1
Charolais x
FH kruisings
kalveren
voor de
rundvlees
produktie
'ij*
Ü8,
J. J. ZONDERLAND
C.A.R. - Goes
Op de C. R. Waiboerhoeve te Millingen aan de Rijn
worden kruislingstiertjes van Charolais x FH verge
leken met MRIJ- en zwartbonte stiertjes.
Char, x FH kruisingskalveren lenen zich goed voor de rund-
vleesproduktie, zowel voor de produktie van blank kalfsvlees
als voor stierenmesterij tot 16 mad. en hebben een beter
groeivermogen en een gunstiger voederconversie dan zuivere
FH-kalveren.
De slachtkwaliteit van Char, x FH dieren is beter dan van de
zwartbonte dieren. Ze hebben bovendien een hoger aanhou
dingspercentage.
Char, x FH-vaarskalveren geven in de kalvermesterij onge
veer dezelfde resultaten als FH-stierkalveren.
Voor de melkveehouderij betekent kruising van zijn koeien
met een Charolais-stier een belangrijk hogere prijs voor de
kalveren.
Kruising levert de melkveehouder ook nadelen op, te weten,
langere draagtijd, hoger percentage doodgeboren kalveren en
meer geboortemoeilijkheden. Bij gebruik van de Charolais-
stier met bekende gegevens omtrent geboortemoeilijkheden
en een goede keuze van koeien kan men de moeilijkheden
beperken.
Wanneer 30 procent van de melkvéestapel gekruisd wordt
met een stier van een vleesras, kan dit in grote mate
bijdragen tot verbetering van de rundvleesproduktie, zonder
dat dit ten koste hoeft te gaan van een goede selectie van
de melkveestapel.
De rundveehouderij in Nederland is gericht op de melkproduktie. De geschikt
heid voor de slacht wordt daarbij niet uit het oog verloren. De post omzet en
aanwas vormt een belangrijk deel van de opbrengsten per koe.
Op de meeste bedrijven is dit minstens 1/5 deel van de totale opbrengst van
de koeien. De laatste tijd richt de rundveefokkerij zich meer en meer op een
eenzijdige selectie op melkproduktie. Om hierdoor optimale resultaten te kun
nen bereiken moet voor de selectie alleen het beste deel van de veestapel ge
bruikt worden. Het heeft geen zin om het ondereind van de veestapel door een
„melktypische" stier te laten dekken. De kalveren uit deze koeien worden in
het algemeen toch niet aangehouden voor vervanging.
Op deze koeien kan men beter een stier met goede vleeseigenschappen ge
bruiken. Een ras met uitstekende vleeseigenschappen is het Franse ras Charolais.
HET GEBRUIK VAN CHAROLAIS-STIEREN
In 1969 stelde 'het O. en S.-fomds een subsidie beschikbaar om het gebruik
van sperma van Oharolais-stieren .e bevorderen. Er zijn in 1969 5.500 koeien
geïnsemineerd, waarvan meer dan de helft door de k.i.-vereniging Z.W. Neder
land. De veehouders, welke van de regeling gebruik maakten, waren verplicht
geboorteberichten van de kruisingskalveren op te sturen, met gegevens betref
fende draagtijd, aantal doodgeboren kalveren, geboortemoeilijkheden, afwijkin
gen, geslacht, gewicht, haarkleur en de bestemming. Ruim 3.000 ingezonden
geboorteberichten konden verwerkt worden. 4,7 van de kruisingskalveren
werd doodgeboren. Van de stierkalveren bedroeg het percentage doodgeboren
6,5 en van de vaarskalveren 2,9 Tussen de gebruikte Charolais-stieren ble
ken grote verschillen voor te komen, n.l. een variatie van 2,18,2 Van de
FH-kalveren wordt gemiddeld 2,2 doodgeboren. Geboortemoeilijkheden ble
ken veelvuldig voor te komen n.l. bij 18,1 van de kruisinggeboorten (variatie
7,1—26,8
Bij de geboorte van zwartbonte kalveren levert 3,7 moeilijkheden op. Het
aantal afwijkende kalveren was vrij normaal, evenals het aantal 2-lingen. De
draagtijd was gemiddeld 5 dagen langer dan normaal. Het geboortegewicht van
de kruislingskalveren lag 56 kg hoger dan dat van zwartbonte kalveren. De
vaarskalveren waren gemiddeld 4 kg zwaarder en de stierkalveren 7 kg.
OPZET VAN DE PROEVEN MET CHAROLAIS x FH-KRUISINGSKALVEREN
Teneinde meer inzicht te krijgen in de geschiktheid van Charolais x FH-kalve
ren voor de rundvleesproduktie zijn in 1970 verschillende proeven met kruisings
kalveren opgezet. In de kalvermesterij zijn Char, d FH-stier- en vaarskalveren
beproefd en vergeleken met zwartbonte stier- en vaarskalveren en met MRIJ-
stierkalveren. Dit onderzoek is in een 3-tal proeven uitgevoerd.
Uit deze proeven is gebleken dat zowel de Char, x FH-stier- als vaarskalveren
zich goed lenen voor de produktie van blank kalfsvlees. De Char, x FH kalveren
vertoonden een betere groei dan de zwartbonte kalveren van hetzelfde geslacht.
De resultaten van de MRIJ-stierkalveren lagen tussen die van de Char, x FH-
stier- en -vaarskalveren.
De voederconversie van de Char, x FH-kalveren was beter dan die van de
zwartbonte kalveren. Bovendien hadden ze een zeer goede slachtkwaliteit. Ge-
conclueerd mag worden dat Char, x FH-stierkalveren minstens even geschikt
zijn voor de kalvermesterij als MRIJ-stierkalveren. Char, x FH-vaarskalveren
geven in de kalvermesterij dezelfde resultaten als FH-stierkalveren.
Begin 1970 heeft het Proefstation voor de Rundveehouderij 75 Char. x FH-
vaarskalveren aangekocht. Deze kalveren zijn opgefokt en geïnsemineerd en
kunnen in het voorjaar 1972 afkalven. De helft van de vaarzen is geïnsemineerd
met sperma van een Limousin-stier, de andere helft met sperma van een- MRIJ-
stier. Een deel van de vaarzen wordt na het afkalven aangehouden als zoogkoe.
CHAR, x FH-KALVEREN IN DE JONGE STIERENMESTERIJ
Voorts zijn een 3-tal vergelijkende mestproeven opgezet met Char, x FH- en
FH stierkalveren. Deze stiertjes zijn op een leeftijd van ongeveer 16 maanden
afgemest. Een van de 3 proeven is uitgevoerd op het bedrijf van W. Brooymans
te Kuitaart. Op 3 februari 1970 zijn 15 FH- en 15 Char, x FH stierkalveren in
de proef opgenomen.
De kalveren waren afkomstig van Zuidhollandse bedrijven en zijn aangekocht
via Coveco. Tijdens de opfok is één van de Char, x FH kalveren doodgegaan.
Hiervoor is een nieuw kalf in de plaats gekomen.
Na een opfokperiode hebben de kalveren van begin juni tot begin september
op een kunstweide gelopen, welke in het voorjaar was ingezaaid. Ze werden
's nachts opgestald en bijgevoerd met krachtvoer en hooi. De stiertjes zijn af
gemest op een aanbindstal met voederbieten, aardappelen en ingekuilde suiker
bietenkoppen en -blad, aangevuld met krachtvoer. 1 juni 1971 zijn de dieren
levend beoordeeld door een medewerker van het I.V.O. te Zeist:. Aan de hand
van de levende beoordeling en het gewicht zijn de stieren in koppels van 45
per week afgeleverd aan een plaatselijk slagers-grossierderijbedrijf.
GROEI
De stieren zijn regelmatig gewogen. Met uitzondering van de periode na het
spenen en de weideperiode groeiden de Char, x FH-dieren steeds sneller dan
de FHdieren.
Gewichtsverloop, koud geslacht gewicht, aanhoudingspercentage en de
gemiddelde groei van de dieren.
13 -
li
kt) -H
73 *H*
fl 53
a
<n
CU
uo
JU)
13
-do
m
ld
bJD d
ca
<u 'r_>
tuO-—t
FH
Char. FH
42
44,5
82
94
113
123
193
196
321
342
475
505
CU
W)
koud
gesl.
ca
ca
8 w
<u ca
tU)i3
263
55,4
873
294
58.2
922
De gemiddelde groei per dag van de Char, x FH-stieren lag ongeveer 50 gram
hoger dan die van de FH-stieren. Bovendien was het aanhoudingspercentage
van de Char, x FH-stieren gemiddeld 2,8 hoger.
VOEDING
Beide groepen zijn gedurende de proef gelijk gevoerd. De rantsoenen beston
den uit bijprodukten van de akkerbouw, aangevuld met krachtvoer.
Voerverbruik, voederconversie en voederkosten
Omschrijving
FH
Char, x FH
Voerverbruik:
melkpoeder
30
30
volle melk
106
106
geplatte haver
3
3
kalverkorrels
62
62
krachtvoer
903
915
droge pulp
247
253
weidehooi
400
402
stro
901
909
voederbieten
1788
1788
aardappelen
470
470
ingekuilde suikerbietenkoppen en -blad
3464
3568
weide 87 dagen
Voederconversie (kg ZW per kg groei)
Totale voederkosten
3,93
835,46
3,74
845,33
BEOORDELING VAN DE SLACHTKWALITEIT
De stieren zijn op 16'71 levend beoordeeld, waarbij de bevleesdheid en de
vet bedekking zijn vastgelegd. Bij de geslachte beoordeling op het slachthuis
is behalve voor bevleesdheid en vetbedekking ook een waardering gegeven
voor inwendig vet en de vleeskleur.
Levend en geslachte beoordeling (volgens puntenwaardering 16)
FH
Char, x FH
Levend
bevleesdheid
3.20
4.10
vetbedekking
2.80
2.60
Geslacht:
■bevleesdheid
3.04
3.73
vetbedekking
3.11
3.02
inwendig vet
3.13
3.19
kleur
2.80
2.78
De toegepaste beoordeling loopt van 16. Wat betreft de bevleesdheid bete
kent 1. te mager en 6 een uitstekende dikbdl. Een vetbedekking van 1. geeft te
weinig vet aan, een 6 is veel te vet. De optimale vetbedekking ligt rond de 3.
De kleur wordt beoordeeld van blank naar donker. De Char, x FH-stieren wa
ren duidelijk beter bevleesd dan de FH-stieren. Bovendien was de vetbedekking
iets gunstiger. De kruislingstieren werden dan ook belangrijk hoger gewaardeerd
door de slager. Het verschil bedroeg ƒ0,15 per kg geslacht gewicht.
FINANCIëLE RESULTATEN
De aankoopkosten voor de FH-stiertjes bedragen gemiddeld ƒ299,(variatie
285,tot 320,en voor de Char, x FH-stiertjes 355,(variatie 319,
tot 387,Bij de kruisingskalveren was de variatie het grootst.
Het is interessant dit te vergelijken met het gewicht bij aankomst. De FH-
kalveren wogen gemiddeld 42 kg (variatie 3548 kg) en de Char, x FH 44,5
kg (variatie 3952 kg). De kruisingskalveren kostten gemiddeld 7,98 per kg
levend gewicht en de zwartbonte 7,10.
Financiële resultaten
Omschrijving
FH stieren
Char, x FH stieren
koud geslacht gewicht
263
296
prijs per kg
5,02
5,17
opbrengst
1320,—
1530,-
slachtverzekering
12,50
12,50
aankoop
299,—
355,-
voerkosten
835,46
845,33
Voerwinst
173,04
317,17
rente
91,-
H 105,-
gezondheidszorg
25,—
25,-
uitval
24,33
huisvesting
22,-
22,-
diversen
30,-
30,—
Arbeidsinkomen
5,04
110,84
Indien de voor de voederwinning benodigde arbeid niet aan de voerkosten
toegerekend was, had het arbeisimkomen per stier ongeveer 60,hoger gelegen.