500e I.L.R.-bulletin Overheid - Inconsequent en onbillijk VA/IJ hebben deze kritiek en aanwijzing serieus ge- nomen en derhalve: 35 Op de foto: Van links naar rechtss Ir. G. I. Blerma, directeur Cebeco; Ir. A. R. Kraal, hoofd Afd. Merkenonderzoek; Ir. F. Co olm an, directeur I.LJL leiden en kan hij tijdens de beproeving veranderingen aanbrengen, indien dit nodig blijkt te zijn. Over het con cept-rapport, dat na het onderzoek wordt opgesteld en aan de leverancier wordt gezonden, wordt in onderling overleg beslist over het al of niet publiceren van het rap port. Besluit de inzender tot het niet doen publiceren, dan blijft het rapport verder geheim. De leverancier kan echter met de verkregen informatie een diepergaande reconstructie van het werktuig bewerkstelligen, van welke mogelijkheid in de praktijk in zeer vele gevallen gebruik wordt gemaakt. Een kort durend na-onderzoek is dan meestal voldoende om het rapport te wijzigen en het nog als bulletin te laten verschijnen. De werkwijze ligt duidelijk in de lijn van een gezamenlijk toewerken naar betere werktuigen voor de gebruiker. speciaal aspect dient de internationale samen werking op het terrein van het merkenonderzoek te worden genoemd. Die delen uit dit onderzoek, die niet direct zijn gebonden aan de variërende omstandigheden van gewas, grond, klimaat enz. lenen zich voor het exact vaststellen van waarden. In O.E.C.D.-verband zijn reeds beproevingscodes voor trekkers en veiligheidscabines ontwikkeld, die door de landen, aangesloten bij de O.E.CD., worden gebruikt. Daarnaast wordt er binnen deze organisatie verder gewerkt aan codes voor het be proeven van andere werktuigen, waardoor basisbeproe vingen geïntegreerd kunnen plaatsvinden. Verder is het van groot belang, dat naast de O.E.C.D. internationale samenwerking moet plaatsvinden in bila teraal verband om internationaal verhandelde appara tuur voor bijv. niet-grondgebonden produktietakken, zoals varkens en kippen, gezamenlijk te beproeven. Ook van I.L.R.-tzijde werden op dit gebied initiatieven geno men met als doel de produktiviteit van het onderzoek te verhogen. ^E 500 bulletins, die in de loop der jaren zijn uitge geven, vertegenwoordigen 580 werktuigen. Dit is ongeveer 65 van de beproefde werktuigen, d.w.z. dat 35 van de werktuigen om een of andere reden niet bulletinwaardig waren. De firma's, die de meeste machi nes hebben laten beproeven en waarvan de meeste bulle tins zijn verschenen, zijn N.V. Koninklijke Handelmaat schappij Boeke en Huidekoper, Cebeco en G. W. van Driel en Van Dorsten. Daarnaast komen zeer vele andere importeurs en fabrikanten op de lijst voor. Gezien tegen de opbouwende achtergrond van dit werk blijkt dat het merkenonderzoek als onderdeel van het totale werktui- genondierzoek een zinvolle bezigheid is geweest en zal blijven in het kader van de zich steeds uitbreidende toe passing van technische hulpmiddelen in de agrarische produktie. |y A het overhandigen van het 500e bulletin bracht de heer Ir. G. I. Bierma van Cebeco zijn waardering tot uiting voor het I.L.R.-merkenonderzoek. Hij stelde dat door dit joj^rk wordt bijgedragen tot de produktie van zo doelmatig ^mogelijke werktuigen. Daarnaast stimuleert het bulletin in de praktijk de verkoop van het desbetref fende werktuig. Het „gewogen en goed bevonden", waar van het bulletin getuigt, spreekt de praktijk aan. Dat het Cebeco hierin reeds in een vroeg stadium vertrouwen had, blijkt ook uit het feit dat reeds bulletin no. 2 een Cebeco-bulletin was. In het vervolg van zijn betoog oleitte de heer Bierma ervoor om het tijdsbestek van de 'beproevingsprocedure zo kort mogelijk te houden. Hij wees voorts op de noodzaak om door internationale coördinatie te trachten de aan het merkenonderzoek ver bonden kosten terug te dringen en tot slot wenste hij de Afd. Merkenonderzoek veel succes bij de voortzetting van zijn werkzaamheden. |N een sfeervolle bijeenkomst werd op 30 november j.l. te Wageningen het 500e bulletin overhandigd aan de Directie van het Cebeco, als inzender van de des betreffende machine, de Hektor vacuümpomp AKA-250- Super voor melkmachines. De voorzitter van het I.L.R., de heer D. Leemhuis, ging daarbij nader in op de ontwikkeling van het merken onderzoek in de afgelopen jaren. Na de start in 1952 en een aanloopperiode van vijf jaar werd in 1957 het mer kenonderzoek ondergebracht in de afdeling Beproeving, welke afdeling later de naam kreeg van Afdeling Mer kenonderzoek. Spreker constateerde dat het I.L.R. het steeds op prijs heeft gesteld handel en industrie nauw bij het merkenonderzoek te betrekken. Geconstateerd kan worden, dat in de loop der jaren de onderlinge samen werking steeds gegroeid is, zodat thans van een zeer goede overlegbasis voor het merkenonderzoek kan wor den gesproken. Tot een goed functioneren van de afdeling heeft ook het werk van een in 1962 ingestelde Commissie ad hoe veel bijgedragen. Uit het werk van deze commissie, waar in handel, industrie en landbouwpraktijk vertegenwoor digd waren, kwam o.a. het besluit voort die werktuigen in het vervolg in groepen te beproeven. Ook werd toen een uitbreiding van de afdeling gerealiseerd. Het werd door deze maatregelen mogelijk het onderzoek en de rap portage vlotter te laten verlopen, zodat thans mede door een zeer rationele werkwijze, het onderzoek zelf en de rapportage betreffende een machine als regel binnen een jaar wordt affgewerkt. |R. COOLMAN, directeur van het I.L.R., vertelde in zijn inleiding over „De betekenis van het merken onderzoek" o.a. het volgende: Het merkenonderzoek vormt een onderdeel van de informatie, die het toegepast onderzoek aan de landbouw dient te leveren en is zo doende niet los te zien van het totale onderzoek aan landbouwwerktuigen en arbeidsmethoden. Een goed func tionerend werktuigenonderzoek kan alleen maar plaats vinden in nauwe samenwerking met handel en industrie. Direct of indirect kan deze samenwerking leiden tot een beter inzicht bij de kopers van deze technische hulp middelen, wat weer een gunstige beïnvloeding van de produktiekosten op de landbouwondernemingen kan heb ben. De leverancier van de werktuigen zal zich steeds meer op de hoogte moeten stellen van inzetmogelijk- heden en de waarde van de machines voor het bedrijf van de afnemer. Over de gebruikswaarde onder die diver se omstandigheden geeft een bulletin per merk of type voor hen de nodige informatie. Het samenspel tussen de leverancier en de afd. Mer kenonderzoek is bij een beproeving van wezenlijk belang. Bij de uitvoering van een beproeving, waarvoor de leve ranciers van alle merken hun machines kunnen aanmel den, heeft de leverancier alle gelegenheid zijn machine met de-nodige technische hulp en aanwijzingen te bege spoorwegtarieven met 9 omhoog zullen moeten. Twee argumenten werden ter motivering aangevoerd. De snelle kostenstijging en het achterblijven van de tarieven bij de algemene prijsontwikkeling die heeft plaatsgevonden. IN deze situatie heeft het zuivelbedrijfsleven moe ten laveren. Tientallen besprekingen zijn ge voerd, op allerlei niveaus, om te trachten het stand punt dat een verhoging van drie cent noodzakelijk was, doorgevoerd te krijgen. Als concessie werd daarbij nog gedaan dat een tijdelijke differentiatie, namelijk drie en twee cent, geaccepteerd kon worden. Wel, de uitslag is bekend! Deze strijd is gestreden. Ik wil niet de gehele ge schiedenis vanaf 21 oktober opnieuw de revue laten passeren. Wel wil ik nog even ingaan op een zeer voor de hand liggende vraag, namelijk: waarom hebben al deze discussies met de overheid, met de werknemers en in het produktschap plaatsgevonden en is de prijs op 22 november niet zonder meer met drie, resp. twee, cent verhoogd? Voor het antwoord hierop moet ik nog even terug naar de voorlaatste prijsverhoging van drie cent op 6 september. Deze verhoging lokte op drie punten veel kritiek uit. In de eerste plaats van de werknemers die vonden dat zij geheel buiten spel waren gezet. In de tweede plaats bleek de Minister van Landbouw zeer verstoord te zijn over deze, wat hij noemde, forse en schijnbaar niet verwachte verhoging. |n de derde plaats tekende hij groot bezwaar aan tegen het feit dat er geen publieke discussie over een zo gevoelig produkt had plaats gevonden. Hoewel derhalve toen niet werd ingegrepen, werd toch wel te verstaan gegeven dat nu tot 1 april wel „pas op de plaats" gemaakt moest worden. de werknemers bij de voortgaande discussie vol ledig ingeschakeld: de berekeningen en discussies volledig in de open baarheid gebracht en gevoerd; de conclusies, voordat wij die gingen toepassen, ter kennis van de betrokken ministers gebracht. Van onze kant is geen enkele behoefte aan een con flict met de overheid. Integendeel. Zolang nog een zo belangrijke verantwoordelijkheid voor de zuivelpolitiek bij de overheid berust, is een goede samenwerking voor beide partijen van het allergrootste belang. Op twee punten heeft deze opvatting en tactiek goed gewerkt. In de eerste plaats hebben de werknemers zich volledig achter het standpunt van het bestuur van de FNZ geschaard. In de tweede plaats heeft de pu blieke opinie, ondanks alle gerechtvaardigde zorg voor de prijsstijgingen in het algemeen, onze voorstellen met grote welwillendheid beoordeeld. Men zag de redelijkheid ervan in. Blijft over de reactie van de overheid die ik, met alle begrip voor de motieven en ook na het opbrengen van de grootste welwillendheid, in het licht van het boven staande niet anders kan beoordelen als inconsequent en onbillijk. Hier was niet aan de orde het onverantwoord naar zich toegraaien van een industrie die zich, om geen inflatie bekommerend, ten koste van de gemeenschap wilde verrijken. Hier is getracht ook de boeren die voor de consumptiemelkvoorziening zorgen op redelijke wijze mee te laten delen in de vruchten van een sterk verbeterde internationale zuivelmarkt. En dan is het de moeite waard, omdat bij een behoorlijk melkveebedrijf één cent meer of minder op jaarbasis altijd nog f 1.000 meer of minder bruto-opbrengst betekent! IVA AAR het gaat bepaald niet alleen om de knikkers, hoe belangrijk die ook zijn. Het gaat ook om het spel en de spelregels en m.i. heeft de regering bij deze zaak het vertrouwen in de goede verstandhoudingen, die ik nogmaals van uitermate groot belang acht voor beide partijen, onnodig op de proef gesteld. De slag mag dan misschien gewonnen lijken; deze winst weegt voor de regering niet op tegen de verlies posten die ik hierboven heb beschreven. Ik geloof niet in het conflict als oplossing van problemen en ik meen dat een openhartige beschouwing en een duidelijke be oordeling geschikte middelen zijn, zowel uit een oog punt van verantwoording omtrent het gevoerde beleid, als met het oog op de toekomst. Zo bekeken kunnen de ervaringen van de afgelopen weken nog een positief effect hebben! Drs. R. ZIJLSTRA Voorzitter van de Koninklijke Nederlandse Zuivelbond FNZ

Krantenbank Zeeland

Zeeuwsch landbouwblad ... ZLM land- en tuinbouwblad | 1971 | | pagina 35