^Oocr de <~Orouw v/U ^Platteland
De slinger
van de
kerstboom
De ontevreden denneboom
ging op stap
7
ilIET was nog een week voor kerstmis, toen Tineke
en Jan 's woensdagsmorgens uit school kwamen.
Als ze naar huis gingen moesten ze altijd door een
straat met een heleboel winkels met mooie etalages.
Voor één etalage bleven ze stilstaan; daarin lagen
mooie kerstboomballen, grote en kleine. Ze hadden
alle kleuren, rood, geel, blauw, paars, oranje, rose
en groen; maar de zilveren ballen glinsterden toch
wel het allermooist. Als je er 'heel dicht bijstond kon
je er jezelf ook in zien. Tussen alle kerstballen, slin
gers en andere versieringen in stond een grote kerst
boom met lichtjes.
Tineke en Jan keken een hele tijd naar de boom,
ze wilden zelf ook graag een kerstboom hebben, ze
hadden er nooit een gehad.
„Kom Jan, we moeten naar huis, anders weet moe
der niet waar we blijven", zei Tineke. Maar Jan hoor
de niks en bleef naar de boom kijken. Tineke trok
een aan zijn mouw. „Schiet nou op Jan, het is vast
al laat." Eindelijk ging Jan mee.
Toen Tineke en Jan thuiskwamen stond het eten
al op tafel.
„Wat zijn jullie laat en ik heb nog wel een verras
sing!" zei moeder.
„Wat is het?" vroegen Jan en Tineke nieuwsgierig.
„Als jullie netjes je bord leegeten gaan we van
middag naar de stad om een kerstboom te kopen."
„Hoera, hoera", riepen Tineke en Jan en ze dan
sten de hele kamer rond. „Net zo'n mooie als in de
Kerkstraat in de winkel van De Bruin staat?", vroeg
Jan.
„Ja hoor, net zo'n mooie," beloofde moeder.
ANDER het eten zaten Tineke en Jan te wippen op
hun stoel, ze kregen een kerstboom, ze kregen
een kerstboom! Toen ze klaar waren gingen ze op
weg, eerst naar de markt om de kerstboom te kopen.
Ze mochten er zelf een uitzoeken.
„Die grote boom mama, dat is een mooie." J an wees
de grootste boom aan die er was. „Die is veel te
groot, die kan niet in de kamer," zei moeder.
Tineke wees ook een boom aan. „Die dan mama,
die heeft veel takken." „Die kan niet door het deur
gat, die is veel te breed voor ons huis."
Jan en Tineke wezen nog meer bomen aan, maar
die Jan aanwees vond Tineke niet mooi en de bomen
die Tineke aanwees vond Jan weer niet mooi.
Redactiecommissie
Bond van Plattelandsvrouwen
Voor Zeeland:
D. KugelSwart, Poortvliet
Voor Brabant:
A. J. M. RoosenschoonStolk, Halsteren
De koopman zei uiteindelijk: „Zal ik eens een leuk
kerstboompje voor jullie uitzoeken? Hier, dit is een
mooie, niet te groot en niet te klein." Ja, dat was er
eentje naar ieders zin.
'Moeder betaalde en de boom was van hun. Jan en
Tineke moesten hem zelf dragen. Tineke pakte de
top en Jan de stam vast en zo liepen ze door de stad.
„Bij een kerstboom horen kerstballen" zei moeder,
„wij gaan nu ballen kopen en jullie mogen er alle-
beid vijf uitzoeken."
Toen ze in de winkel kwamen zetten ze de kerst
boom zolang in een hoek bij de toonbank, want de
boom was zwaarder dan ze gedacht hadden. Jan en
Tinekè zochten de ballen uit, ze mochten ze alleen
aanwijzen en de juffrouw pakte ze dan voorzichtig
in een doos in, anders zouden ze gebroken zijn voor
ze thuis waren. De piek zochten ze samen uit, een
zilveren piek die precies bij hun boompje paste. Moe
der kocht nog engelenhaar.
TOEN alles ingepakt en betaald was vroeg Jan:
„Krijgen we nog slingers mama?" Moeder keek
even in haar portemonnee en zei: „Het kan nog net -
er zit nog geld in."
De juffrouw pakte de slingers ook in en daar gin
gen ze dan. Jan en Tineke huppelden de winkel uit,
ze waren zo blij met de ballen en de slingers, dat ze
de kerstboom vergaten mee te nemen!
Op weg naar huis zei moeder: „Straks mogen jullie
samen de boom versieren."
„Oh de kerstboom", riep Tineke, „die staat nog in
de winkel." „We zijn gelukkig nog niet ver, gaan jul
lie maar een terug, ik wacht hier wel," zei moeder.
Jan en Tineke renden terug naar de winkel. De
juffrouw had het ook gezien en had de kerstboom al
bij de deur gezet. Ze konden hem zo meenemen en
daar gingen ze weer achter elkaar: Tineke bij het
topje en Jan bij de stam.
(Zie verder pag. 15)
leder moet tevreden zijn met zijn plaats In de wereld! Want ook al lijkt hel
ergens anders mooier en beter, je zult altijd ervaren, net als de kerstboom,
dat ontevredenheid nooit veel goeds brengt.
En daar ging het boompje. Op weg naar het dennenbos.
Ieder moet tevreden zijn met zijn plaats in de
wereld! Want ook al lijkt het ergens anders mooier en
beter, je zult altijd ervaren, net als de kerstboom, dat
ontevredenheid nooit veel goeds brengt.
Er was eens een denneboom die in een mooie, grote
tuin stond. Die tuin behoorde bij een prachtig, groot
huis waarin een vader, moeder en een klein jongetje
woonden. Het boompje was jaren geleden geplant door
de tuinman van de mensen die in het grote huis woon
den. Het was in al die jaren hard gegroeid en kwam
nu al zo hoog dat het door de ramen in het huis kon
kijken.
Het liep tegen Kerstmis en de denneboom voelde
zich erg bedroefd. Nu zullen jullie denken dat die
boom geen enkele reden had om bedroefd te zijn. Hij
had naalden, die altijd even groen bleven en hij stond
in een prachtige tuin met een mooi gazon en 's zomers
kon hij fluisteren met de vele bloemen die er bloeiden.
Wat zou hij nog meer kunnen verlangen?
Maar nee hoor, de denneboom voelde zich helemaal
niet tevreden en de reden was het Kerstfeest, da<t bin
nenkort zou komen. Want elk jaar haalde de meneer
van het huis een grote denneboom en sinds h'et boom
pje in de tuin zo groot geworden was dat het kon zien
wat er binnen in het huis gebeurde, wist het dat die
grote boom in de kamer op een tafel werd gezet. Daar
na kwam het jongetje met een doos vol ballen, klok
jes, kerstmannetjes en engelenhaar. Samen met zijn
ouders versierde dit jongetje de kerstboom totdat hij
aan alle kanten schitterde en er trots stond te pronken.
Daarom was het denneboompje in de tuin zo ver
drietig. Het was jaloers op de grote kerstboom. Het
wilde ook zo dolgraag worden versierd mét die glin
sterende, blinkende dingetjes. Waarom moest het jaar
in, jaar uit in de tuin staan zonder dat er ooit naar hem
werd omgekeken? Dit maakte de arme boom in de tuin
erg ontevreden. Lang dacht hij' er over na of 'er geen
mogelijkheid was ook zo mooi versierd in een huis te
staan met Kerstmis. Zo mokte hij en huilde 's nachts
dennenaaldetranen.
Totdat op een avond het boompje een belangrijke
beslissing nam. „Wat sta ik hier elke dag te dromen
en elke nacht te huilen," vroeg het zich af, „ik verlies
al mijn groene naalden met dat gehuil. Weet je wat,
ik ga naar het bos."
Dat was heel slim 'bedacht van de denneboom, want
hij had zo vaak andere bomen horen fluisteren over
een bos, vlakbij, waar honderden kerstbomen stonden,
die gekapt en meegenomen werden. Die bomen werden
verkocht aan andere mensen en meegenomen naar
huis, waar ze prachtig werden versierd.
Dus nam de denneboom in de tuin een dapper besluit,
hij ging zich ni'et langer vervelen in de turn; hij zou
naar het bos gaan, naar de andere dennebomen. Toen
het nacht werd en niemand meer op straat liep, trok
het boompje heel voorzichtig één voor één zijn wortels
uit de grond. Het deed wel pijn, want ze zaten erg vast.
Toen hij eindelijk met al zijn wortels boven de grond
stond begon de denneboom heel langzaam te lopen. In
het begin was het erg moeilijk, want hij had nog nooit
gelopen en af en toe viel hij bijna of struikelde in het
donker. Maar dan herinnerde hij zich het bos en wag
gelde weer verder op zijn wortels.
Alles sliep, alleen de maan kon de eenzame boom
over de straat zien gaan, heel langzaam en heel alleen.
Ze lachte wat en deed haar 'best de wolken te ver
mijden zodat de denneboom genoeg licht had om te
kunnen zien, waar hij liep.
Langzamerhand verdween de maan echter en h'et
werd buiten licht. En net had de zon besloten tevoor
schijn te komen, toen de denneboom heel moe einde
lijk bij het bos met de kerstbomen wa9 gekomen. Daar
zuchtte hij heel diep, plantte al z'n wortels weer in de
grond dicht bij de andere kerstbomen en viel toen in
een diepe slaap.
Laat in de middag schrok hij op van harde mannen
stemmen. Eerst wist het boompje niet, waar het was,
maar toen herinnerde het zich weer: de mannen kwa
men het, samen met alle andere bomen halen. En dat
gebeurde: met een grote bijl werd de denneboom af
gekapt en op een grote wagen geladen. Toen de kar
helemaal vol was met dennebomen, werd deze naar
een plein gereden en daar werden alle dennebomen
verkocht aan mannen en vrouwen die hun kinderen
wilden verrassen met een boom voor het kerstfeest.
Na heel lang wachten werd eindelijk ook ons 'boom
pje meegenomen door een meneer. Het werd naar een
klein huisje gebracht waar twee kinderen juichend op
de man afstormden en riepen: „Oh pappie, wat fijn,
een kerstboom!" Het boompje glunderde en wat het
verwacht had gebeurde: 's avonds werd het opgetuigd
met ballen met allerlei kleuren en kaarsjes. De denne
boom was nu volkomen tevreden. De volgende dag
was 't eerste kerstdag en niets maakte de boom geluk
kiger dan de blijde gezichtjes van de kinderen die
staarden naar de zacht-flikkerende kaarsjes en de
schitterende ballen.
De denneboom voelde zich twee dagen lang de
koning te rijk en hij zou niets liever willen dan in dat
kleine kamertje te blijven pronken. Maar eens gaat
ook dit kerstfeest voorbij en toen het zover was haal
den de kinderen alle mooie versierselen van de takken.
Hij werd door de vader van de twee kinderen achter
in de tuin gezet. Daar stond het boompje dan, heel
triest en zonder wortels, want die waren in het bos
achtergebleven toen de boom was afgekapt. Hij ken
nu niet meer lopen en ook niet meer groeien, want
een denneboom zonder wortels kan niet groter worden:
hij gaat heel langzaam sterven.
Dat gebeurde ook met dit kerstboomDje. Lange tijd
bleven de naalden nog groen, maar langzamerhand
werden ze stuk voor stuk bruin en vielen af. En hoe
de boom ook klaagde, dat hij zo dom was geweest de
mooie tuin, waar hij vroeger stond, te verlaten, het
baatte niets. De denneboom werd steeds kaler en voel
de zich als maar zwakker worden, totdat hij op een
nacht stierf, ongelukkiger dan ooit een kerstboom is
gestorven.