Afscheid van Ir. J. Prins als voorzitter van de 9Czlm Openingsrede 4 Zeeuwse Meer was een heel eind voltooid. De brug over de Oosterschelde was op komst (opening 15 dec. 1965). De heer Prins heeft toch nog geproefd van de romantische veerverbindingen. Zijn taak was dienen van de Zeeuwse Gemeenschap speciaal de land bouw. Het was „Leer ze me kennen de Zeeuwen", de Schouwenaren, de Tholenaren en Fliplanders, de Bevelanders en de Walchenaren en ver weg apart aan de overkant de Vlamingen, ook alweer ver schillend van karakter, de Axelaren, geflankeerd door de Hulstenaren en de bewoners van het Land van Cadzand. ALS eerste van de sprekers die zich tot de verga dering en Ir. Prins richtten in verband met zijn afscheid als voorzitter van de ZLM sprak de heer J. B. Becu. Hij bracht in herinnering dat de heer Prins als adjunct-secretaris in dienst van de ZLM trad en van de Veluwe naar de Zeeuwse klei verhuis de. Onder voorzitterschap van Ir. M. A. Geuze, vice- voorzitter P. J. J. Dekker en secretaris Mr. J. F. G. Schlingemann besloot het D.B. hem op 1 juli 1960 als zodanig te benoemen. Zeeland was van de oorlogs wonden hersteld en de grootste wonden van de wa tersnoodramp waren geheeld. Het Deltaplan was gestart en de diverse herverka- velingswerken aan de gang. De afsluiting van het Na een korte periode, op 1 juli 1964, volgde Ir. J. Prins Mr. Schlingemann op als le secretaris onder de voortreffelijke leiding van voorzitter Ir. M. A. Geuze. Na IVz jaar volgde de benoeming van de heer Ir. J. Prins tot voorzitter 1 januari 1966. Na 1 jaar 1 januari 1967 werd de heer Prins benoemd tot voorzitter van de Noord-Brabantsche Mij. van Landbouw als opvolger van Ir. Luitjens Per 1 januari volgde de fusie tussen de ZLM en de Noord-Br abantsche Mij. van Landbouw en kwam de nieuwe ZLM tot stand met natuurlijk Ir. J. Prins als voorzitter. IN deze periode eni verder tot. heden hebt U, me neer Prins, hard gewerkt en veel meegemaakt. U vond een moderne, bloeiende land- en tuinbouw. U hebt aan vele evenementen meegebouwd. Om er enkele te noemen: de landbouwtentoonstellingen te Kamperland in 1961, te Kruiningen in 1963, te Axel in 1965, en de jubileumtentoonstelling ter gelegen heid van het 125-jarig bestaan van de ZLM in de Wil- helminapolder met het bezoek van Hare Majesteit de Koningin. Daarnaast de Taptoe te Goes en de ver schillende excursies naar het Haringvliet en naar Bokrijk. iMEDERLAND en de landbouw is ingepast in de E.E.G. De conjunctuur van de land- en tuin bouw is helaas sterk achteruitgelopen. De mechani satie is doorgebroken en vele landarbeiders zijn ver trokken. Daarna is de uittocht van de bedrijfshoofden begonnen. Zeeland heeft de vestiging van de indus trie gekregen en ik herinner in dit verband aan Uw waarschuwing tezamen met o.a. Ir. Tesink, tegen de milieu-verontreiniging en de schade daarvan voor land- en tuinbouw. Ik breng eveneens in herinnering Uw roep óm steun en hulp voor de fruitteelt, Uw pleidooi voor het totstandkomen van een Grondbank, Uw waar schuwing om een einde te maken aan de inflatie, aan de besluiteloosheid en de prijsbevriezing in Brussel en het steeds weer wijzen uwerzijds op de oneerlijke concurrentievoorwaarden in de diverse E.E.G.-lan den. Helaas, zo zegt de heer Becu, is thans de stem ming zeer in mineur, maar misschien laat ons ho pen spoedig zijn we over het dode punt heen en komt er een herstel. (Zie verder volgende pag.) (Vervolg van vorige pag.) Land van Saeftinge is lange tijd als een poten tieel landbouwgebied aangemerkt. Niet voor niets zijn er diverse studies gewijd aan de vraag hoe een inpoldering, mede in het kader van de verhoging der dijken, versneld zou kunnen worden. Deze vraag stelling stond mede in verband met mogelijke plaatsing van boeren, die elders door stadsuitbreiding en in dustrialisatie werden verdreven. Toen de taak en betekenis van het Westerschelde- bekken zich begon af te tekenen heeft d'e landbouw gewezen op de potentiële mogelijkheden van het Land van Saeftinge voor industrialisatie. Hierbij was Ihet uitgangspunt, de logische ligging van dit gebied ruim telijk gezien en de overweging dat hierdoor overbo dige of te grote ingrepen in nog steeds het beste land bouwgebied van Nederland voorkomen konden wor den. Nu er een Baalhoekkanaal komt lijkt ons de ge noemde benadering aan waarde te winnen. Er komt een infrastructuur, waarop is in te schieten en mo gelijk is er werk met werk te verrichten. In die zin is het kanaal een. Nederlands belang, als men het maar wil zien. Afgezien hiervan is het ons onduidelijk hoe men van zijn nabuur medewerking kan vragen (ten aanzien van bijvoorbeeld de grensoverschrijden de luchtverontreiniging en niet te vergeten de plano logische conceptie van Ihet Vlaamse land) als men deze buur het overpad weigert. Maar, zo kan men terecht stellen, het milieu dan? Daar zijn we toch de laatste jaren wel anders over gaan denken en dat moet de landbouw toch ook wel in de beschouwing betrekken. Het milieu is inder daad „in" en men hoeft bepaald niet tot de Club van Rome te behoren om aan de hand van allerlei gege vens te constateren, dat het niet ten onrechte is. We hebben, niemand uitgezonderd, kennelijk precies als bij het achterlicht op de fiets ook hier de politie agent nodig. Laten we maa'r hopen dat deze problematiek meer beklijfd dan de ontwikkelingshulp, die tot voor kort ,,m" was. We betwijfelen dan ook of er zulke vrij blijvende voorbeelden zullen zijn op dit terrein als op dat der ontwikkelingshulp. De rietsuikerzakjes, die notabene op gemeenten in een bietenproducerend gebied worden gehanteerd, zijn immers op zijn minst als vrijblijvend aan te mer ken! Het is bovendien een provocerend gebaar dat niet alleen tot weinig leidt, maar een gebrek aan in zicht toont in de werkelijke situatie, zowel met be trekking tot de problemen van de akkerbouwer in ons land als ten aanzien van de wereldsuikersituatie. Het is immers nu al zo dat voor de tekorten op de wereldmarkt anderen geen soelaas kunnen bieden en een beroep moet worden gedaan op de E.E.G.! De cij fers tonen bovendien aan dat we snel in de richting gaan van werkelijke tekorten. Het zal dan ook niet lang duren of in die zakjes zal ongeraffineerde biet suiker verdwijnen! Wü willen tegenover dit soort akties, die als losse flodders slechts een knal geven maar wel de omstan ders kunnen raken, de Aktie „Makevo" stellen, waar bij de Plattelandsjongeren in ons gebied een jonge man uit een ontwikkelingsland de kans gaven om zich hier vaktechnisch op landbouwgebied te bekwa men. Toegegeven, het was een enkel schot, maar doelgericht. Waar blijven deze bedoelde gemeenten met hun doelgerichte schoten? VAN dit terzijde te*rug nu naar de problemen rond het Land van Saeftinge en de vraagstelling, die we ons voorlegden ten aanzien van de milieuproble matiek. Nu moet zo menen wij bij dit onder werp een onderscheid worden gemaakt tussen de strijd tegen de vervuiling en die voor het behoud van een zo gedifferentieerd mogelijke flora en fauna. Dit laatste streven is in het bijzonder van toepassing op diegenen, die pleiten voor het behoud van het Land van Saeftinge. In zijn algemeenheid is dit streven eveneens van grote betekenis. De verschraling is nooit een verrij king. Maar wel moet dit streven ons inziens geplaatst worden tegen de achtergrond van een aantal reali teiten, zoals de beperktheid van ons grondgebied, de vele aktiviteiten, die hierop moeten plaatsvinden, de taak ook van andere landen en datgene wat we al doen. Er zijn in het pleidooi voor een onverkort behoud van het Land van Saeftinge een aantal stellingen ge slopen, althans de suggestie hiervan opgeroepen, waarvan de mogelijkheid van bewijs ons inziens twij felachtig is. Zo menen wij er een tweetal te kunnen onderkennen. De eerste is dat dit betreffendfe gebied door de aanwezige flora en fauna van uitzonderlijke betekenis is en mede door de grootschaligheid een uniek karakter heeft. De tweede, die wij meenden te onderkennen, is dat tot nog toe de natuur met de voeten is getreden, aan het behoud weinig is gedaan, terwijl impliciet het gevoelen wordt gewekt dat door iedere moderne ingreep steeds meer kapot wordt ge maakt. TEN aanzien van de eerste stelling moeten wij op- merken, dat wie kennis neemt van de argumen tatie, die een reeks van jaren ten aanzien van diver se gebieden die voor belhoud in aanmerking kwamen is aangevoerd, het op moet vallen dat deze steeds de zelfde is. Of het nu gaat om de Zwaakse weei, de 's-Gravenpoldörse weel, de graslanden in De Poel, het Koegat of de Puttingen, steeds zijn het dezelfde aspecten van flora en fauna. Het bijzondere is er voor ons dan wel af. Met be trekking tot de grootschaligheid kan men uiteraard verschillend denken. Maar ook van grootschalige ge bieden zjjn we toch bepaald niet verstoten. Gebieden van honderden hectares kunnen wij niet kleinschalig vinden. Bovendien gaat het hierbij todh ook om de funktie, die ze ten aanzien van flora en fauna vervul len. Dat iedere moderne ingreep een verlies bete kent, is een stelling waar geen bewijzen voor zijn of men moest enkele ook in onze kring betreurde missers als een bewijs aangrijpen. Er zijn wel aan wijzingen van het tegendeel: vanuit Friesland is be kend dat de ganzen de ruilverkaveling volgen; uit Drente is een onderzoek bekend, waaruit bleek dat de fauna in een ruilverkavelingsgebied rijker was dan in het omstreden stroomgebied van de Drentse Aa. Om dichter bij huis te blijven: Mr. Lebret wees nog niet zo lang geleden op de betekenis van het nieuwe Veersemeergebied voor de ganzen. Tenslotte wil ik in dit verband nog eens wijzen op de pas bekend geworden onderzoekingen van Prof. Dr. D. A. de Vries, waaruit blijkt dat de vogelstand in Nederland toeneemt. Dat de landbouw overigens niet ongeïnteresseerd staat tegenover natuurbehoud de interesse is er door de aard van het bedrijf integendeel als het ware ingebakken blijkt ook wel uit de cijfers. Van de 8000 ha natuurterrein (exclusief het Land van Saeftinge) ligt ongeveer 1100 ha in ruilver kavelingen. Dat deze terreinen in ruilverkavelingen niet altijd met gejuich worden ontvangen 'het zou onjuist zijn dat hier niet te vermelden heeft een heel andere oorzaak. Deze ligt namelijk in het feit dat in vele gevallen natuurbehoud gepleegd wordt op de rug van de boer. Hij moet namelijk servituten accepteren te hoge waterstanden en andere beperkingen in het gebruik die zijn bedrijfsvoering blokkeren of frustreren, veelal ook nog zonder tegenprestatie. En oh wee als de boer niet modern is. Hij valt niet onder het natuurbehoud. Zjjn aanwe zigheid is niet interessant als de Franse boer het voor deliger kan. Desalniettemin is de landbouw bereid te praten, naar oplossingen te zoeken, maar niet zonder andere belangen en het eigen belang in Ihet oog te houden. Het lijkt ons gezien de gemakkelijke entree, die de natuurbescherming in de ruilverkavelingen heeft, nog niet uitgesloten dat wanneer de schroef ten aan zien van dit ruilverkavelingsbeleid voor de landbouw nog verder zou worden aangedraaid, de natuurbe schermingskringen bij de heer Drees gaan aandrin gen op versoepeling van zijn standpunt. De tijd zal het leren. VOOR de landbouw ligt dachten wij een ge- sprek over andere mogelijkheden in andere ge bieden open. Bijvoorbeeld over een ander grootscha lig gebied, namelijk de Yerseke Moer lijkt mij in be ginsel met de landbouw te praten, indien primair staat dat een goede oplossing voor diegenen, die er nu een bedrijf hebben, wordt verkregen. Misschien dat in een driehoeksverhouding Ossenisse, Saef tinge, Yerseke Moer dan toch wat kan zitten. Tenslotte nog een enkel woord over de problema tiek rond de Leidingstraat. De Minister van Verkeer en Waterstaat heeft grote druk op de Kamer uitge oefend om het Wetsontwerp nog dit jaar door de Kamer te krijgen. De reden is kennelijk de grote urgentie van aan te leggen leidingen. Het wonder lijke is nu dat voor een enkele van deze leidingen al is voorzien door middel van de tot nog toe gebruike lijke procedure van de vestiging van een zakelijk recht. De Minister wijst nu ook op deze mogelijkheid voor de andere leidingen, terwijl voorts in de Memorie van Antwoord en Toelichting wordt toegegeven dat ook bij aanvaarding van de Wet een hele reeks aspec ten nog nader moeten wórden bezien. Het lijkt ons dat in de huidige situatie er geen en kele belemmering is tot aanleg van leidingen, gekop peld aan een planologische bundeling. Daarop was het tracée in West-Brabant ook gebaseerd. Het aanvaarden van een wetsontwerp, dat zo in grijpend is en waarover onvoldoende kan worden ge- spraken, komt cos dan ook ongewenst voor! Vergadering, het waren weer een aantal ak- tuele zaken, naar ik hoop in een zo ruim mogelijk kader geplaatst, die ik met U langs liep. Ik zag eigenlijk geen enkele aanleiding om van dit naar ik meen goede gebruik af te stappen. Niet alleen omdat ik straks misschien hoewel, ik heb het allemaal niet meer m de hand nog wel even gelegenheid krijg om een enkele minder zake lijke opmerking te maken, maar vooral ook om dat met de ZLM als zodanig niets aan de hand is. Zijn taak en opdracht blijft, al wisselen de leden en volgen de voorzitters elkaar opl

Krantenbank Zeeland

Zeeuwsch landbouwblad ... ZLM land- en tuinbouwblad | 1971 | | pagina 4