Langs de melkweg
(LVI)
Verkoop van rauwe melk
aan consumenten
13
VVb"
J. H. LANTINGA
Consulentschap voor de akkerbouw
en rundveehouderij Goes
WANAF 31 maart 1972 mag de melkveehouder
weer zelf rauwe volle melk verkopen aan con
sumenten. Dit besluit van het Bestuur van het Pro-
duktschap voor Zuivel is een aanpassing aan de ver
ordeningen van de E.E.G. In andere E.E.G.-landen \z
de verkoop van melk op de boerderij altijd mogelijk
gebleven. De aanname, dat de boer de vrijheid moet
behouden om zelf zijn voorgebrachte grondstof en/of
produktien te verkopen aan wie hij wil, ligt hieraan
mede ten grondslag.
STANDAARDISATIE
IN ons land is ingaande november 1940 de vrije ver
koop beëindigd vanwege het standiaardisatiebe-
sluit. Deze vrije verkoop omvatte slechts een gering deel
van de totale productie van boerderijmelk. Enkele gebie
den met een geringe melkdichtheid, waaronder enige
delen van Zeeland, werden van dit standaardisatiebesluit
uitgezonderd. Ingaande februari 1958 werd dit besluit
ook in deze gebieden van kracht. De standaardisatie aan
gaande het vetgehalte van de consumptiemelk is enige
keren gewijzigd. In november 1940 is dit gesteld op
2.50 vet. Ingaande 6 november 1960 is dit opgetrokken
tot 3.i en vanaf 2 januari 1968 is dit 3.20 vet.
Sinds 11 mei 1958 is ook „volle" melk verkrijgbaar imet
een vetgehalte van 3.75 vet. Dit laatste product wordt
weinig afgenomen.
INVLOED VAN DE VERPAKKING
De Zuivelfabrieken/Melkinrichtingen leveren de melk
gepasteuriseerd of gesteriliseerd op de voorgeschreven
vetgehalten af als regel verpakt in flessen of in éénmali
ge verpakking (karton of plastic). Zodoende is er bij de
verpakte melk beslist geen besmetting met bacteriën
tijdens transport, afleveren en tijdelijk bewaren bij de
consument. In dieze bewerking- en bezorgingsketen wordt
de veiligheid van het product gewaarborgd.
DE VERKOOP VAN RAUWE MELK
De verkoop van rauwe melk op het melkveebedrijf
bleef evenwel beperkt bestaan namelijk als zogenaamde
burenplicht. Dit had betrekking op omwonenden, die
verstoken waren van de melkbezorging. Enige verkoop
buiten de burenplicht kwam evenwel voor. De totale vrije
verkoop is op het geheel van te verwaarlozen omvang.
In veel landen bestaan al zeer lang voorschriften met
betrekking op de melk- en zuivelproducten aangaande
samenstelling, hygiëne en kwaliteit e.d. Ook de verkoop
van rauwe melk en de levering aan de zuivelfabrieken
is mede met het oog op de volksgezondheid aan voor
schriften gebonden. Dit is voor ons land o.a. vastgelegd
ïn het Melkbesluit dat dateert van 1925 en nadien enige
keren is gewijzigd. De voorwaarden waaraan voldaan
moeten worden om rauwe melk aan consumenten te ver
kopen zijn nog niet kenbaar gemaakt. Zeker is evenwel
dat:
de melk hygiënisch en gezond moet zijn.
de melk afkomstig is van een volledig melkmaal van
een koe.
er aan de melk niets onttrokken of toegevoegd mag
worden.
bij verkoop van meer dan 20 liter melk per diag de
verkoopruimte aan inrichtingsvoorschriften zal moe
ten voldoen.
Men kan stellen, dat de inrichtingskosten van de ver
koopruimte niet tot de posten van de detailhandel ge
rekend mogen worden, omdat:
Er op elk bedrijf met melkvee een melkkamer behoort
te zijn.
De melkveehouder bij het bouwen van een melkkamer
veelal hogere eisen stelt dan het Bedrijfschap voor
de Detailhandel in melk.
De goede melkkamers dus voldoen aan de eisen voor
de detailhandel.
De melk in die melkkamers verkocht kan worden.
de boerderij altijd mogelijk gebleven. In Frankrijk waren
de boeren verplicht om hun prijs duidelijk aan te geven.
VOOR DE PRIJS ZIJN VERGELIJKINGEN NODIG
Het vrijgeven van de verkoop van melk rechtstreeks
aan consumenten wekt bij een aantal melkveehouders
veel verwachtingen. Zij rekenen op een hogere financiële
opbrengst uit de melkveehouderij door de hogere prijs,
die deze detailverkoop oplevert. Naar onze mening
worden deze verwachtingen te hoog gewaardeerd. Dit
kan tot gevolg hebben dat met een te lage prijs genoegen
wordit genomen. Deze verkoopprijs is voorzover ons be
kend niet gebonden.
De zuivelfabrieken betalen de melk uit naar hoeveel
heid in kg vet- en eiwiit. Het s.g. of densiteit van de melk
is normaal 1.031. Dit houdt in dat 30 liter melk 31 kg
weegt. Bij een periodieke prijs van de fabriek van b.v.
40 ct per kg wordt dit voor 30 liter 31 x 40 ct is 12,40.
Bij verkoop per liter waarvoor een geijkte litermaat moet
worden gebruikt ontstaat altijd schepveriies. We kunnen
aannemen dat dit op 30 liter ongeveer 1 liter bedraagt.
Er wordt dan van 29 liter geld ontvangen. De prijs per
liter komt dan op 12,40 29 43 ct per liter.
De zuivelfabrieken keren jaarlijks een nabetaling uit
naar het geleverde kwantum melk. Bij een nabetaling
van bijvoorbeeld 2 ct per kg komt dit overeen met een
prijs van 45 ct bij verkoop per liter.
Het wil ons voorkomen dat een opbrengstprijs van
55 ct per liter sommigen al aantrekkelijk lijkt. Wil men
met de verkoop van melk op een beloning van bijvoor
beeld 8,per uur komen, dan moet er in dit tijdsbe
stek 80 liter verkocht worden. Dit is gemiddeld 1% liter
per minuut. Het zal duidelijk zijn, dat dit niet spoedig
te realiseren isl
Bij een prijs van 60 ct per liter, dus bij een marge van
15 ct is dit nog 53 liter per uur. Er kan worden aange
voerd dat met een beloning lager dan 8,per uur ge
noegen wordt genomen. Ieder kan voor zich een andere
norm vaststellen.
NADELEN VAN DE VERKOOP OP DE BOERDERIJ
De verkoop van melk werkt vaak storend, doordat
overgeschakeld moet worden uit andere werkzaamheden.
De huisverkoop kan in sommige gevallen wel worden
aangemerkt als een gezelligheidsfactor. Dit zijn dan wel
dure lusten, daar de lasten bij veel aankoop groot zullen
zijn.
Bij een eventuele verkoop van betekenis is het nog
een open vraag hoe de overmelk kan worden geplaatst.
Het laat zich indenken diat de directies en besturen van
zuivelfabrieken geen behoefte hebben aan de restanten
van dergelijke bedrijven.
Er zullen dan ook weinig veehouders zijn, die de huis
verkoop, met uitzondering dan van de burenplicht, zullen
ambiëren. Er zijn meer lasten dan lusten.
Een geordende en geregelde verwerking en afzet via
de zuivelfabriek biedt voor elke melkveehouder de gun
stigste perspectieven. In België o.a., waar de verkoop
van boerderijmelk 20 jaar geleden nog een omvang van
betekenis had, is deze vrijwel verdwenen. De melkvee
houders ervoeren het als een belasting met onvoldoende
voordelen.
Voor de consument is het melkhalen een steeds weder
kerende bezigheid. Het is een open vraag hoelang dit
melkhalen interessant wordt gevonden. In de recreatie
gebieden is waarschijnlijk nog afzet van rauwe melk
van enige betekenis te verwachten. Hier zitten evenwel
gevaren in met betrekking tot de volksgezondheid. Bij
die omstandigheden, waarbij dan in tenten geleefd wordt
is de tijdelijke bewaring meestal ongunstig. Bovendien
hebben de stedelijke toeristen waarschijnlijk een gerin
ger weerstand bij deze leefgewoonten.
Melk is bij de gewone omstandigheden reeds zeer be
perkt houdbaar, ze gaat spoedig tot bederf over. De be-
waartemperatuur is hierop van grote invloed. Vooral bij
de zomertemperatuur treedt spoediger bederf op. Bij de
verkoop dóent dan ook geadviseerd te worden om de
melk te koken. De consument is overwegend hierop niet
meer ingesteld en ziet de noodzaak hier niet direct van
in. Omdat de melk normaal verpakt verkocht wordt is
het een veilig product. Hieraan is de consument gewoon
geraakt. Evenals alle voedings- en genotmiddelen valt
ook de rauwe melk onder de Warenwet. Hiertoe zal er
ook zeker een aparte registratie komen van melkvee
houders, die melk rechtstreeks aan consumenten ver
kopen uitgezonderd dan die voor de burenplicht.
Het is al geen goud wat er blinkt!
1971 GOED JAAR VOOR GRONTMIJ
N.V. Grontmij, grondverbetering en ontginningsmaat
schappij heeft een goed jaar achter de rug. Zowel
de bouwsom als de winst zijn 'beter geweest dan ooit
tevoren, terwijl ook 1970 al een zeer goed jaar was.
De bouwsom ging in 1971 omhoog van 242 naar
280 miljoen. De bruto-opbrengst steeg van 65,3 mil
joen tot ƒ81,9 miljoen en het bedrijfsresultaat van 5,2
miljoen tot 6,4 miljoen. Het geconsolideerde resultaat
na aandeel van derden nam toe van ƒ3,1 tot ƒ3,6 mil
joen. Het resultaat per aandeel van 1000 was 741
tegen 717 in 1970. Voorgesteld wordt evenals in 1970
een dividend van 20 procent in contanten en 2,5 procent
in aandelen.
De algemene economische situatie maakt het voor de
Grontmij moeilijk een verantwoorde prognose te geven
voor 1972. Vooralsnog rekent men er niet op diat de
bouwsom de 230 miljoen zal overschrijden. Een zorg
vuldig personeelsbeleid (er is een soort „personeelsstop")
en een groter efficiency zullen de N.V. in staat moeten
stellen een mogelijke resultatendaling op te vangen,
zodat men 1972 toch met een zeker vertrouwen tege
moet meent te kunnen zien. Grontmij heeft momenteel
opdrachten voor 1,4 miljard, alsmede nog eens 600
miljoen opdrachten in ruilverkaveling. Voor 1973
wordt nog een zekere terugslag in de totale bouwsom
verwacht, voornamelijk ten gevolge van de overheids
bezuinigingen bij bijv. recreatievoorzieningen en door
vertragingen in bestemmingsplannen. Wel wordt voor de
verdere toekomst nog bijzonder veel werk voor recrea
tievoorzieningen verwacht. Daarnaast ligt er nog een
enorm werkterrein in de ruilverkaveling. Een half mil
joen hectare is in uitvoering, eenzelfde oppervlak is in
de actieve fase van voorbereiding en voor nog eens
800.000 hectare is verkaveling aangevraagd. De Grontmij
voert ongeveer 40 procent van de ruilverkaveling uit en
de Heidemij 53 54 procent. Overigens verwacht de
direktie van de Grontmij dat in de toekomst door de
gewijzigde stemprocedure meer ruilverkavelingen zullen
De Grontmij in De Bilt heeft een plan opgesteld voor
de ontwikkeling van een vakantiegebied in Tunesië. Dit
plan is onlangs voorgelegd aan de minister van ontwik
kelingshulp dir. C. Boertien. Het plan omvat de inrichting
van een stuk kustgebied van dertig hectare, gericht op
het sociaal toerisme. Er moeten in dit gebied behalve een
hotel een bungalowpark, een camping, een park voor
caravans, een jachthaven en gemeenschappelijke voor
zieningen komen.
Volgens de directie van de Grontmij zijn dit soort
vakantieprojecten van groot belang voor ontwikkelings
landen omdat zij veel mensen werkgelegenheid geven.
Ook in de ontwikkelingslanden neemt de werkgelegen-
worden afgestemd. Het percentage afstemmen zou wel
eens tot 25 procent van het totaal kunnen oplopen zo
wordit voorzichtig geschat. De menin? van d- tegen
standers van ruilverkavelingen komt geprononceerder
naar voren dan die van de voorstanders. Meer voorlich
ting over ruilverkavelen zou dan ook moeten worden
gegeven met daarnaast een onderzoek naar de mening
van boeren die in de afgelopen vijftien jaar bij een
ruilverkaveling waren betrokken. Dan zou blijken dat
minstens negentig procent zich positief over de ruilver
kaveling uitspreekt!
Mil II I I I .11.1 Uil
heid in de landbouw af terwijl er niet op korte termijn
voldoende werkgelegenheid in de industrie kan worden
geschapen wegens de enorme hoge investeringskosten
die daarvoor vereist zijn.
Voor dit project en eventuele volgende in andere lan
den heeft de Grontmij samen met de Heidemaatschappij
in Arnhem een apart bureau opgericht: Tourism Deve
lopment Consultants. Het project in Tunesië is volgens
de directie van de Grontmij op eigen risico ontworpen,
er is nog geen enkele zekerheid over de fnianciering van
-'dit project. Ook weet men nog niet ovffi de bereidheid
van Tunesische autoriteiten toestemming voor het pro
ject te geven. Tunesië heeft behalve een goed klimaat
nog volop ruimte, ook aan de kust.
GRONTMIJPLAN VOOR TOERISTISCHE ONTWIKKELING IN TUNESIË