uitgedokterd door BASF
Eén van de grootsten op het gebied
van gewasbescherming!
4
PROVINCIALE RAAD VOOR DE
BEDRIJFSONTWIKKELING IN DE LANDBOUW
IN ZEELAND VERGADERDE
TIJDENS de op 11 februari j.l. gehouden vergadering
van de Prov. Raad voor de Bedrijfsontwikkeling
in de Landbouw in Zeeland nam de Raad afscheid van
de heer Iz. de Bruijne, die vanaf 5 maart 1965 deel van
de Raad heeft uitgemaakt. De voorzitter, de heer J. Kake-
beeke, dankte de heer De Bruijne in hartelijke bewoor
dingen voor zijn aandeel in de besprekingen en bood
hem namens de leden een geschenk ter herinnering aan.
In zijn dankwoord wees de heer IDe Bruijne erop, dat hij
aan het lidmaatschap van de Raad genoegen heeft be
leefd, maar zich genoodzaakt heeft gezien zich meer op
het eingen bedrijf te concentreren en daarmede zijn orga
nisatorisch werk op velerlei gebied te moeten beëindigen.
Ontwikkelingsaanvragen. De kommissie uit de Raad
bracht een gunstig advies uit over de investeringsbijdrage
bij een samenwerkingsvorm tussen twee akkerbouwbe
drijven, de aanschaffing van een pluc-o-trac door een
fruitteeltbedrijf, de bouw van een stal voor meststieren
en een voor mestvee.
Borgstellingsfondsaangelegenheden. In de kommissie
voor borgstellingsfondisaangelegenheden werden 9 aan
vragen behanldeld waarvan één landbouwaanvraag tot
een bedrag van 20.000,en twee tuinbouwaanvragen
tot een bedrag van 81.000,werden toegewezen.
Instelling regionale onderzoekkommissle. In verband
met de instelling van een regionale onderzoekkommissie
uit de drie Provinciale Raden voor de Bedrijfsontwikke
ling van Zuid-Holland, Noordi-Brabant en Zeeland besloot
de Raad onder gelijktijdige opheffing van de Zeeuwse
kommissie een drietal vertegenwoordigers aan te wijzen.
Twee van deze vertegenwoordigers komen uit het be
stuur van de Stichting Proefboerderij „Rusthoeve", die
zitting hebben namens de Federatie van Verenigingen
voor Bedrijfsvoorlichtingen op de Zeeuwse Eilanden en
de Stichting Bevordering Landbouwkundigonderzoek in
Zeeuws-Vlaanderen. Naast deze twee vertegenwoordigers
van de vaktechnische organisaties is de derde vertegen
woordiger lid van de Raad, zodat de binding technisch
onderzoek en Raad verzekerd is.
Kommissie Waterbeheersing en Ontzilting. In zijn hoe
danigheid van bestuur van de Stichting voor de Bedrijfs
ontwikkeling verenigde de Raad zich met de herziene be
groting voor 1972 van de Kommissie Waterbeheersing
en Ontzilting.
Benoemingen. Door de ZLM werd als lid van de Raad
benoemd de heer J. Nieuwenhuyse; de Raad benoemde
als adviserend lid de heer ir. D. Luteijn. De Raad zal
voorstellen de heer M. C. J. Kosten te benoemen in de
Kommissie Landbouw van de Zeeuwse Raad voor de
Arbeidsmarkt.
STAD-CENTRA PLATTELAND
LANDBOUW MOET „MEESPELEN"
De boeren en tuinders vormen geen geïsoleerde groep
in onze samenleving, al wordt die indruk weieens gewekt
in de strijd voor prijsverhogingen. Natuurlijk, de land- en
tuinbouw onderscheidt zich in vele opzichten van andere
produktiesectoren, maar de ontwikkelingen in de maat
schappij missen hun invloed op de agrarische beroeps
bevolking niet. In het verledien leidde de landbouw een
vrij zelfstandig bestaan. De boer was, zoals men dat
pleegt te zeggen, heer en meester op zijn eigen erf. De
nieuwe situatie heeft voor de agrarische bevolking ple
zierige kanten maar schept ook vele problemen. De land
bouw wordt niet meer uitsluitend gezien als voedselpro
ducent, maar ook als beheerder van het platteland waar
niet-agrariërs rust en ontspanning zoeken. Planologen en
milieudeskundigen zijn als het ware de voorboden van
een nieuwe situatie. En of mnen wil of niet de landbouw
moet „meespelen".
DAT is ook de gedachte van het Landbouwschap. In
het voorwoord van het urgentieprogramma 1972
dat in de februarivergadering van het Landbouwschap
werd vastgesteld wordt de situatie als volgt onder
woorden gebracht:
„Naast de economische feiten, waarvoor de land- en
tuinbouw zich geplaatst ziet, spelen in toenemende mate
een rol problemen die voortvloeien uit de algemens wel
vaartsontwikkeling in Nederland en de toenemende in
eenvloeiing van de stedelijke en agrarische levenssferen.
De agrarische beroepsbevolking is daarbij veelal in het
defensief omdat grond en ruimte die een essentiële rol
spelen bij de agrarische produktie, niet-agrarische func
ties krijgen. Dit komt met name tot uiting bij twee on
derdelen van het overheidsbeleid: die ruimtelijke orde
ning (i.e. ruilverkaveling) en het milieubeheer. Deze ont
wikkelingen leggen niet alleen in materieel, maar ook
in sociaal opzicht een grote druk op de agrarische be
roepsbevolking".
Vanuit deze achtergrond heeft het Landbouwschap zijn
wensen opgesteld in het urgentieprogramma. Van de
overheid wordt gevraagd het beleid ten 'behoeve van
land- en tuinbouw te baseren op deze wensen. Het gehele
urgentieprogramma willen wij hier verder niet behande
len, maar wel over de punten waar stedelijke en agra
rische levenssferen in elkaar vloeien zoals hiervoor
geciteerd.
D^AR is dan in de eerste plaats de ruilverkaveling.
Niet-agrarische belangen zullen een steeds belang
rijker rol gaan spelen. In het urgentieprogramma wordt
erop aangedrongen de uitvoering van ruilverkavelingen
voort te zetten. De doelstellingen zijn: structuurverbete
ring landbouwbedrijven onder meer door perceels- en
kavelvergroting, grondverkrijging voor verschillende be
stemmingen en aankleding van het landschap. De lasten
van de ruilverkaveling voor de agrarische bedrijven
moeten zo is het streven beperkt worden tot de
kosten die samenhangen met de werkelijke voordelen
voor de 'bedrijven als gevolg van de ruilverkaveling.
Ook stelt het Landbouwschap dat onderzocht zal moe
ten worden of het dienstig is individuele of groepen van
agrarische ondernemers van overheidswege, eventueel
gemeentelijk, vergoedingen te verstrekken wanneer door
bestemming tot natuurgebied bijvoorbeeld beperkingen
worden opgelegd aan de uitoefening van het agrarisch
bedrijf.
Onder het hoofd waterschappen wordt in het urgentie
programma gezegd, dat een betere verdeling van de
financiële lasten moet worden bereikt, omdat de water
schappen in toenemende mate algemene belangen dienen.
QVER de verantwoordelijkheid van de overheid voor
de bescherming van het milieu heeft het Land
bouwschap ook zo zijn eigen gedachten. Algemeen wordt
uitgegaan van het principe: de vervuiler 'betaalt. In het
urgentieprogramma wordt duidelijk gesteld dat, onverlet
de verantwoordelijkheid! van betrokkenen om aantasting
van het milieu te voorkomen, de overheidsmiddelen voor
de bescherming van het milieu omhoog moeten.
De Hinderwet is de laatste tijd al onderwerp van menig
gesprek geweest in de landbouw. En de moeilijkheden
rond de Hinderwet in de landbouw zijn een duidelijk uit
vloeisel van de toenemende invloed van de „stedelijke
levenssferen" op die van boer en tuinder. In het urgentie
programma laat het Landbouwschap het bij de neutrale
opmerking, dat billijke oplossingen moeten worden ge
vonden voor de moeilijkheden van agrarische bedrijven
als gevolg van de toepassing van de Hinderwet. Onder
tussen echter is er heel wat overleg tussen overheid en
bedrijfsleven over deze zaak gaande.
gN tenslotte is er nog de recreatie, die ogenschijnlijk
voor de landbouw van weinig betekenis is, maar
waar toch uitgebreide discussies over gevoerd kunnen
worden. Het Landbouwschap stelt: de landbouw zal rui
mer moeten worden ingeschakeld bij de recreatie. Verdere
studie moet worden gemaakt over de vraag op welke
wijze faciliteiten kunnen worden verstrekt om landbouw
bedrijven geschikt te maken voor recreatie.
Van landbouwzijde hoort men enerzijds de mening, dat
het een goede zaak is de deuren open te gooien om te
laten zien hoe de landbouw werkt en leeft. Diaarmee kan
begrip gekweekt worden voor de situatie waarin de land
bouw verkeert en dat kan een gunstige uitwerking heb
ben. Anderzijds wordt de discussie gevoerd vanuit een
defensieve houding. Men is bang, dat buitenstaanders
eisen gaan stellen doe niet in het belang van de agrariërs
zijn. En dan krijgt de discussie over landbouw en recrea
tie een diepere betekenis, want dan gaat het om conflic
ten die ontstaan bij het ineenvloeien van stad en platte
land.
De toekomst van de land- en tuinbouw is niet los te
7<en van de ontwikkelingen elders in de maatschappij.
Met enkele grepen uit het urgentieprogramma voor 1972
hebben wij getracht duidelijk te maken hoe het Land
bouwschap probeert de agrarische bevolking zo goed
mogelijk deel te laten nemen in deze ontwikkeling.
B. A. BOKMA,
afdeling Pers en Voorlichting
Landbouwschap.
(Vervolg van pag. 3)
De exportsubsidie voor derde landen zou niet meer
worden gegeven. Wel is besloten het voor veevoeder te
drogen kwantum van 50.000 ton te verhogen tot 100.000
ton. Hiervoor wordt 8 frs. (ca. 5,per 100 kg ver
goeding gegeven. Van de 18 miljoen frs. die van de herfst
voor interventies e.d. zijn uitgetrokken, wordt op deze
wijze dus 8 miljoen frs. besteed. Aan exportsubsidie zou
ca. 1 y2 miljoen frs. zijn uitgegeven, zodat nog ongeveer
8 miljoen frs. voor andere maatregelen beschikbaar zou
zijn, tenzij deze op een niet bekendgemaakte wijze reeds
een bestemming hebben gevonden. De kwaliteit van de
Franse aardappelen is verschillend. In de belangrijke pro-
duktiegebieden Nord en Pas de Galais zou de kwaliteit
dooreengenomen minder goed zijn.
Spanje importeert sinds 1 februari voornamelijk aard
appelen uit Frankrijk, maar ook uit ons land. Opnieuw
blijkt dat dit land een goede kwaliteit op prijs stelt. Ver
wacht wordt dat ook in maart aardappelen zullen worden
ingevoerd. Intussen heeft ons land ruim 5.000 ton uit
gevoerd.
Griekenland is eveneens als koper op de markt voor
aardappelen die vóór 15 maart a.s. worden ingevoerd.
Voor zover bekend zijn enkele duizenden tonnen in Joego
Slavië gekocht, maar nog wat meer in Nederland.
De landen in en rond de Caraibische Zee blijven regel
matig aardappelen afnemen in een tempo van ca. 4.000
ton per maand. De overige verre landen zijn van weinig
betekenis meer.
Samenvattend kan worden opgemerkt, dat er nog een
overaanbod op de internationale markt bestaat. In hoe
verre deze mede beïnvloed wordt door de zachte winter
en daardoor grotere neiging tot ruimen is niet te beoor
delen. Ook is weinig bekend over het voorraadverloop in
de E.E.G. van voor de markt geschikte aardappelen. De
groeiomstandigheden van de nieuwe oogst in Zuid-Euro
pa zal van noemenswaardige invloed op de marktsfeer en
prijsontwikkeling in de komende maanden zijn.
Er is nog steeds enige invoer van aardappelen voor
namelijk uit Frankrijk. In januari en februari zijn ca.
2.000 ton consumptie-, industrie- en voeraardappelen
binnengekomen. De totale invoer vanaf 1 september be
draagt:
cons, en voeraard. samen
ind. aard.
7.500 ton
700 ton
2.000 ton
uit Frankrijk
uit West-Duitsland
uit België
7.000 ton 14.500 ton
4.700 ton 5.400 ton
500 ton 2.500 ton
Tezamen
10.200 ton 12.200 ton 22.400 ton
Verder is al 125 ton nieuwe krielaardappelen uit Zuid-
Italië ingevoerd tegen een prijs van 65,per 100 kg!
AARDAPPELSCHANDAAL IN FRANKRIJK
De Centrale Vereniging voor de Franse groothandel
in aardappelen schrijft de huidige catastrofaal lage Fran
se prijzen toe aan de activiteiten van het Landbouw-
comité (Vereniging van producentengroeperingen) Nord1-
Pas-de Galais. Dat geldt met name voor de lage prijzen
van consumptie-aardappelen in geheel Europa. Door ma
nipulaties met openbare middelen heeft men telers be
wogen het areaal uit te breiden, ondanks de tendens van
een duidelijk waarneembare teruggang in het verbruik.
Zeer ontevreden is men met de subsidiëring die door het
FORMA alleen aan bevoorrechte instellingen (producen
tengroeperingen enz.) die dit jaar met slechts 15 van
de telers een overeenkomst hebben gesloten, worden toe
gekend en dit terwijl buiten de producentengroeperingen
om 90 van de aardappelafzet wordt verricht!
BASF Nederland N.V.,
Afdeling Landbouw,
BASF Kadestraat 1, Postbus 1019,
Arnhem, Tel.: 085 - 45 06 91.