De maand februari op het zuid-westelijk andbouwbedrijf DE stikstofbemesting op de graszaadpercelen dient zo mogelijk reeds omstreeks half februari te wor den gegeven. De weersomstandigheden en de toestand van de grond moeten dit echter toelaten. Uitstrooien over sneeuw of ddepbevroren grond kan bij dooi verbran ding veroorzaken. Wordt de kunstmest met een centri-' fugaal- of pendelstrooier gestrooid, dan dient dit met de nodige zorg te gebeuren. Zeer verstandig is het dan ook om voordat het kunstmeststrooien wordt begonnen met een meetsysteem het strooibeeld te bepalen. Elk jaar komt nog schade voor als gevolg van een minder goede verdeling, wat bij meer oplettendheid voorkomen had kunnen worden. 12 Veel veehouders zouden nu beter hooi hebben als ze verleden jaar rond pinksteren hun hooi hadden kunnen ventileren. Tijdig aanschaffen is gewenst. van het bedrijf met aardappelen wordt beteeld dan is er zelfs wat voor te zeggen om alle kali, die men gewoonlijk over 4 jaar strooit in één keer toe te dienen en deze af te stemmen op de verbouw van aardappelen. De kalibemesting kan er dan op gronden beneden 35 afslibbaar en bij een goede kalitoestand als volgt uitzien: LIOEWEL we bij het begin van de maand februari nog volop in de winter zitten en er nog van alles kan komen, moet de boer toch al weer vooruit zien en zich gereed maken voor het komende seizoen. Door middel van het maken of laten maken van een begroting, gebaseerd op een vergelijking over meerdere jaren dienen de ten dienste staande produktiemiddelen, grond, arbeid en kapitaal zodanig gecombineerd te worden, dat een optimaal resultaat verwacht mag worden. Mogelijk zal, na een dergelijke berekening zelfs onder ogen moeten worden gezien of men er niet beter aan doet het bedrijf te beëindigen. Besiuit men verder te gaan, dan zal er meestal niet te ontkomen zijn aan een steeds weer aanpassen bij de veranderende omstandigheden. dens de zeer lichte zavel- en zandgronden moet daarom vooral voor bieten na ongeveer 20 februari iedere kans benut worden om de kunstmest uit te strooien. Is dit niet mogelijk vanwege de weersomstandigheden dan in ieder geval de meststof over de ploegvoor toe dienen, zodat deze nog goed ingewerkt kan worden. Dit verbetert dè opneembaarheid en geeft mindere kans op zoutschade. Uit onderzoek is gebleken, dat aardappelen met een hoog kaliumgehalte in de droge stof minder blauwge- voelig zijn. De invloed van de kalibemesting en het K- getal van de grond op het kaliumgehalte van de knol wordt vermeld in onderstaande tabel. Het kaliumgehalte in de droge stof bij een uiteen lopend K-getal van die grond en bij een verschillende kaligift. kaligift K-getal 10 15 20 25 30 35 0 kg/ha 1.10 1.49 1.77 2.03 2.24 2.41 150 kg/ha 1.35 1.66 1.91 2.10 2.29 2.42 300 kg/ha 1.49 1.77 1.99 2.21 2.40 2.53 500 kg/ha 1.66 1.86 2.08 2.27 2.43 2.57 L. N. BAX, R. v. d. MEER, C.A.R. Goes. -.--V V''^kT 'ii Elk jaar komt er schade voor doordat de kunstmest onvoldoende verdeeld wordt. Door goede controle en een juistte afstelling is dat te voorkomen. Als er grote kunstmestgiften in een keer gestrooid worden moet dit minstens 3 a 5 weken voor het zaaien en poten gebeuren. Voorkom daardoor zoutschade! Vakbekwame landbouwers die tijdens de weekends wil len werken kunnen zich door het houden van melkvee van een inkomen verzekeren. BEMESTING De laatste jaren werkten hoge N-giften op de winter tarwe opbrengstvenminderend. Voor een groot deel moet dit worden toegeschreven aan het optreden van meer meeldauw en andere schimmelziekten. Door de voor jaarsgift te verlagen en een gedeelte van de stikstofgift aan te wenden in stadium 7 (twee weken voor het in de aar komen) bleef het gewas vaak gezonder en kon ge noemde opbrengstdaling worden beperkt. Op aardappelen, bieten en uien worden vrij grote hoe veelheden meststoffen gebruikt. Bij weinig neerslag tijdens de periode van opkomst en eerste groei kan dit aanleiding geven tot een te hoge zoutconcentratie in de bovenlaag en het niet goed opneembaar zijn van (vooral) het fosfaat. Beter is het dan ook om de kunstmest 3 a 4 weken voor het zaaien of poten uit te strooien. Behou- >2.5 weinig op geen last van blauw 2.2 weinig gevoelig voor blauw <1.9 zeer gevoelig voor blauw Uit deze tabel blijkt, dat de kalitoestand van de grond een grotere invloed heeft op het kaligehalte van de knol, dan een verse kalibemesting. Het advies volgens grond onderzoek is echter gebaseerd op maximale opbrengst en minder op instandhouding van het K-getal van de grond. Willen we op gronden beneden 35 afslibbaar een K-getal handhaven boven 20 en liefst boven 25 dan zal de KüO-gift verhoogd moeten worden. Wanneer a. kaligift volgens advies uitgaande van de toestand goed 230 kg K2O b. toeslag om bodemvruchtbaarheids niveau te handhaven 200 kg K2O c. behoefte voor suikerbieten en tarwe 100 kg K2O Totaal 530 kg K2O Het spreekt vanzelf, dat een dergelijk hoge gift liefst in het najaar en anders zo vroeg mogelijk toegediend moet worden om groeiremming te voorkomen.

Krantenbank Zeeland

Zeeuwsch landbouwblad ... ZLM land- en tuinbouwblad | 1972 | | pagina 12