25 Daarnaast worden op Scotland Farm 300 stuks mestvee (baby-beef) gehouden (400 afgeleverd per jaar) en 100 fokzeugen, waarvan de biggen groten deels op het bedrijf zelf worden gamest. •Op het totale bedrijf van 560 ha^xijn 7 man vast personeel (exclusief bedrijfsleider en 2 voormannen) volledig bezet met het graan-rundveemesterijbedrijf d.w.z. 80 ha per man (inclusief bedrijfsleider en voor mannen 60 ha per man). Er wordt geen gebruik ge maakt van seizoenarbeiders. De oogst wordt uitgevoerd met twee maaidorsers, elk afgestemd op één van de twee graandrogers (war me lucht) met een opslagcapaciteit van 2000 ton en 5 man. Het stro wordt geperst en in de gebouwen of op het veld opgeslagen ten behoeve van het vee. Bij verkoop zou het slechts ongeveer 10,per ha op brengen. Er wordt wegens tijdgebrek geen groenbe- mesting toegepast! grondbewerking strekt zich uit over 3 a 4 maan den. Door 2 man worden elk 6 ha per dag met de vierscharige ploeg bewerkt, dank zij trekkers met vier wielaandrij ving. De bedrijven in de omgeving werken voornamelijk met rupstrekkers, waarmee slechts 3 ha per dag geploegd kan worden. Er zijn ook proeven genomen met het vervangen van ploegen door 15 cm diep cultivateren, na 1% week gevolgd door woelen van de ondergrond. Dit lukt alleen als de grond in een droog jaar in gunstige conditie is. Op 56 ha wordt een vruchtwisseling toegepast van braak stalmest, bonen, tarwe, tarwe, op de reste rende 500 'ha wordt afwisselend tarwe en gerst ge teeld. Men acht vruchtwisseling van zomer- en winter granen belangrijker dan wisselbouw met kunstweide. Men heeft bij dit eenzijdige bouwplan (nog) geen schade door aaltjes en verwacht dit ook niet op grond van de resultaten van een proefveld in de buurt. Met betrekking tot de opzet van dit bedrijf wordt gesteld, dat het gekozen bedrijfsplan het meest aan trekkelijk is. Er zijn pogingen gedaan om hakvruch- ten te telen maar deze hebben gefaald. Bonen als „break erop" leveren een te laag saldo op. De inves teringen voor 'n tak melkveehouderij worden te hoog geacht en bovendien is het klimaat met 500 mm regen per jaar en regelmatig optredende droogteperioden niet gunstig voor de grasgroei. Een oppervlakte van 300 ha wordt optimaal geacht voor een graanbedrijf en men verwacht geen schaal voordelen van een grotere oppervlakte. Voor een graanhakvruchtenbedrijf zou een optimale opper vlakte bij ongeveer 200 ha liggen. De graanoogsten bedragen gem. voor wintertarwe 4200 kg/ha en voor zomergerst 3800 kg/ha. Het jaar loon van een arbeider was 12.000 8500 vrij wo nen). Het saldo in de akkerbouw bedroeg 215/ha exclusief de kosten van de grond (ca. 5000/ha). Het mestvee en de geïntegreerde varkensfokkerij en -mesterij leveren een belangrijke bijdrage tot de totale bedrijfsresultaten. Wel is waar bleek uit een onderzoek naar de resultaten van baby-beef op 300 bedrijven in dit gebied dat ondanks de subsidiëring van ongeveer 135 per dier slechts op 70 bedrijven winst werd gemaakt en op 270 bedrijven verlies werd geleden, maar volgens de landbouwconsulent is deze produktietak op dit bedrijf winstgevend dank zij de goede verzorging en de zeer goede kwaliteit waar voor de slagers bereid zijn een extra premie te be talen. Toch bleek het op dit bedrijf berekende saldo, exclusief onderhoud, afschrijving er. elektriciteit, over het laatste boekjaar slechts ƒ24 per dier hoger te zijn dan de ontvangen subsidies. Ook in Engeland gaan de melkveehouders met de winst van de rundveemesterijen strijken. Tweederde van de kalveren komen namelijk van melkveehoude rijbedrijven. De kalveren worden twaalf weken oud (90 kg) van opfokkers (op contract) gekocht en de gem. prijs van 319 kalveren bedroeg op dit bedrijf het laatste jaar ƒ261 per kalf. Samenvattend wordt geconcludeerd dat dit een in teressant en voor Oost-Engeland typisch bedrijf is in verband met zijn problemen, voortvloeiend uit de zware, alleen voor graanteelt geschikte grond. Bij het in Engeland heersende prijsniveau is het echter nau welijks rendabel. Interessant is dan ook de wijze waarop getracht is de rentabiliteit te verbeteren door opname van twee veredelingstakken in het bedrijf. Nieuwe gezichtspunten met betrekking tot de schaal vergroting in de akkerbouw heeft dit bedrijf niet ge boden. DRIE GROTE MELKVEEHOUDERIJBEDRIJVEN |Ï\E drie bezochte grote melkveehouderijbedrijven hadden alle een verschillend en bijzonder ka rakter. Het eerst bezochte bedrijf, Dairy House Farm, Middlewich (Cheshire) met ruim 300 melkkoeien is één van de vijf in Engeland door de ICI geëploiteerde proefbedrijven, het tweede bedrijf, het Letchworth Garden City Cotel (Hertfordshire) met 350 melk koeien wordt door de gemeente Letchworth geëxploi teerd en kan dus worden vergeleken met een „stads- bedrijf" van de Gemeente Groningen en het derde bedrijf Asclin Cotel te Aston Clinton (halverwege Tring en Aylesbury aan de (oude) hoofdweg A 41 van Londen naar Birmingham) met 600 melkkoeien is een coöperatieve melkveestal waaraan behalve vier particuliere bedrijven één der door Farmers Weekly geëxploiteerde landbouwbedrijven deelneemt. Het bijzondere karakter heef., dus betrekking op het feit, dat het geen van drieën zuiver particuliere bedrijven zijn, die, hoewel alle drie commercieel op gezet, wat de financiering betreft eventueel terug kunnen vallen op kapitaalkrachtige instanties. Het verschillend karakter blijkt uit de aard van deze in stanties, een wereldconcern, een industriestad met 30.000 inwoners en het waarschijnlijk grootste land bouwblad in Engeland met 120.000 abonnees. De motieven om juist deze bedrijven te bezoeken berustten echter niet op deze min of meer toevallige achtergronden. Dairy House Farm werd uitgekozen, omdat hier het systeem van zomerstalvoedering met vers gras wordt beproefd, dat in verschillende opzich ten ook volgens de studiegroep in aanmerking lijkt te komen voor een eventueel te stichten groot melk veehouderijbedrijf in Nederland, met name op min der draagkrachtige grond. Het Garden City Cotel leek aan de hand van de beschikbare informaties het meest in aanmerking komende moderne bedrijf met een produktie-omvang van ongeveer 300 melkkoeien en het Asclin Cotel exploiteert op het ogenblik de grootste melkveestapel op één bedrijf in Engeland terwijl hier volgens de beschikbare informatie in tegenstelling met de voorgaande twee bedrijven het gehele jaar geconserveerd voer zou worden verstrekt. PEN gemeenschappelijk kenmerk van alle drie be- drijven is, dat zij betrekkelijk kort geleden zijn gestart. Dairy House Farm, hoewel reeds sinds 1934 geëxploiteerd door de ICI, begon met dit experiment in 1968 nadat in 1967 de gehele melkveestapel wegens mond- en klauwzeer moest worden opgeruimd, de ernstigste epidemie in Engeland in deze eeuw, waar van ruim 200.000 dieren op bijna 2500 bedrijven het slachtoffer werden (17). Van deze gelegenheid werd gebruik gemaakt om het bedrijf met een oppervlakte van ongeveer 175 ha en een voor het melkveehoude rijdistrict Cheshire typische zware vertrappingsge- voelige grond onder te verdelen in drie „farmiets" met het doel in het bijzonder de problemen van grote veestapels onder deze moeilijke omstandigheden te onderzoeken. Zo ontstond een „farmiet" met 60 voor- jaarskalvende koeien op 12 ha grasland, een koppel van 200 stuks mestvee (op een leeftijd van 18 maan den afleveren) op 60 ha grasland en het door ons bezochte „farmiet" Dairy House met 250 in de herfst Het Letchworth Garden City Cotel. De visgraatmelk- stal met 2 x 10 standen. kalvende melkkoeien op 97 ha grasland, alle drie met zomerstalvoedering van vers gras. Het Garden City Cotel is eveneens in 1968 gesticht op 400 ha van de in totaal 800 ha gemeentegrond, die door de gemeente zelf als landbouwbedrijf wordt ge ëxploiteerd. Letchworth is een in 1903 gestichte tuin stad volgens de ideeën van Sir Ebenezer Howard, die enkele jaren tevoren in zijn boek „Garden Cities of Tomorrow" een pleidooi had gevoerd voor het schep pen van menswaardiger woon- en leefruimten in een geïndustrialiseerde maatschappij dan de destijds troosteloze industriesteden in Engeland. Het gemeen tebestuur voert niet alleen nog steeds een sociaal vooruitstrevend stedelijk beleid maar zag ook een taak om op de gemeentegrond ,een melkveehouderij bedrijf volgens moderne economische en sociale in zichten te stichten. De oprichting van het Asclin Cotel ten slotte vond plaats als direkt gevolg van de in Hoofdstuk III be sproken en in 1967 van kracht geworden subsidiere geling voor samenwerkingsvormen. Op 31 juli 1968 werd de stichtingsacte van de Coöperatie gepasseerd, drie dagen later werd met de bouw van de stallen begonnen en in het voorjaar 1969 waren de 600 koei en aanwezig. HE omstandigheid, dat deze drie bedrijven slechts ongeveer een jaar geleden waren opgericht had enerzijds het voordeel, dat kennis genomen kon wor den van de opzet en inrichting van grote melkvee houderijbedrijven, die volgens de in Engeland heer sende huidige opvattingen het meest doelmatig en efficiënt zijn, anderzijds was het een bezwaar, dat hierdoor nog geen financiële resultaten bekend waren en moeilijk beoordeeld kon worden of minder gunsti ge ervaringen en resultaten voortvloeiden uit de „kinderziekten" waarmede nieuwe melkveehouderij bedrijven dikwijls hebben te kampen of samenhan gen met -het toegepaste systeem. De verkregen indrukken zijn dan ook gebaseerd op de situaties die ongeveer één jaar na de start van deze bedrijven werd aangetroffen. Het is zeer wel moge lijk dat er in de komende jaren aanleiding kan zijn om deze eerste indrukken te herzien. Dit geldt met name voor het Asclin Cotel dat duidelijk met ernsti ge aanloopmoeilijkheden te kampen had, die, naar de studiegroep hoopt, zo spoedig mogelijk overwonnen zullen worden. DE GEBOUWEN EN HUN INRICHTING a. Het rompgebouw r EN ALS in ons land en trouwens overal ter we reld laat ook in Engeland de melkprijs geen ho ge investeringen in grond en gebouwen toe. Het pro bleem van investeringen in grond speelde op geen van deze bedrijven eer. rol daar Dairy House Farm en het Garden City Cotel reeds over de voor deze gro te melkveestapels benodigde grond beschikten en bij het Asclin Cotel de vereiste voederoppervlakte voor de 600 koeien door de aan de coöperatieve deelne mende voederoppervlakte voor de 600 koeien door de aan de coöperatie deelnemende bedrijven werd inge bracht. Met betrekking tot de gebouwen kan worden opgemerkt dat op alle drie bedrijven weloverwogen beslissingen werden genomen na raadpleging van vele deskundigen en na een ruime oriëntering op reeds bestaande moderne bedrijven. Alle drie bedrijven hebben nl. een ligboxenstal, die wat de inrichting betreft alleen op details van elkaar verschillen. Wel treden er duidelijke verschillen op ten aanzien van de duurzaamhied van het gekozen bouwmate riaal. Zowel op Dairy House Farm als op het Asclin Cotel is de stal in hout uitgevoerd, niet alleen ter be sparing van materiaal, maar ook op arbeidskosten. Op Dairy House Farm werd de stal grotendeels door eigen personeel gebouwd, dat in verband met het af slachten van de. door mond- en klauwzeerepedemie besmette veestapel hiervoor produktief kon worden ingezet en. op het Asclin Cotel werd als voordeel ge noemd, dat onderhoud en reparaties bij uitvoering in hout gemakkelijker door eigen personeel kunnen worden gedaan. (Zie verder volgende pag.) Het Letchworth Garden City Cotel. Een van de twee ligboxstallen met centrale voergoot. Let op de natuurlijke ventilatie-openingen.

Krantenbank Zeeland

Zeeuwsch landbouwblad ... ZLM land- en tuinbouwblad | 1971 | | pagina 25