21 •hier <todh vrij zwaar op de verkoop van koekalveren op grond van de overwegingen zoals die hiervoor zijn genoemd. De situatie is inmiddels veranderd. De melkprijs is niet onbelangrijk gestegen doordat er geen zuiveloverschot meer bestond. De vraag naar goede kwaliteit produktiedieren vanwege de betere melkprijs en de toch altijd bestaande vraag naar slachtvee doen ook de prijzen van het rundvee be langrijk stijgen. Dit proces heeft zich in de loop van 1971 voltrokken. Voor export is er niet een over schot aan guste pinken en drachtige vaarzen, zoals dat in het verleden vrij regelmatig het geval was. Er werd toen ook bewuster rekening gehouden met de mogelijkheid een aantal dieren uit de stal voor export te verkopen. PR wordt de laatste tijd weer meer aandacht be- steed aan eigen aanwas als gevolg dat het aan bod van nuchtere kalveren, in dit geval van koe kalveren zal afnemen. De afzetmogelijkheden van gemeste kalveren zijn gunstig, zodat de grote vraag naar kalveren voor de mesterij blijft en derhalve gerekend mag worden op hoge prijzen voor de nuch tere kalveren, zoals tot dusver. Dit zal de aanpak van het rundveemesten tot hogere gewichten niet in de hand werken. De gunstige melkprijs geeft aanleiding te veronderstellen, dat er weer meer ge molken zal worden, waardoor een overschot aan zui vel op kortere termijn dan wellicht verondersteld wordt, niet ondenkbaar is. In hoeverre de bedrijfsopheffingen de totale groei van het aantal melk- en kalfkoeien op de blijvende bedrijven wel dan niet overtreffen is vooralsnog een vraag, die pas op een later tijdstip beantwoord kan worden. Het is momenteel op alle fronten rustig, maar dan in gunstige zin. Hoge vlees- en veeprijzen en hoge melkprijzen. Het was ook wel tijd dat er een verandering ten goede kwam in de melkvee houderij. Om deze gunstige situatie te bestendigen is een evenwicht in vraag en aanbod noodzakelijk. Een drang naar een ongebreidelde produktiever- hoging moet onderdrukt worden. Een verstandig en doelgericht bedrijfsbeleid is de veehouder geboden. A. J. H. KAVELRUIL EN PERCEELSVERGROTING door J. KODDE In dit artikel wordt een nadere toelichting ge geven op de sinds 1 januari 1971 van kracht zijnde regeling voor Vrijwillige Kavelruil. De verkaveling van veel bedrijven in Zeeland is momenteel verre van ideaal. Het werken met moderne machines wordt vaak 'belemmerd door te kleine, ongunstig ge vormde of op afstand liggende percelen. De regeling van Vrijwillige Kavelruil is vooral be doeld voor kleine eenvoudige projecten waarbij geen of slechts op geringe schaal cultuurtechnische wer ken moeten worden uitgevoerd. Er moeten minimaal drie grondeigenaren deelnemen. De deelname is vrij willig. De kosten van kadaster, notaris en registratie worden voor 100 gesubsidieerd. Het enkel admini stratief uitruilen van gronden brengt dus voor de betrokkenen geen kosten mee. De uit te voeren werken worden voor 50 ge subsidieerd tot een maximum subsidie van ƒ500, per ha. De belanghebbende moet zelf het initiatief tot kavelruil nemen. Aanvragen kunnen worden in gediend bij de Provinciale Directie voor de Bedrijfs ontwikkeling. LANDBOUW EN RECREATIE door J. F. BLANKSMA Ing. ven en winkelcombinaties hebben geleid tot een sterke concentratie van de vraag. Er zijn nog slechts een beperkt aantal grootafnemers, ondermeer voor wat betreft de omvang en de hoedanigheid van de partijen aardappelen en de regelmaat van toeleve ring. Om aan deze eisen te kunnen voldoen, zal er een goed samenspel moeten zijn tussen afnemers col lecterende handel en telers. Dit leidt meer en meer tot contractuele bindingen tussen genoemde partijen. Voorts wordt in dit artikel aandacht besteed aan de prijsvorming van de consumptie-aardappelen, waar na tot slot een aantal vormen van bindingen tussen teler en collecteur/afnemer worden besproken. DE MOGELIJKHEDEN VAN MINDER OF GEEN GRONDBEWERKING VOOR DE AKKERBOUW IN HET ZUIDWESTEN door K. KOOIJ Een beperkt aantal caravans of tenten lijkt voor een landbouwbedrijf een van de meest geschikte vormen van recreatie. Wel dient daarbij de nodige zorg aan randbeplanting te worden besteed. De recreatie is in opgaande lijn. Dit geldt ook voor de toeristische overnachtingen in Zeeland. Overnachtingen in pensions, zomerhuisjes, hotels en op campings in Zeeland: jaar aantal 1957 1 miljoen 1968 5% miljoen 1980* 10 miljoen 2000* ±22% miljoen Begroot De kampeersector zal de meeste gasten op moeten kunnen vangen. Sterke uitbreiding is dus nodig. Ten aanzien van de combinatie landbouw en re creatie liggen er een aantal mogelijkheden die de aandacht verdienen. Als gevolg daarvan zal het agrarisch gebied - vooral aan de kust en langs de zeearmen naast de specifieke landbouwkundige functie, steeds meer taken voor de recreatie gaan vervullen. De financiële resultaten van de campings lopen evenals de verdiensten van de landbouw bedrijven sterk uiteen. Om goede resultaten te be halen moet de beheerder goed met mensen om kun nen gaan en bereid zijn om in het seizoen zeven dagen per week te werken. Ook indien men slechts enkele staanplaatsen exploiteert dient men bij de vaststelling van de tarieven rekening te houden met de investering, het onderhoud, het gebruik van water en electriciteit, de afvoer van het vuil en een redelijke beloning. DE AFZET VAN CONSUMPTIE-AARDAPPELEN door Ir. C. D. VAN LOON Veranderingen in het gedrag van de consument, o.m. de toename van de consumptie van aardappelen in be- en verwerkte vorm en ontwikkelingen in de detailhandel m.n. de opkomst van grootwinkelbedrij- Omdat men over de resultaten van de normale grondbewerking niet geheel tevreden is, neemt men op de Proefboerderij te Westmaas o.a. proeven met: Geen grondbewerking Minimale grondbewerking Normale grondbewerking Bij geen grondbewerking vallen de opbrengsten van aardappelen en bieten tegen. Bovendien zijn de kosten voor chemische bestrijding van wortel onkruiden en het doodspuiten van groenbemesters hoog. Fosfaat en kali blijven in de bovenste lagen waardoor in droge jaren opbrengstderving op zal kunnen treden. De proef wordt voortgezet met de vruchtwisseling graszaad, zomergerst, koolzaad en wintertarwe, waarvan de resultaten hoopvoller mogen worden beschouwd. Bij de minimale grondbewerking wordt de vrucht- opvolging: aardappelen, zomergerst, suikerbieten, wintertarwe. Voor de hakvruchten wordt er ge ploegd en voor de granen gecultivaterd. Een neven voordeel is dat door het cultivateren de in de grond achtergebleven aardappelen tijdens vorstperioden gemakkelijker bevriezen dan na ploegen. De belang stelling voor deze proeven is groot. Doch meer in zicht en ervaring zijn nodig om de algemene bruik baarheid te kunnen beoordelen. Vandaar dat dit onderzoek nog verscheidene jaren zal moeten wor den voortgezet. FINANCIËLE PERSPECTIEVEN EN MECHANISATIEVORMEN VAN KNOLSELDERIJ, WITLOFWORTELEN, SPRUITEN EN WINTERBLOEMKOOL O door F. VADER In dit artikel wordt in het kort aangegeven, wat op het ogenblik de mogelijkheden zijn bij de mecha nisatie van de teelt van bovengenoemde gewassen. De nieuwe ontwikkelingen zijn bij knolselderij het machinaal rooien en schoonmaken met reinigings machines. Bij witlofwortelen is dit het precisie- zaaien met gebruik van pillenzaad en het machinaal rooien. Bij het gewas spruiten wordt vooral nagegaan wat de mogelijkheden zijn van de teelt van late spruiten, dat wil zeggen oogsten na november. Nieuwe ont wikkelingen zijn het ter plaatse zaaien en het machi- Relatie tussen aanvoer en prijs van spruiten. naai plukken. Bij winterbloemkool zijn nog maar weinig mogelijkheden tot mechanisatie. Van elk ge was is een saldoberekening gemaakt. Hieruit blijkt, dgt hoe groter de mogelijkheden van mechanisatie zijn, des te lager de saldo's uitkomen. Bij geheel gemechaniseerde teelt van knolselderij is het saldo 2400,per 'ha, bij een contractprijs van 0,19 per kg. Bij spruiten en winterbloemkool, die nog veel handenarbeid vragen, is het saldo gemiddeld beduidend hoger dan van akkerbouwgewassen. SPUITVARIA door C. J. GOVERS, R. VAN DER MEER, A. MULDERS en P. VERHAGE Links een normale mannelijke bloem, rechts een tweeslachtige met mannelijke en vrouwelijke bloem- delen. Onder deze titel wordt door een viertal mede werkers nader ingegaan op een zevental zaken met betrekking tot ziekten eii onkruidbestrijding. Zaken die in het afgelopen jaar in het middelpunt van de belangstelling stonden, waarbij uit de opgedane ervaringen lering kan worden getrokken. In grasland vraagt de kweekbestrijding de aan dacht. Tegen zaadonkruid in mais blijkt Atrazin het aangewezen middel. Bij de uitbreiding van het areaal koolzaad neemt de kans op het optreden van be paalde parasieten duidelijk toe. Ook wordt even stilgestaan bij het in 1971 vrij veel voorkomende verschijnsel dat bij mais in de top ook kolven (of kolfjes) voorkwamen. Waar pootgoed tegen rhizoc- tonia ontsmet wordt met kwik dient men het kwik op te vangen voor het waterbad geloosd wordt. De schimmel Sclerotinia blijkt een ware „alleseter" te zijn; een hele serie gewassen kan aangetast worden. Plaatselijk deden zich in wintertarwe wat moeilijk heden voor als dit gewas onder minder gunstige om standigheden werd gezaaid kort na een grondbehan- deling met DD. 1/k# 140 140 120 110 100 90 S0 70 60 40 30 20 tnn/weefc 2800 2600 2400 2200 2000 1800 1600 1400 1200 1000 800 600 400

Krantenbank Zeeland

Zeeuwsch landbouwblad ... ZLM land- en tuinbouwblad | 1972 | | pagina 21