Bij het planten
van
knolselderij
Onkruid
bestrijding
na opkomst
van
gezaaide
uien
.7
F. VADER.
Gonsulentschap voor de Tuinbouw
„Goes",
De tijd nadert weer dat er voorbe
reidingen getroffen moeten worden
voor het planten van knolselderij. Het
is van groot belang dat de beginperio
de van deze teelt zo gunstig mogelijk
is. Vooral nu door de sterk terug
gelopen contractprijzen de rentabiÖ-
teit op een laag niveau is gekomen,
zal men moeten proberen een zo
hoog mogelijke opbrengst te behalen.
De volgende aanwijzingen kunnen
daartoe bijdragen.
PLANTMATERIAAL
QE meeste telers van knolselderij kopen hun planten.
Dit houdt echter niet in dat men maar af kan
wachten wanneer ze eens thuis komen en welke kwali
teit er wordt geleverd. Het heeft wel degelijk zin om van
te voren bij die plantenkweker te gaan kijken, zodat men
op de hoogte is wanneer de planten geleverd kunnen
worden en hoe de te verwachten kwaliteit van de plan
ten is. Het is voor de start van het gewas van het groot
ste belang dat de kwaliteit aan de eisen voldoet. Een
goede plant moet 6 k 8 echte bladeren hebben. Dit mogen
geen lange, gerekte bladeren zijn, als gevolg van een te
dichte stand op het plantenbed, maar stevige, afgeharde
bladeren. Ook het wortelgestel moet goed ontwikkeld
zijn. Om een dergelijke plant te krijgen, mogen er niet
meer dan 500 planten op één vierkante meter staan. Het
is altijd voordeliger om iets meer voor een goede plant
te betalen dan voor een koopje een mindere kwaliteit
plant te gebruiken!
Hier en daar is in het verleden ook wel gebruik ge
maakt van planten in perspotten. Dit is een ideale start
voor het gewas, vooral onder wat ongunstige omstandig
heden. Deze planten zijn echter duur, 3l/2 ct/stuk.
Het gewas is ook eerder rijp, zodat men reeds vroeg kan
oogsten. Als men niet vroeg rooit,is de kans op groei-
scheuren en holle koppen in die knollen groot. Voor nor
male teelt is het daarom niet aan te bevelen om pers
potplanten te gebruiken. Het zou eventueel wel kunnen
als men in verband met een voorteelt laat kan planten.
GROND EN BEMESTING
^E grond moet voor knolselderij in een goede con
ditie zijn. De structuur moet goed zijn, de pH
mag niet lager zijn dan 6.5 a 7 en de grond moet een
goed humusgehalte hebben. Knolselderij stelt een stevige
bemesting op prijs. Vóór het planten kan worden ge
strooid: 400 500 kg kalkammons alpeter, 500 kg super
fosfaat en 400 kg kalizout 60 Uiteraard kunnen
deze hoeveelheden ook in de vorm van mengmest wor-
dien gestrooid. Men kan dan chloorhoudende meststoffen
gebruiken, omdat knolselderij hier geen last van heeft.
In de loop van de zomer wordt dan meestal nog één- of
tweemaal een overbemesting met stikstof gegeven. Het
is van belang om de grond enkele weken vóór het plan
ten klaar te leggen. Dit om de grond te laten bezakken,
zodat de vochtopstijging uit de ondergrond zich kan
herstellen. De grond moet 10 cm goed losgemaakt
worden en daarna worden dichtgerold of -gesleept om
uitdrogen te voorkomen.
PLANTEN
^E beste planttijd is rond half mei. Te vroeg planten
kan tot gevolg hebben dat er schieters in het ge
was komen; te laat planten geeft kans op opbrengstder
ving. Vroeg planten is aan te'bevelen, maar heeft alleen
zin als de planten voldoende ontwikkeld zijn. Het is
beter om even met planten te wachten dan dat men
vroeg met schriele plantjes gaat beginnen. Het is daarom
van belang dat de plantenkweker vroeg een goede plant
aflèvert.
De meest gebruikte plantafstand is tegenwoordig
50 x 50 cm, d.w.z. 40.000 planten per ha. Voor het ras
Roem van Zwijndrecht is dit een juist aantal.
Wat guller groeiende rassen zoals Hild's Neckarland
en Ceva kan men beter wat nauwer planten omdat deze
rassen eerder last hebben van holle koppen en inwendig
hol.
Het planten moet zeer nauwkeurig gebeuren. Het sten
gelgedeelte van de plantjes is maar kort en dit moet net
boven de grond komen. Er is daarom weinig speling wat
betreft de plantdiepte. Als de planten te diep komen,
gaan ze moeilijk aan die groei; bij te ondiep planten is
de kans op verdrogen van de wortels groot. De toestand
van de grond speelt een grote rol bij het planten. Da
grond moet regelmatig diep losgemaakt zijn en van boven
vlak liggen.
VERZORGING
Knolselderij groeit alleen goed als de grond voldoen
de open is. Het is daarom van belang na het planten de
grond tussen de rijen los te maken. De grond blijft na
hst planten lange tijd onbedekt liggen omdat het gewas
zich in het begin heel traag ontwikkelt. Bij zware regen
val in de zomer kan de grond daarom heel gemakkelijk
dichtslaan. Het is dan aan te bevelen om, zodra de grond
weer droog is, deze los te maken.
Enige tijd na het planten kan een onkruidbestrijding
worden uitgevoerd met de middelen linuron (AAlinuron
of Afalon) en Maloran. Deze middelen hebben zowel
een goede contactwerking als een goede nawerking via
de grond. Men kan dus wachten met spuiten tot er reeds
opslag staat.
VIRUSZIEKTE
In het belangrijke teeltgebied Oost Zuid-Beveland en
plaatselijk op Walcheren is de laatste jaren een virus
ziekte opgetreden die een ernstige opbrengstderving
heeft teweeggebracht. De ziekte wordt waarschijnlijk
veroorzaakt door verschillende viren, o.a. het komkom-
mermozaïekvirus en het selderijmozaïekvirus.
Deze viren worden overgebracht door bladluizen. In
1971 is gebleken dat een aantasting niet kan worden
voorkomen door een luisbestrijding. Een andere bestrij-
dingsmethode is ook niet bekend, evenmin als het feit
waarom de ziekte juist in bovengenoemde gebieden zo
veel schade heeft aangericht. Wel is gebleken dat er ver
schil in gevoeligheid bestaat tussen de rassen. Zo is b.v.
het ras Ceva weinig vatbaar. Deze minder gevoelige
rassen zijn echter niet gewild door de conservenindus-
trie. Hopelijk zal onderzoek in 1972 meer licht verschaf
fen.
De eerste ziekteverschijnselen treden op rond 1 augus
tus. Gebleken is echter dat percelen die op dat moment
een goede stand hadden, later ziek werden en minder
opbrengstderving hadden dan percelen waar de stand
van het gewas om een of andere reden te wensen over
liet. Als men in de gebieden waar vorige jaren de virus
ziekte van betekenis is geweest toch knolselderij wil
telen, zal men nog meer dan anders moeten proberen
het gewas een goede start te geven. Daarop zijn o.a. de
volgende factoren van invloed:
1. structuur en vruchtbaarheidstoestandi van de grond;
2. kwaliteit van de planten;
3. tijd van planten;
4. verzorging tijdens en na het planten (o.a. grond open
houden);
5. het weer.
De teler heeft zelf niet alles in de hand, zeker niet het
laatste punt. Aan de factoren waar men wel invloed oo
heeft, zal men in ieder geval zoveel mogelijk aandacht
moeten besteden!
S.N.Ui.F.
Middelharnis.
jyjOMENTEEL staan de voor de regenperiode van
begin april gezaaide uien (zaai-uien, picklers en
le jaars plantuien) op de meeste percelen „op de rij".
Vanaf dit moment tot aan een gewaslengte van onge
veer 6 cm zijn uien erg gevoelig voor chemische midde
len. Het is daarom voor de verdiere verpleging van het
gewas belangrijk, dat in deze periode zo weinig mogelijk
onkruid tot ontwikkeling komt. Dit hangt grotendeels
af van het resultaat van de vóór de opkomst uitgevoerde
bespuitingen.
Dit jaar kon als gevolg van de weersomstandigheden
na het zaaien in de meeste gevallen het gebruikelijke
spuitschema (een bodemherbicide kort na zaaien, ge
volgd door een kontaktmiddel kort voor opkomst) niet
gevolgd worden. Veelal werd het bodemherbicide op een
later tijdstip aangewend. Soms kon zelfs eerst zo kort
voor opkomst worden gespoten, dat het bodemherbicide
gemengd met het kontaktmiddel werd gebruikt. De opge
treden variaties in het spuitschema zijn ongetwijfeld van
invloed op bet te volgen beleid voor de onkruidbestrij
ding na de opkomst. Gezien deze situatie is het wellicht
nuttig de mogelijkheden voor de bestrijding van het on
kruid in het groeiend gewas na te gaan.
^ANBEVOLEN middelen voor gebruik vanaf een
gewaslengte van 6 om zijn chloor-IPC (4 1), Ram
rod (7 kg), Butisan (6,5 1), Alicep (3 kg) en Lironion
(5 kg). Achter de middelen vindt u de doseringen per ha
vermeld. Deze dienen met minimaal 500 1 water per ha
verspoten te worden. Het gebruik van deze bodemher
biciden is er in de eerste plaats op gericht om kiemende
onkruidzaden te doden. Zij dienen voor dit doel dan ook
aangewend te worden op vochtige, onkruidvrije grond.
Het sterkst geldt deze eis voor Ramrod en Alicep. De
middelen Butisan en chloor-IPC kunnen onder vochtige
omstandigheden net doorgekomen kiemplantjes van ver
schillende onkruiden nog doden, dan wel sterk in de
groei remmen. Dit nevenvoordeel mag echter geenszins
worden overschat. Het blijven specifieke bodemherbici
den, die bij wijze van toegift ook nog een onkruidplantje
opruimen. Vooral chloor-IPC wordt in noodgevallen nog
wel eens gebruikt in een jeugdig uiegewas om, zij het
dan met een sterk verlaagde dosering, het onkruid tijde
lijk te remmen totdat de gevaarlijke periode voor het
gewas voorbij is. Dat aan een dergelijke toepassing kans
op gewasbeschadiging is verbonden spreekt vanzelf, doch
men neemt dit vaak voor lief om overwoekering door
het onkruid te voorkomen.
Lironion geeft naast bodemwerking ook kontaktwer-
king. In 1971 vond de toepassing van dit nog vrij nieu
we middel in de praktijk veelvuldig plaats op percelen
met onkruid. Hierbij bleek, dat alleen een afdoende be
strijding werd bereikt van de kleinere onkruiden (2 tot
4 blaadjes). Grassen werden evenwel niet gedood. Spui
ten op niet afgehard onkruid (b.v. na een regenperiode)
tijdens droog weer bleek echter beslist nodig. Onder der
gelijke omstandigheden is een gewaslengte van 6 cm
dan wel vereist.
Als de hierboven aangegeven mogelijkheden niet tot
het gewenste resultaat leiden, kunt u nog de toevlucht
nemen tot specifieke kontaktmiddelen. Een dergelijk
voor uien goedgekeurd middel is zwavelzuur (s.g. 1.84).
Om de kans op gewasbeschadiging zoveel mogelijk te
beperken kan het alleen verspoten worden tijdens wind
stil weer op een afgehard gewas met een lengte van 8
10 cm. Het grootste effekt verkrijgt men als het middel
met veel water (zo mogelijk 1000 1 per ha) tijdens zonnig
weer wordt aangewend. Zuurbestendige apparatuur en
kleding zijn noodzakelijk voor deze toepassing.
^ENKT u tenslotte nog om de volgende beperkingen:
Chloor-IPC. Niet gebruiken in de direkte omgeving (als
richtlijn wordt een afstand aangegeven van 200 m) van
vlas, blauwmaanzaad, augurken en bloeiende granen en
grassen. In zaai-uien niet later spuiten dian eind juni; in
picklers en le jaars plantuien niet later dan einde mei.
Ramrod en Butisan. Vanwege het gevaar voor het op
treden van zgn. kiepers niet spuiten in de direkte omge
ving van bloeiende of bijna in bloei staande tulpen.
Alicep. Omdat door dit middel op lichte gronden ge
makkelijk schade aan het gewas kan warden toegebracht,
moet men het niet gebruiken op gronden met minder dan
25 slib.
Als aanvulling op het met chemische middeien be
reikte resultaat en uit een oogpunt van gewasverzorging
is het vaak nodiig machinaal te schoffelen. Het gebruik
van een wiedpanv'tuur met beschermschijven komt hierbij
de kwaliteit van het werk ten goede.