Thermische behandeling
van gewassen:
een nieuwe techniek
Isolatie van
aardappelbewaarplaatsen
28
WOOR een kortstondige hittebehandeling kan een gewas zeer snel worden gedood. Van dit principe kan
gebruik worden gemaakt b.v. voor het doden van aardappelloof. Ook kan deze techniek worden ge
bruikt om droogprocessen te versnellen, omdat het gewas na de behandeling betere droogeigenschappen
heeft verkregen. De thermische behandeling opent de weg naar het maaien en laden van voorgedroogde ge
wassen in één werkgang. Dit is van belang zowel voor het kunstmatig drogen van groenvoeders, het inkui
len als het hooien. Een systematische, doelgerichte toepassing van deze techniek biedt de mogelijkheid om
de groei van grassen en kruiden te remmen. Op dit gebied worden nieuwe mogelijkheden geopend voor het
onderhoud van wegbermen, slootkanten e.d.
Door de ontwikkeling van een speciale wijze van stoombereiding door het I.B.V.L. wordt een zeer gunstig
thermisch rendement vao de gebruikte brandstof verkregen, met een apparatuur die voor gebruik in het veld
alleszins aanvaardbaar is. In tegenstelling tot het doodspuiten van bijv. aardappelloof, gras langs slootkanten
en wegbermen enz. met chemische middelen heeft deze ,,stoom"-methode tevens het pluspunt dat het milieu
niet verontreinigd wordt!
WAT IS EEN THERMISCHE BEHANDELING?
Met een thermische behandeling van gewassen wordt
het gewas een zodanige warmtebehandeling gegeven, dat
het behandelde gedeelte van de plant afsterft. Dit effect
kan worden bereikt door het gewas gedurende een zeer
korte tijd op een temperatuur van plm. 70° C te brengen.
Bij deze temperatuur sterven de cellen, waaruit de plant
is opgebouwd binnen enkele seconden af en er blijft dus
onmiddellijk een dood gewas achter. Voorzover het ge
was alleen maar vernietigd of gedood, zoals bijv. bij
aardappelloof, is daarmee het gestelde doel bereikt. Van
het dodend effect door de hittebehandeling kan echter
ook gebruik worden gemaakt als een gewas gedroogd
moet worden. Een dood gewas droogt n.l. gemakkelijker
dan een levend, omdat de cellen de eigenschap om water
vast te houden grotendeels hebben verloren. Bovendien
wordt bij een thermische behandeling de tegen uitdro
ging beschermende waslaag, die op de meeste planten
en plantendelen in meerdere of mindere mate aanwezig
is, beschadigd evenals de opperhuid. Ook deze effecten
bevorderen het drogen van de plant.
PRINCIPE EENVOUDIG
In principe is de toepassing zeer eenvoudig, omdat er
geen bewerking van het gewas voor nodig is. Het op
stam staande gewas kan direct worden behandeld. In het
begin van de ontwikkeling van deze techniek worden
uitsluitend machines gebruikt met een open vlaim. Met
een rij oliebranders wordt een gesloten vlammenveld van
1 k 2 m lengte gevormd. Op deze manier wordt het ge
was direct aan de vlam en de hete rookgassen blootge
steld. Zolang het gewas maar vochtig genoeg, is, treedt
hierbij geen verbranding op. Drogere delen gaan van
zelfsprekend wel branden. Daar de toppen van een ge
was zeer intensief met de vlam in aanraking komen,
drogen deze snel uit en gaan daarna verbranden of ver
schroeien. Wanneer het gewas voor voederdoeleinden
wordt gewonnen, is dit natuurlijk niet aanvaardbaar. De
machine moet dan zo snel over het gewas gaan, dat geen
verschroeiing van plantendelen optreedt. Dit heeft tot
gevolg, dat bij dichte zode het onderste deel niet vol
doende warmte ontvangt om een effect te bereiken, ter
wijl het bovenste deel meer warmte heeft ontvangen
dan nodig is.
VERBETERING METHODE
HET brandgevaar, het slechte effect bij dichte gewas
sen en het lage rendement van de gebruikte olie,
hebben van het begin af aan geleid tot onderzoek naar
verbetering van de methoden. Al zeer spoedig kon op
kleine schaal worden aangetoond, dat met stoom zowel
betere effecten als hogere rendementen van de brandstof
waren te verwachten. Bovendien was dan het optreden
van brand of verbranding uitgesloten.
Speciaal voor dit doel werd door ir. Rastovski van het
I.B.VX,. een nieuwe methode voor het bereiden van grote
hoeveelheden stoom ontwikkeld. Hij slaagde erin een
compacte machine te construeren, waarmee door het
versproeien van gewoon water (gefiltreerd slootwater
moet kunnen worden gebruikt) direct in de vlam een
mengsel van rookgassen en stoom wordt verkregen, met
een temperatuur beneden de ontbrandingstemperatuur
van droge plantendelen (plm. 300° C). Door de goede
warmteoverdracht van de stoom op het gewas kan in
vergelijking met het vlamtype met de helft van de hoe
veelheid olie worden volstaan om hetzelfde resultaat te
krijgen. Er zijn geen beschermende kleding en maskers
meer nodig.
HOE HET EFFECT TE BENUTTEN NA
DE BEHANDELING?
Tengevolge van de hittebehandeling sterft het gewas
onmiddellijk af. Dit is duidelijk te constateren, want ogen
blikkelijk na de behandeling kan vooral op de bladeren
gemakkelijk een vingerafdruk worden gemaakt. De struc
tuur van het blad is dus duidelijk beschadigd. Bij sten
gels is dit in mindere mate het geval, maar ook hierbij
is na enige tijd duidelijk een weefselbeschadiging waar
te nemen als scheuren in de opperhuid. Onmiddellijk na
de behandeling verkleurt het gewas en bij bijv. luzerne,
erwten, bieten e.d. gaat het blad onmiddellijk slap han
gen. Bij grassen is dit minder uitgesproken het geval.
Wanneer het gewas alleen gedood wordt zoals bijv.
bij aardappelloof is het doel direct bereikt. Voor het ge
val men het gewas wil drogen kan men het na de behan
deling het beste enige tijd op stam laten staan. Het
staande gewas heeft immers het grootste volume, waait
gemakkelijker door en is regelmatiger over het opper
vlak verspreid dan het gemaaide. Volgens proeven wordt
een goede en snelle droging van het op stam staande ge
was verkregen, zonder dat men het gewas bewerkt. Het
gewas wordt echter niet helemaal droog op stam. Meest
al worden op stam geen lagere vochtgehalten dan 5060
pet gehaald, maar dan is ook al ongeveer van de oor
spronkelijk aanwezige hoeveelheid water verdampt. Het
nieuwe van thermische behandeling schuilt voornamelijk
hierin, dat het hierdoor mogelijk is een gewas onmiddel
lijk te doden en vervolgens op stam voor te drogen.
WELKE TOEPASSINGSMOGELIJKHEDEN?
Het aantal toepassingsmogelijkheden is in principe
groot en is, afhankelijk van het doel dat wordt nage
streefd, in te delen in drie groepen te weten:
H. T. DE JONG,
CAR, Barendrecht.
De aardappelen worden opgeslagen in een ruimte die
voorzien te van een goed luchtverdeelsysteem. De venti
latoren zorgen er voor dat de lucht via het verdeel
systeem door de aardappelen wordt geperst. Is de tem
peratuur van de buitenlucht lager dan die in de aard
appelcel, dan koelen de knollen af, zodat de kieming van
de aardappelen wordt tegengegaan. Mede door het ge
bruik van de kiemremmingsmiddelen en die aanwezige
luchtkoeling hebben we de mogelijkheid om de aardappe
len gedurende het gehele bewaarseizoen kiemvrij te be
waren. In dit hele proces van de bewaring hebben de
wanden belangrijke funkties.
De wanden nemen de druk van de aardappelhoop op;
zij hebben een isolerende funktie en moeten bestand zijn
tegen weersinvloeden.
De zijwaartse druk per strekkende meter wand is af
hankelijk van de storthoogte. Het volgende staatje is
voor de bouwkundige zeer belangrijk
Storthoogte
150 cm
200 cm
250 cm
300 cm
350 cm
400 kg
Zijwaartse druk per ml
169 kg
300 kg
469 kg
675 kg
920 kg
1200 kg
De wanden moeten een goed isolerend vermogen heb
ben (warmtedoorgangscoëfficiënt maximaal 0,5 Kcal/
uur/m2/graden C of K-waarde 0,5).
Deze isolatiewaarde dient voor:
bescherming tegen te lage temperaturen;
bescherming tegen te hoge temperaturen;
het voorkomen van condensvorming in die be waar-
ruimte.
De wanden moeten tegen weersinvloeden bestand zijn.
Het isolatiemateriaal mag niet nat worden.
Enkele gangbare wandconstructies voor aardappelbe
waarplaatsen. (Zie de tekeningen).
Fig. 1. Deze wand is opgebouwd uit houtwolcement-
blokken waarin een bewapening is opgenomen. Deze be
wapening dient om de druk van de aardappelen op te
vangen. De blokken moeten ca. 24 cm dik zijn. Door de
voegen kan nu nog vorstschade optredien. Daarom moet
aan de buitenkant nog een isolatiemateriaal worden be
vestigd. Als isolatiemateriaal is te gebruiken bijvoorbeeld
5 cm mineraalwolplaat. Om dit isolatiemateriaal te be
schermen moet dit achter een vochtbestendige plaat wor
den opgesloten.
Fig. 2. Deze wand is ook opgebouwd uit houtwol-
cementblokken. De buitenwand is hier een halfsteens-
muur. Tussen buitenwand en binnenwand is een lucht
spouw. Tegen de houtwolcementblokken van 24 cm dik
wordt aan de binnenkant een houtwolcementplaat van
t'jssenruiat*a ruia ventileren^
door k.v. openin-en la
top :ovel»
5 cm dik bevestigd. Dit wordt gedaan om de voegen te
overlappen om vorstschade te voorkomen. Ook deze
wand is bewapend.
Fig. 3. Een halfsteensmuur voorzien van gemetselde
steunberen. Geheel vrijstaand van de muur wordt een
houten kist in de schuur gemaakt. Deze houten kist be
staat uit stijlen, waartussen een bepaald isolatiemateriaal
wordt bevestigd. Het isolatiemateriaal kan 1215 cm
mineraal vlokken zijn of 10 cm mineraalwolplaat. De stij
len moeten minstens 5 cm van de muur afstaan. Doet
men dit niet, dan zal de muur onherroepelijk beschadigd
worden. Hout buigt altijdi iets door.