Engeland
in het Europa
van de
Tien
D'
24
GROTE LANDBOUWBEDRIJVEN
Prijzen landbouwprodukten 1969 (Ned. grid, per 100
kg, koers ƒ8,60)
Engeland Nederland
(Guaranteed prices (LET landbouwcijfers
„Annual Revieuw" 1969) 1970)
tarwe
24,55
33,65
gerst
22,00
32,10
haver
23,56
30,20
rogge
18,27
33,00
aardappelen
13,01
13,25
suikerbieten
(16
58,70
65,54
melk
35,64
35,40
mestvee
kg lev. gew.)
1,82
1,95
PIE van de vier kandidaten (Engeland, ierland en
Denemarken) zijn praktisch lid van de Europese
gemeenschappen. Rond zeven uur zondagochtend 12
december zijn de zes en deze drie het eens gewor
den. Over het belangrijkste probleem dat de toetre
ding van deze landen nog in de weg stond, het visse
rijprobleem. Bovendien was afgesproken dat het toe
tredingsverdrag tussen 12 en 17 januari volgend jaar,
maar uiterlijk 17 januari, in Brussel zou worden onder
tekend.
Voor het werkelijk afronden van de onderhandelin
gen met Engeland, en ook met Denemarken en Ierland,
zal geen nieuwe ministersconferentie meer nodig zijn.
Er zijn nog wel enkele problemen van ondergeschikte
aard met deze landen te regelen, maar dat wordt over
gelaten aan de ambassadeurs van de zes EEG-landen
en van de kandiaat-landen in Brussel bij de EEG
Alleen met Noorwegen, de enige van de vier kan
didaten waarmee men niet tot overeenstemming kon
komen, zal nog een bespreking op ministersniveau no
dig zijn. Een datum voor zo'n bijeenkomst is nog niet
vastgesteld.
SINDS de Britse premier Edward Heath de toe
treding van Engeland tot de E.E.G. door het
Lagerhuis sleepte, wordt de Gemeenschap van „Klein"
een „Groot" Europa. Met de toetreding van Engeland,
Ierland, Denemarken en Noorwegen wordt de E.E.G.
het tweede economische complex van de wereld. Op
basis van globale cijfers telt Europa ca. 260 miljoen
inwoners tegen Rusland ca. 245 en Amerika 205 mil
joen. Rekening houdend met een Europa van de Tien
dan is met name de toetreding van Engeland belang
rijk. Dit blijkt wel uit de onderverdeling van de 260
miljoen inwoners van het Europa van de Tien, n.l.
62.039.000 Duitsers;
55.711.000 Britten;
54.713.000 Italianen;
50.770.000 Fransen;
13.020.000 Nederlanders;
9.680.000 Belgen;
4.913.000 Denen;
3.950.000 Noren;
2.944.000 Ieren;
337.000 Luxemburgers.
Met bijna 56 miljoen inwoners komt Engeland op de
tweede plaats en wordt de betekenis van deze toe
treding geaccentueerd!
Gebaseerd op gegevens van het CBS en de Monthly
Digest of Statistics stelde het hoofdproduktschap voor
akkerbouwprodukten een overzicht van de cultuur
grond en de veestapel in Nederland en het V.K. samen.
Cultuurgrond 1970
Akkerbouwgewassen
Tuinbouwgewassen
Grasland
Ongecultiveerde weidegebieden
Braakland
Totaal
Veestapel 1970
Rundvee
Varkens
Pluimvee
Schapen
Akkerbouwgewassen 1970
Tarwe
Gerst
Haver
Overige granen
Aardappelen
Suikerbieten
Overige gewassen
Totaal
STUDIEREIZEN
Ver.
Nederland Koninkrijk
X 1.000 ha
693 4.477
120 317
1.375 7.251
6.730
9 98
2.197
18.873
X 1.000
stuks
4.366
12.585
5.650
8.088
58.173
143.490
610
26.080
X 1.000 ha
142
1.010
105
2.243
56
376
61
84
158
271
104
187
67
306
693
4.477
TER algemene oriëntatie en vooruitlopend op de
verwachte toetreding van Engeland tot de E.E.G.
hebben in de afgelopen jaren verschillende studie
reizen naar Engeland plaats gevonden, en waarover
rapporten zijn opgesteld. Zo werd in 1969 door de
„Studiegroep grote landbouwbedrijven" begin decem
ber een werkbezoek gebracht aan een aantal grote
landbouwbedrijven in het kader van het onderzoek
naar de wenselijkheid tot het stichten van één of meer
grote akkerbouw- en/of melkveehouderijbedrijven in
ons land. Eind september 1970 werd door een drietal
deskundigen van het Proefstation voor de groenteteelt
in de volle grond een studiereis naar Engeland en Ier
land gemaakt om zich te oriënteren betreffende de
stand van zaken in de groenteteeltsektor. Alhoewel de
in deze rapporten verwerkte gegevens niet de toe
stand van eind 1971 aangeven, zullen in algemene zin
de opgetreden veranderingen niet van zodanige in
vloed zijn dat het beeld nu in belangrijke mate zal
afwijken van hetgeen toen beschreven werd. In het
volgende gaan we op de studie betreffende de grote
landbouwbedrijven nader in. Aan de groenteteelt zul
len we een volgende keer aandacht besteden.
PRIJS- EN SUBSIDIEBELEID
710ALS bekend wijkt het in Engeland gevoerde
landbouw prijs- en subsidiebeleid in belangrijke
mate af met hetgeen in de E.E.G. te dien aanzien wordt
gevoerd.
De Britse landbouw is voor ca. 50 zelfvoorzienend
1,95 (jan.-sept. '69)
Het zijn vooral de prijzen van graan die aanmerke
lijk verschillen. Als regel wordt de verklaring gezocht
in de betere bedrijfsstructuur. De 'bedrijven zijn er
inderdaad aanmerkelijk groter, hetgeen blijkt uit de
verdeling van de „full time" bedrijven die als volgt
wordt geschat:
gem. opp. 25 ha 95.000;
gem. opp. 52 ha 65.000;
gem. opp. 120 ha - 40.000.
De gemiddelde grootte van het Engelse bedrijf zal
rond de 40 a 50 ha liggen. Daarnaast is het aantal
neven- en vrijetijdsbedrijven, met een oppervlakte
van 6 ha, bijzonder groot n.l. ca. 200.000.
Het verschil in prijsniveau van de granen komt ook
tot uitdrukking in de prijs van krachtvoer die in En
geland ongeveer 25 a 30 bedraagt. Evenals in Ne
derland zijn ook in Engeland de grondprijzen sterk
gestegen echter op een lager niveau n.l. van 1700/
ha in 1958 tot ruim /5000/ha in 1969. Ook Engeland
kent een aantal (ontwikkelings) subsidieregelingen
als ondersteuning veehouderij en bergachtige gebie
den, voor mestkalveren en mestkoeien, voor kunst
mest, vernieuwing van gebouwen, samenwerkings
vormen en samenwerkingsprojekten. De totale kos
ten in 1969 van de goedgekeurde projecten bedroeg
4 miljoen en hierop werd 1 miljoen subsidie
verleend. Echter ondanks de in vergelijking met ons
land in vele opzichten afwijkende omstandigheden
als bedrijfsstructuur, prijzenniveau en prijsverhou-
Het Letch worth Garden City Cotel. Midden: melkstal met aan weerszijden twee ligboxstallen voor elk 150
melkkoeien. Achter: jongveestal. Voor: perron voor het schuiven van de mest in de mestverspreider in de
winter en twee silo's, waarin de dunne mest gedurende de zomer wordt gepompt uit een verzamelgooL
waarbij de zelfvoorzieningsgraad voor wat betreft de
afzonderlijke produkten sterk varieert. Het rapport
„Grote landbouwbedrijven in Engeland" waaraan wij
e.e.a. ontlenen geeft voor melk, eieren, pluimvee, var
kensvlees en aardappelen een zelfvoorziening van
100 rund en kalfsvlees 75 bacon en ham 35:%,
kaas 40 en boter 8 De produktie van met name
granen, rundvlees en bacon worden dan ook gestimu
leerd. Hoewel theoretisch geldt dat alle landbouw
produkten tegen wereldmarktprijzen kunnen worden
ingevoerd en d'e boeren inkomenstoeslagen ontvangen
wordt in de praktijk dit systeem voor de meeste
produkten niet meer of slechts gedeeltelijk toegepast.
In werkelijkheid wordt waar wenselijk de import door
contigenteringen beperkt en de binnenlandse prijzen
op hoger niveau dan de wereldmarktprijs vastgesteld
zodat de inkomenstoeslagen lager kunnen zijn. Voor
granen gelden minimum invoerprijzen met de moge
lijkheid tot invoerheffingen. D'e inkomenstoeslagen
hebben voornamelijk betrekking op granen en slacht
vee (rundvee, schapenen varkens). De garantieprijzen
voor varkens en eieren worden verlaagd zodra de zelf
voorzieningsgraad boven de 100 stijgt.
VERGELIJKING MET E.E.G.-PRIJSBELEID
VERGELIJKING tussen de Engelse en de E.E.G.-
landbouwprijzen geeft het volgende beeld in
f/100 kg in 1969.
dingen worstelen de landbouwers in Engeland met
dezelfde fundamentele problemen en trachten daar
op hun wijze oplossingen voor te vinden.
GROOT AKKERBOUWBEDRIJF
DEZOCHT werd een 300 ba groot akkerbouwbe-
drijf „Scotland Farm". Onderdeel van een n.v.
die tevens nog twee bedrijven van 200 en 80 ha in
eigendom had. Tesamen dus 560 ha.
Het bezochte bedrijf ligt op een voor dit akker
bouwgebied in het oosten van Engeland typische
kalkrijke zware kleigrond (Boulder Clay), die een
zeer beperkte gewassenkeuze mogelijk maakt. De
hieruit voortvloeiende problemen deden ons dan ook
in sterke mate denken aan die van het Oldambster
akker bouwbedrijf.
Er worden alleen gewassen geteeld die met de
maaidorser kunnen worden geoogst. Het bouwplan van
Scotland Farm (met tussen haakjes die van de drie
bedrijven gezamenlijk) bestaat voor 90% (92%) uit
granen, ongeveer de helft wintertarwe, de helft zo-
mergerst en 14 ha (30 ha) haver. De overige opper
vlakte is bestemd voor 12 ba (19 ha) bonen, 5 ha
(5 ha) kunstweide, 1 ha (5 ha) blijvend grasland, 3
ha (9 ha) bos en 5 ha (10 ha) erf gebouwen.