De slinger van de kerstboom
15
w.
„|SA! Waar zit Alex?" riep een halfgeklede vader
figuur door het trappenhuis van de villa.
„Die is de boofn in!" klonk het slecht verstaanbaar
terug door een gesloten slaapkamerdeur.
„Bóórn? Wat voor boom?"
„Een kèrstboom!"
„Wét zeg je? De kerstboom? Haal 'm er dan uit.D'r
is telefóón voor hem!"
De deur ging open, moeder stak een hoofd naar buiten
met gedeeltelijk ingekruilde grijze haren en antwoordde
nu beter verstaanbaar: „Ik kan hem er niet uithalen,
hoor. D'r groeien hier geen kerstbomen in m'n slaap
kamer."
„Waar zit die duvelse jongen dan? Over welke kerst
boom heb jij het nou? In de kerstboom hier in de kamer
zit-ie niet."
„Nee, natuurlijk niet. Hij is 't bos in."
„Nou, kun jij de telefoon dan even overnemen om
't uit te leggen?"
„Jakkes, man, dat kun jij toch zélf wel even zeggen!
Dat-ie in een boom zit en niet aan de telefoon kan
komen. Zeg maar dat-ie terug zal bellen."
„Hoe laat?"
„Weet ik dat! Alstie de boom weer uitkomt."
Meneer verdween hoofdschuddend achter de kamerdeur.
Een halve minuut later kwam zijn ongekamde hoofd
weer tevoorschijn.
„Isa!"
„Ja!" klonk het van boven.
,,'t Is een krant! Ze willen weten wat Alex in die boom
doet..."
„O, zeg maar dat ze moeten gaan kijken!"
„Wéér moeten ze gaan kijken?"
„In 't sparrenbos natuurlijk. Daar waar ze de kerst
bomen vandaan halen."
„Wat heeft dat jong nou met die kerstbomen te ma
ken. Hij was er zo op tegen, dat ik 'n kerstboom kocht!"
„Dat is 't nou juist. Hij is voor de milieuverontreini
ging of zoiets!"
„Vóór de miljeuveront.Je bent gek, tégen zul je
bedoelen!"
„Nee, hij was vóór iets met 't miljeu. En tégen het
bomen kappen."
„O, vóór 't miljeu van de bomen, zeker, en tégen de
kerst."
„Nee, tegen de kerstbomen en vóór 't miljeu veront
reinigen."
„Nou, ik zal ze wel iets vertellen en dan moeten ze
zélf maar met 'm gaan praten."
De schedel met die spaarzame witte haren verdween
weer achter de zitkamerdeur.
£EN kwartiertje later kwam de vrouw des huizes be
neden. Keurig gekapt nu. En zorgvuldig gemani
cuurd en gepedicuurd.
„Wat wilde die krant van Alex?" informeerde zij bij
haar echtgenoot.
„Ach. ze hadden een of andier stencil gekregen over
een actie, en daar stond zijn naam onder. Die kwajongen
maakt ons adres ten schande met z'n dwaze gedoe! Na
tuurlijk gaan die personen overal informeren wat voor
iongen dat is. Ze hadden de politie ook al gebeld over
die actie."
„En wat zei de politie?"
„Dat er 'n troep van dertig, veertig langharigen in de
fijnsparren was geklommen die vandaag zouden worden
gekapt om te worden verkocht als kerstbomen."
„Nou, zie je wel, dat is die actie milieuverontreini
ging..."
„Milieubehoud zul je bedoelen. Nou, ik vind 't gekke-
werk. De mensen kopen toch kerstbomen. Maar als die
knapen d'r in klimmen, trappen ze de schors van de stam
en breken ze de takken, zodat die bomen nog minder
waard worden."
„Maar als ze nou bereiken dat er minder bomen ge
kapt worden!"
„Dat krijgen ze tóch niet voor elkaar. De politie is d'r
al bij om ze uit die kerstbomen te knuppelen. En ik wil
niét, dat ie mijn adres zet onder die revolutionaire schot
schriften. Ik moet 'n beetje om m'n goeje naam denken.
De mensen zouden nog dienken dat ik er wat mee te ma
ken heb."
„Nou, ik vind 't zo gek nog niet..."
„Wét zeg je? Jij vindt 't zo gek nog niet dat ie ónze
naém misbruikt en óns adres vermeldt in die oproepen
tot opstand? Besef je wel, dat ie gearresteerd kan wor
den wegens rebellie tegen 't wettig gezag! 'Hij is mis
schien wel aan 't vechten met de politie..."
„Ik bedoel dat ik 't zo gek nog niet vind om te pro
beren wat bomen te behouden. D'r worden toch al zo
veel bomen omgehaald voor 't verkeer en bij die aanleg
jvan nieuwe wijken. Als ik d'r éérder over nagedacht
had, zou ik je voorgesteld hebben om dit jaar géén
kerstboom te kopen. Jij was d'r eigenlijk veel te vroeg
mee."
„Wélja! Nóg zo'n miljeubeschermster. Zou je niet een
spijkerbroek aantrekken en op staande voet in een kerst
boom klimmen?"
„Och, als 't ie 't mij gevraagd had, wie weet of ik niet
meegedaan had..."
„En wét had ik dan te horen gekregen met de kerst
dagen? Hè, helemaal geen sfeer, zo zonder boompje!
Weet je nog van eerverledien jaar, toen ik vergeten was
een sparretje te kopen en ze op die laatste dag natuur
lijk uitverkocht waren? Ik heb 't een jéér lang moeten
horen..."
„Toen dacht er nog niemand over milieuverontreini
ging."
„Miljeubehoud! Zul jij 't dan nooit leren?"
„"ZO, ben je daar eindelijk, oproerkraaier. Waar heb
je gezeten de hele dag?" schold de vermoeide
vader tegen acht uur 's avonds, toen zijn twintigjarige
zoon vuil en vermoeid thuiskwam.
„In een boom, vader."
„In een cel van 't politiebureau zul je bedoelen!"
„Nee hoor, ze hebben ons rustig laten zitten. D'r is
niemandi uitgehaald."
„Zo, mooi succes dan. Dat predikt oproer en blijft dan
rustig in een boom zitten kijken als de politie arriveert
om de opstand neer te slaan. Mooie vertoning. En wat
heb je nou bereikt met die actie?"
„Dat ze vierendertig fijnsparren niet hebben kunnen
kappen vandaag. En morgen gaan we verder met nog
veel méér mensen die vandaag hun sympathie kwamen
betuigen met onze actie."
„Tjongejonge, vierendertig sparretjes zijn niet van
daag gekapt, maar die worden dan morgen of overmor
gen omgehaald. En wat schiet die mensheid daar mee
op?"
„Nou, door de publicaties in de kranten zullen de
ogen wel opengaan en dan worden d'r ook minder kerst
bomen gekocht."
„Dwaas! De contracten voor de levering van zoveel
duizenden bomen zijn al in de zomermaanden getekend.
Als d'r minder kerstbomen worden gekocht, blijven dfr
wat méér omgehakte sparretjes op straat liggen bij de
verkopers. Hebben die een strop... Heb je dat óók be
dacht?"
„Dat zal dóórwerken, vader. Dan bestellen zij vol
gend jaar niet zo veel!"
„Dus .dan stoot jij die mensen 't brood uit de mond.
En die houthakkers, heb je daar aan gedacht? Wéér zo
veel werklozen meer. En wie moet die werklozen te eten
geven? Dat zijn de belastingbetalers, onder wie je eigen
vader."
„Met jou hoef ik geen medelijden te hebben. Jij ver
dient zwart en je zou veel meer belasting moeten be
talen, ouwe. Als jullie generatie niet zo gek was om met
een christelijk kerstfeest nog van die heidense gebrui
ken in ere te houden als 't optuigen van een afgezaagde
sparreboom, zouden we een stuk gezönder kunnen leven.
Want de planten en bomen zorgen voor onze zuurstof
en als we elk jaar met kerstmis een paar bossen om aan
de behoefte naar kerstbomen te voldoen, heb jij straks
niet eens genoeg zuurstof meer om adem te halen vóór
je mij uitscheldt of gaat vloeken. Heb je déér wel 'ns
over geprakkizeerd?"
„Op de plaatsen waar kerstbomen gekapt zijn, worden
weer jonge sparretjes aangeplant."
„O ja, en hoeveel zuurstof produceren die? Nog geen
tiende, geen honderdste en geen vijfhonderdste deel van
een oude boom. Dat wist je niet, hè?"
„In elk geval heb je 't hart niet in je lijf om nóg eens
op die pamfletten van jou mijn adres te gebruiken! Zet
daar maar de naam onder van één van die revolutionaire
kornuiten van jou en maak mijn naam en mijn huis niet
ten schande!"
„Schande? Ik heb niks anders dan lof gehoord... De
mensen zijn 't er gloeiend mee eens dat we die bomen
willen behouden! Luister maar 'ns wat 't journaal d'r van
zegt op de televisie."
Vader wendde zich morrend af en stapte op zijn tele
visietoestel toe. „Als ik hoor dat je je néém genoemd h^b
tegen die kerels, dian kon je drie dagen 't huis niet uit."
„Isa!" schalde de stem van de opgewonden vader tien
De politie zei dat er een stuk of veertig langharigen in
de fijnsparren waren geklommen.
minuten later door het trappenhuis. „Waar is Alex?"
„Op z'n kamer, denk ik," klonk het zachter terug.
„Of zit ie soms weer in een kerstboom?"
„Nee, hij is een stencil aan het typen op jouw schrijf
machine."
„Zeg 'm even dat er telefoon voor 'm is... Een tweede
kamerlid!"
„Een kamerlid? Van zijn partij?"
„Néé meid, van mijn partij! Die dacht dat ik in die
boom geklommen was en hij kwam z'n sympathie betui
gen. Waarschuw Alex nou even!"
„Kan die straks niet even terugbellen?"
„Ben je helemaal. Een kémerlid kan je niet laten wach
ten. Hij vindit 't reuze, van die actie milieuverontreini
ging... Hij wil vragen stellen aan de minister over dat
kerstbomen kappen. Hij vroeg of ik méédee aan een
anti-kerstboomactie!"
„Heb je verteld dat we al een kerstboom in huis heb
ben?"
„Nee, ben je gek! Ik heb natuurlijk gezegd dat we het
er gloeiend mee eens zijn en dat wij nooit meer een
kerstboom zullen kopen! Nou, roep Alex eens!"
Zoonlief kwam, sprak en overwon.
„Dat is dan de vierde partij, die zich vandaag al posi
tief heeft uitgesproken over onze actie „De kerstboom
in". Hij vroeg of ik z'n naam wou vermelden in het sten
cil dat ik nou aan 't tikken ben. Zal ik ons adres er dan
tóch maar op vermelden, vader? Dan maak je nog kans
op een kamerzeteltje bij jouw partij."
„Jaja, natuurlijk, jongen. En geef mij twintig exem
plaren. Die wil ik wel op kantoor uitdelen aan de colle
ga's."
„Vergeet dan vooral je directeur niet. Misschien zit er
dan nog een promotie in..."
Hoofdschuddend klom Alex de brede trap op naar zijn
kamer. Zijn vader stapte naar de garage. „Zonde van die
zeven vijftig," peinsde hij, „maar dat mooie boompje zal
ik moeten verbranden!"
PAUL dfARGENTY.
THUISGEKOMEN zette moeder de boom in een
emmer met zand en toen mochten Jan en Tine
ke gaan versieren. Eerst de piek erop en zo heel voor
zichtig één voor één de ballen. Het ging zo goed, ze
lieten er geeneen vallen. De boom was bijna klaar,
alleen de slinger nog. Jan en Tineke pakten allebei
dezelfde slinger en wilden hem over de takken leg
gen, maar toen gebeurde het
„Hier moet hij hangen" zei Tineke. „Nee,' riep Jan,"
aan deze kant!" „nietes" riep Tinneke. „Wellus" riep
Jan er. zo kregen ze ruzie en op eens OHHHHHH
krak, ze trokken allebei te hard, de slinger brak!
Jan begon te huilen en Tineke zei: „En 't is toch jouw
schuld." Moeder kwam de kamer in: „Wat is er hier
aan de hand, zitten jullie ruzie te maken" en toen zag
ze de kapotte slinger.
„Wat is dat nu jammer zeg, nu is alles zo goed ge
gaan, de boom wordt net zo mooi en nu trekken jul
lie de slinger stuk!"
(Vervolg van pagina 7)
Jan en Tineke vonden het ook heel erg en ze had
den er echt spijt van dat ze hem kapotgetrokken
hadden.
Moeder kreeg een beetje medelijden toen ze hun
bedroefde gezichten zag: „Jullie willen zeker toch
graag een. slinger hebben, maar ik heb al zoveel
centjes uitgegeven, ik kan het niet meer betalen. Jul
lie hebben de slinger stukgemaakt, nu moeten jullie
maar een nieuwe kopen van je centjes uit je spaar
pot."
Dat vonden Jan en Tineke een goed idee en toen
hebben ze uit hun spaarpot een nieuwe slinger ge
kocht.
En zo hadden ze gelukkig toch een slinger in de
erstboom en nog wel een die ze zelf betaald hadden.
Verhaal van juffrouw Riet
van 't Wantewevertje
voor Kerstmis 1971.