt te ver
krijgen als wintervoer zijn groot als ook aan de af
werking en plastic aanbrengen de nodige zorg wordt
besteed. Allereerst dient een voordroogkuil gbed aan
gereden te zijn. De bovenkant moet enigszins rond
zijn zodat het water naar de zijkanten kan aflopen.
Gebruik goed plastic over de kuil, liefst 0,15 mm dik
en ondoorzichtig (meestal zwart). Onder de kuil ook
plastic bij voordroogkuilen (ibij natte kuilen géén
plastic onder de kuil). Het aanbrengen van de plas
tic bij een goed opgezette kuil is eenvoudig maar wel
zal de plastic aan de zijkanten ongeveer één spade
diep ingegraven dienen te worden. Een laagje zand,
zodat de hele kuil volledig bedekt is, is voor onze
omstandigheden eenvoudig en goedkoop. In de loop
van de zomer en najaar van tijd tot tijd de bedek
king controleren is beslist géén overbodige luxe. Het
levert vaak veel voordeel op.
(Vervolg van pag. 4)
9. De toeslagen voor de diploma's handmelken (33) en
machinaal melken (7, 8 en 16) mogen onderling niet
gecumuleerd worden. Evenmin mogen deze toeslagen
worden gecumuleerd met de toeslag voor het diplo
ma van de Veeteelt-praktijkschool Oenkerk (12) met
dien verstande, dat bij cumulatie van de toeslagen
voor het diploma machinaal melken in de rij (7)
en/of volgens doorloopsystemen (8) met dat voor de
Veeteelt-praktijkschool Oenkerk (12) een toeslag
geldt van 10,60.
10. Bij cumulatie van de toeslagen, genoemd onder 11a
en 11b (middelbaar kader pluimvee- en varkenshou
derij) geldt een toeslag van 8,
Artikel 33
Waarderingstoeslag vaste werknemers
De werkgever kan aan een vaste werknemer, die uit
hoofde van diens verantwoordelijkheid, ervaring of ken
nis, naar het oordeel van de werkgever van bijzondere
waarde is voor de betrokken onderneming, een waar
deringstoeslag toekennen van ten hoogste 5 van het
voor de betreffende werknemer geldende weekloon (nor
maal tijdloon plus vaste toeslagen).
Artikel 34
Toeslag oogstwerkzaamheden losse werknemers
Aan losse werknemers zal voor in tijdloon verrichte
werkzaamheden, die verband houden met de gras-, hooi-,
graan-, aardappel- en bietenoogst en de oogst van andere
akkerbouwprodukten een toeslag worden betaald van 70
cent per uur.
Daarom is een inschuifbare afscheiding ontworpen,
welke op een aantal praktijkbedrijven in beproeving
is. De eerste resultaten van deze proeven zijn zodanig
dat verwacht mag worden dat het speenbetrappen
aanzienlijk teruggedrongen wordt bij toepassing van
genoemde afscheidingen.
IS
(Vervolg i
Bij het besproken systeem zijn de vloerankers en
de bovenbevestiging niet in het midden van de stand
geplaatst. (Dit in verband met de breedte van de hals
beugel die eenzijdig aan de hangnylon is bevestigd.
Verschillende grupstallen lenen zich voor verbou
wing tot voerligboxenstal. In vrij nieuwe stallen, die
met een vlakke stand en drijfmestgruppen zijn uitge
rust en waar de standlengte 1'50 cm bedraagt kan in
bepaalde gevallen bij verbouw tot voerligboxenstal de
voergoot blijven liggen, mits de mjestgang minimaal
100 cm en de gr up 80 cm breed is. De stand komt in
dat geval 15 a 20 cm over het rooster heen te liggen.
Men krijgt dan een gang van 160 cm breedte wat
voor een voerligboxenstal, waar het verkeer in de
paden veel minder intensief is dan in een gewone
ligboxenstal, nog net voldoende is. In bijna alle an
dere gevallen moet de knieboom worden weggebro
ken en verplaatst. De grup kan blijven liggen; wel
dient bezien te worden of het type roosters dat aan
wezig is gehandhaafd kan blijven. Dit in verband met
het klemraken van de klauwen in de spleten. Bij het
handhaven van de grup dient de mestgang veelal in
handwerk te worden gereinigd. Wanneer men de
miestgang mechanisch bijv. m.b.v. een vouwschuif wil
reinigen dan kan men de grup dichtmaken. Op 165 a
170 cm vanaf de knieboom wordt dan een houten
rand ingestort.
Er moet op gelet worden dat er ruime instelmoge-
lijkheden voor de schoftboom zijn. Bij een verhoogde
stand zijn er veelal meer mogelijkheden dan bij een
vlakke stand, omdat men dan doorgaans een grotere
lengte als uigangspunt heeft. Aan een verhoogde
stand van 160 a 165 cm miet erachter een drijfmest-
grup behoeft men in principe maar weinig te veran
deren, indien 2 x daags ongeveer kg zaagsel wordt
gestrooid. Is de stand iets te kort, dan kan men, door
een houten balk ter dikte van de verhoging op het
rooster vast te maken, veel bereiken. Als geen roos
ter aanwezig is, zal men in de meeste gevallen de
grup moeten dichtmaken. Bij de meeste verbouwin
gen van grnpstallen zal een mogelijkheid van een
wachtruimte voor de melkstal ontbreken. Men kan
dan een dubbele tweestands door loopmei kstal op het
eind van de stal dwars in hej gebouw leggen. Tegen
de melkstal aan woedt ecoÉKbg gelegd waarlangs de
a pag. 11)
koeien zich voor biet melken naar één zijde van de
stal kunnen begeven. Na het melken worden ze aan
de andere zijde weer opgevangen. Bij een uitloop ach
ter de doorloopmelkstal van 120 cm breedte zal bij
een 10 m brede stal veelal voor de melkstal nog een
kleine wachtruimte overblijven van ca 12 m2.
In Nederland zijn veel grupstallen welke ongeveer
10 m breed zijn. Wanneer men deze stallen wil ver
bouwen tot een ligboxenstal dan is het aantal te
plaatsen dieren in het algemeen gering. Het aantal
ligboxen wat in deze ruimte kan worden geplaatst,
kan worden vergroot door de boxen niet haaks op de
gangen te plaatsen maar visgraatsgewijs. De aldus
aangebrachte boxen hebben een diepte van 150 cm
en bieden aan een volwassen koe voldoende ligruimte
wanneer de ibox, gemeten langs de gang, 125 cm
breed is. De box moet bij een lengte van 150 cm met
het pad een hoek van 55 graden vormen. Op deze wij
ze kunnen 10 meter brede grupstallen omgebouwd
worden tot 4-rijige ligboxenstallen. Om de dieren te
kunnne voeren, kan bijvoorbeeld aan het eind van de
stal over de gehele breedte een voerhek worden aan
gebracht. Men is dan veelal op voorraadvoedering
aangewezen. Voor het melken moet een melkstal
worden bijgebouwd.
Wanneer men de grupstal wil verbouwen en te
vens het aantal dieren wil gaan uitbreiden, is het
raadzaam om te overwegen of het niet voordeliger is
om een nieuwe ligboxenstal bij te bouwen en melk
stal, melklokaal en jongvee etc. in het 'bestaande ge
bouw onder te brengen.
Uiteraard is ook gezocht naar mogelijkheden om
de bezwaren welke aan de grupstallen kleven, op te
heffen. Eén van de grootste moeilijkheden is het
speenbetrappen. Bij het onderzoek naar de oorzaken
van dit euvel is vastgesteld dat naast de bouw van de
koe en in het bijzonder van de uier en de lengte van
de spenen ook de standafmetingen en het wel of niet
voorkomen van standafscheidingen van invloed zijn.
Door het aanbrengen van afscheidingen per stand
wordt het scheef staan van de dieren belet. Hierdoor
wordt het gevaar voor betrappen van of door de
buurkoe verminderd. Voor dit doel zijn echter rela
tief lange afscheidingen nodig, die bij het melken hin
derlijk zijn.