Waar boer met „spul" blijft is geen zaak voor zuiveringsschap zolang het niet in oppervlaktewater komt veehouderij en de hinderwet" 23 Kunstmest en de kwaliteit van het oppervlaktewater. IR. VOLLEBREGT: „Er is een toenemende aandacht voor de verontreini ging van ons milieu, d.i. de omgeving waarin wij wonen, werken, recreëren enz., kortom waarin wij leven. Wij schenken aandacht aan de Hoogovens op de Maasvlakte, Schiphol, Progil, de smeerpijp in Gronin gen en verschillende andere zaken. Wij praten druk over de verontreiniging die een ander veroorzaakt, maar helaas nog maar weinig over de vervuiling, die we zelf bedrijven, met onze auto, de afval eniz. Het is vooral een kwestie van opvoeding zo u wilt her opvoeden om onze omgeving net zo te behandelen als binnenshuis". Met deze woorden begon ir. Vollebregt van het Land bouwschap zijn inleiding over landbouw en milieu verontreiniging op de ledenraadsvergadering van de Gelderse Maatschappij van Landbouw, die onlangs te Arnhem werd gehouden. Daar de aangesneden problemen ook in breder 'kring aan de orde zijn ontlenen wij' aan de samenvatting van deze inleiding in het Gelders Landbouwblad het vol gende. GROTE VERVUILER? Ir. Vollebregt wees op de veredelingssector die nogal eens aangemerkt wordt als de grote vervuiler van het water. „Intussen is de Wet Verontreiniging Opper vlaktewateren van kracht geworden. Lozing van ver ontreinigende stoffen op oppervlaktewater is verboden zonder vergunning. Indien de lozing is toegestaan, dan moet de vervuiler meebetalen in de kosten van de zuivering. Hij krijgt een heffing opgelegd. Klandes- tiene lozers lopen de kans een flinke boete te krijgen. De wet onderscheidt rijkswater en overige wateren. De lozing op rijkswater betekent betalen aan het rijk. Voor de overige wateren heeft de provincie de be voegdheden, die zij zelf kan houden, of delegeren aan bijvoorbeeld specifieke zuiveringsschappen zoals in Gelderland, waar 3 zuiveringsschappen zijn gefor meerd: Oostelijk Gelderland, de Veluwe en Rivieren gebied. Deze schappen zullen werken op kostprijsbasis hetgeen 'betekent, dat de heffingen per i.e. (inwoner equivalenten) per jaar niet overal gelijk zullen zijn, zoals ook thans reeds het geval is. Het waterschap de Berkel zat vorig jaar op 3,5 gld. per i.e. en had voor dit jaar bijna 5,5 gld. per i.e. op zijn begroting staan. De verwachting bestaat dan ook dat de genoemde bedragen de komende jaren zullen oplopen tot 12,5 a 15 gld. per i.e. per jaar. Deze 'bedrag gen zijn niet mis. Zij komen straks neer op 25 a 30 gul den per varken per jaar en dat is een aardig deel van de inkomsten uit de varkenshouderij. De heffing (of de boete) behoeft alleen te worden betaald indien daadwerkelijke lozing op het oppervlaktewater plaats vindt". ZUIVERINGSSCHAP CONTROLEERT „Degene die feitelijk, niet loost, kan niet voor een aanslag in aanmerking komen. Het zuiveringsschap zal zelf moeten controleren of er lozingen plaatsvinden. Er bestaat grote behoefte aan gefundeerde kennis en goede voorlichting over de rol die de landbouw speelt bij de vervuiling van het oppervlaktewater. Er wordt n.l. op dit gebied zowel in wetenschappelijke publika- ties als in magazins en dagbladen veel geponeerd, dat de toets der kritiek niet kan doorstaan. „Stikstof", het tijdschrift van de Nederlandse Stik stofmeststoffen Industrie laat in het zojuist verschenen nummer (No. 69/1971 band 6) een aantal deskundigen aan het woord waaruit blijkt dat de bijdrage van de De stelling, dat iemand, die geen gierkelder heeft en niet voldoende land heeft om via 'een „normale" be mesting de mest en gier kwijt te raken, automatisch als vervuiler wordt aangemerkt tenzij hij kan aantonen dat 'hij geen verontreiniging veroorzaakt, is onaan vaardbaar. Een zuiveringsschap mag hiertoe niet over gaan ook al geeft de controle nog zoveel problemen", aldus ir. Vollebregt. Samenvattend stelde de heer Vollebregt, dat de vee houders vele problemen kunnen voorkomen door te zorgen voor een gierkelder (met mestplaats) of een open grondput (die niet overstroomt in oppervlakte water) met voldoende opslagcapaciteit, zodat er geen lozingsvergunning nodig is en ook geen heffing behoeft te worden betaald. Indien men zelf wil zuiveren met een pasveersloot, dan is het zaak van te voren toestemming te krijgen om het effluent te mogen lozen. Voor de meeste 'be drijven geldt dat zij moeten zorgen dat de mest en gier op hun eigen land of dat van d'e buurman komen dan wel via een „mestbank" naar het land van een ver weg gelegen bedrijf worden getransporteerd. BUITEN HET BOEKJE „Sommige zuiveringsschappen willen", aldus ir. Vollebregt, „graag dat aan een bouwvergunning voor stal of schuur de voorwaarde wordt verbonden een gierkelder te 'bouwen met voldoende capaciteit voor 3 maanden. Hier gaat het zuiveringsschap mijns inziens buiten zijn boekje; waar de boer met het „spul" blijft is geen zaak voor het schap, zolang het niet in het oppervlaktewater komt. Het is wel verstandig om te zorgen voor voldoende opslagcapaciteit". HINDERWET „Het probleem van de afvoer van mest en gier is belangrijk. Nog groter is het vraagstuk van de hinder", aldus ir. Vollebregt. „Het is een oud'e regel, dat je je buren niet mag hinderen. De Hoge Raad heeft her haaldelijk uitgesproken, dat het vergunningsvereiste ingevolge de hinderwet niet geldt voor mestopslag bij een veehouderijbedrijf. De laatste uitspraak dateert van 1952. De Kroon heeft in 1967 beslist dat dit wel het geval is. bemesting tot de watervervuiling slechts vam onder geschikte betekenis is. Hopelijk zullen de in deze arti kelen verwerkte gegevens ertoe bijdragen dat de dis cussie over de rol die de bemesting bij watervervui ling speelt wordt gebracht op het niveau waarop ze thuis hoort. Het Tijdschrift /Stikstof" verschijnt 4 x per jaar en wordt op aanvrage gratis aan belangstel lenden toegezonden (Landbouwkundig Bureau der Ned. Stikstofmeststoffen Industrie, Thorbeckelaan 360, Den Haag). De gevolgen van de opvatting van de Kroon zyn, dat vrijwel geen enkel veehouderijbedrijf in het bezit is van een hinderwetsvergunning. Het bedrijf wordt dan in strijd met de wet uitgeoefend en moet dus ge sloten worden. Men kan echter alsnog een vergunning aanvragen bij B. en W. van de gemeente. Deze ver gunning wordt geweigerd indien te vrezen valt dat hinder zal optreden en daarin redelijkerwijs niet valt te voorzien door het stellen van voorwaarden. Indien een bedrijf vlakbij een of meer woningen is gelegen, leidt een vergunningsaanvrage meestal tot weigering. Dit betekent, dat de inrichting, indien hy reeds in werking was, moet worden gesloten of dait die uitbrei ding met een veredelingstak niet door kan gaan". ONBILLIJKE SITUATIE „De onbillijke situatie", aldus ir. Vollebregt, „waar in de 'bedrijven terecht zijn gekomen is voor het Land bouwschap aanleiding geweest bij minister Stuijt van Volksgezondheid en Milieuhygiëne met spoed een audiëntie aan te vragen. Het Landbouwschap wil be pleiten. dat alsnog degenen die in een onhoudbare situatie verkeren een financiële tegemoetkoming zul len ontvangen. De overgangsregeling houdt in, dat de betreffende bedrijven vanaf een bepaalde datum ge durende een half jaar de gelegenheid krijgen een aan vraag in te dienen. Belanghebbende ontvangt van B. en W. een verklaring, dat de aanvraag is ingediend; deze verklaring geldt als een vergunning, waaraan eerst twee jaar later voorwaarden kunnen worden verbon den". Ir. Vollebregt wees op het ambtelijk overleg dat plaatsvond over uitgangspunten inzake het vergunnin genbeleid. „Hierbij waren betrokken de ministeries van Sociale Zaken, van Volksgezondheid en Milieu hygiëne en van Landbouw, de Vereniging van Neder landse Gemeenten en het Landbouwschap. Overeenstemming is 'bereikt over redelijke voor waarden. Aanvaard is, dait nieuwe vestigingen dienen plaats te vinden op meer dan 100 m afstand buiten de bebouwde kom. Een soepel beleid ten aanzien van de bestaande bedrijven wordt wenselijk geacht. Financiële regeling dient in de ergste gevallen d'e nood te verlich ten. Deze afspraken zijn inmiddels verschenen in de brochure „De veehouderij en de hinderwet", verkrijg baar onder meer bij de gewestelijke raden van het Landbouwschap. Bovendien zal er een circulaire met •dezelfde inhoud naar de gemeentebesturen worden ge zonden door minister Stuijt. Voor de bedrijven dicht bij de woningen van derden bieden deze uitgangspunten nog geen oplossing. Hiervoor vooral is het gesprek m'et de minister 'bedoeld. Ook als u wel een vergunning hebt, kunnen klachten van de buren er toe leiden, dat u zwaardere voorwaarden krijgt en extra voorzienin gen moet treffen. Er is dus maar één goede raad: ver oorzaakt geen hinder of streeft goede betrekkingen met uw buren na. Als u toch zeker stank moet veroorzaken (gieren, uitmesten), houdt dan rekening met uw om geving door te letten op het weer en de windrichting, kortom, toon uw goede wil". Het gezamenlijk overleg tussen het Ministerie van Volksgezondheid en Milieuhygiëne; het Ministerie van Sociale Zaken; het Ministerie van Landbouw en Vis serij; de Vereniging van Nederlandse Gemeenten, en het Landbouwschap heeft geleid tot een aantal uit gangspunten van de Hinderwet op veehouderijbedrij ven, in het bijzonder bedrijven met grote aantallen legkippen, slachtkuikens, varkens, mestkalveren en rundvee. In een onlangs verschenen brochure „De Veehoude rij en de hinderwet" wordt verschillende punten als de hinderwet, het hinderbesluit, de hinderwetvergun ning de procedure en mogelijkheden om in beroep te gaan behandeld. Ook wordt ingegaan hoe gehandeld dient te worden ten aanzien van reeds gevestigde en nieuw te vestigen bedrijven. Richtlijnen en adviezen besluiten deze korte handleiding die door belangstel lenden onder onze leden onder meer bij het Secreta riaat van de ZLM te Goes (01100-5010) aangevraagd kan worden. 'In verband met het groot aantal aan vragen is de brochure eerst begin januari weer be schikbaar.

Krantenbank Zeeland

Zeeuwsch landbouwblad ... ZLM land- en tuinbouwblad | 1971 | | pagina 23